Recensie: Linda Boström Knausgård – De val van de Helios
Dat wat de buitenwereld gekte noemt
Het is bijna ondoenlijk om niet aan de Proustiaanse Mijn Kamp-cyclus van de in Zweden woonachtige Noorse schrijver Karl Ove Knausgård (1968) te denken, wanneer je de debuutroman De val van de Helios van diens echtgenote Linda Boström Knausgård (1972) onder ogen krijgt. Ook al speelt zijn ex-vrouw Tonje Aursland in diverse van de zes boeken van de serie een centrale rol en is na lezing van De val van de Helios duidelijk dat Linda zelf bij machte is om een tekst af te leveren die aankomt als een ferme klap in het gezicht.
Even een stukje mythologie. Wat voorafging, zeg maar. Oppergod Zeus spreekt tot zijn dochter Pallas Athena als tot zichzelf. Ze zijn één. Zij is immers, volwassen en in volle wapenuitrusting, de lans als een allesvernietigende bliksemschicht in de hand, geboren uit zijn hoofd. Bij de geboorte gingen de zeeën woest tekeer en beefde de aarde, tegelijkertijd werd echter ook de lucht geklaard. Athena, godin van de oorlog, maar ook het symbool van de reinheid die macht bezit over de natuurverschijnselen, die akkers zegent, het menselijk geslacht vermeerdert, opvoedt en beschermt. En Helios is de zoon van de Titanen Hyperion en Theia, verantwoordelijk voor zonsopgang- en ondergang.
Anna is een jaar of twaalf en heeft bij haar geboorte het hoofd van haar vader gespleten.
Het is mijn vader die in het bloed op de grond tegenover mij staat. Zijn wollen sokken zuigen het gulzig op en kleuren rood […] Dan schreeuwt hij. De schreeuw verscheurt alles. Ik zal nooit meer dicht bij hem zijn. Nooit meer met mijn hoofd tegen zijn borst rusten. We hebben elkaar net ontmoet en moeten meteen al afscheid nemen. […] In mijn borst verandert alle liefde in woede.
Ze verstopt het harnas en de lans en duikt naakt op in het besneeuwde dorp in het noorden. Een ambulance heeft inmiddels haar vader, Conrad genaamd, opgehaald nadat buren op het lawaai waren afgekomen. De oudere vrouw Greta ontfermt zich over haar. Die heeft uiteraard een aantal voor de hand liggende vragen. Conrad heeft geen kinderen. Heeft hij haar misschien verborgen gehouden? Hij is tenslotte een beetje vreemd. Als ze niet beter wist dan zou ze denken dat er een wonder was gebeurd. Maar Anna heeft geen antwoorden. Ze kan hoogstens aan de sneeuw vragen wie ze is en wat haar toekomst is. Al weet ze een ding wel heel zeker.
Greta was aardig. Dat begreep ik wel, ook al had ik het liefst de stoel waarop ik zat en het hele huis kapotgeslagen om wat ze over mijn vader zei. Ze weet niet beter, die gedachte maakte me rustig en ik begreep twee dingen: dat niemand ooit zou begrijpen hoe ik in Conrads keuken terecht was gekomen en dat ik daarom de rest van mijn leven alleen zou zijn.
Het barre noordelijke klimaat, het rurale landschap past goed bij de gemoedstoestand van het jonge meisje dat zich steeds meer in zichzelf terugtrekt. Het is somber, alsof de zon nooit meer schijnen gaat. Denk aan de uiterst noordelijke plaatsjes in Noorwegen die van september tot en met maart dag en nacht donker zijn. Anna is tegelijkertijd onwetend én alwetend. Het is dan ook geen wonder dat ze niet kan aarden in het pleeggezin van Brigitte en Sven. Zij hebben twee puberzonen, Urban en Ulft, en hadden altijd een meisje erbij willen hebben. In dit eerste deel schuurt Anna tegen een ‘normaal’ gezinsleven aan. Al praat ze niet veel. Getuige deze prachtige poëtische scène met de maatschappelijk werkster – waar de compacte, zoals dat zo mooi heet als een boek niet al te dik is, roman vol mee zit.
‘Greta wil je niet hebben. Maar ik moet wel weten,’ hoestte ze, ‘hoe je hier bent gekomen. Vertel het maar. Het is goed om het te vertellen.’ Ze zweeg even en ademde rook in en uit. ‘Ook al is het nog zo verschrikkelijk. Daarna voel je je beter.’ Alles werd stil. Ik keek naar het witte buiten. Iedere woord dat ze zei was als een slag. Zo veel woorden voor niets, dacht ik. Ik bedacht dat de sneeuw mooi was. Al dat wit. Ik bedacht dat ik dat kon zeggen. Op proef. ‘De sneeuw is mooi.’
Dat Op proef vormt de spil. Zo moet je schrijven. Laconiek. Met een draaipunt, een twist. De maatschappelijk werkster reageert niet. Brigitte en Sven komen haar ophalen. Anna wendt zich aan om papa tegen hem te zeggen omdat ze het woord ‘vader’ voor haarzelf houdt. Met de iets oudere Urban kan Anna het redelijkerwijs vinden. Hij heeft dan ook een onuitputtelijk geduld waartegen ze aan kan leunen. Ze begint met het schrijven van briefjes aan Conrad. Conrad die kennelijk in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft. Ondertussen wordt Anna door de plaatselijke dominee binnengehaald als een orakel. Elke zondag spreekt ze na zijn preek in tongen. Het buitenbeentje, wonderschoon overigens, goddelijk, zou je kunnen zeggen, waar de kleine gemeenschap wisselend op reageert, maar waar men over het algemeen bang voor is. Het zal overigens niet verbazen dat uiteindelijk blijkt dat Anna oud-Grieks spreekt.
Knausgård, of laten we haar om verwarring te voorkomen Boström noemen, al gaat het volgende ook voor haar man op, schrijft ontegenzeggelijk heel zinnelijk. Vooral wanneer Anna in dezelfde inrichting terecht komt als Conrad. De depressie, de psychose, wordt hier pijnlijk helder beschreven. Dat wat de buitenwereld gekte noemt, blijft voor elk van de bewoners een eigen wezenlijke realiteit. Slechts volgens de norm verschoven, scheef. Anna becommentarieert het leven en de dood op een uiterst erudiete wijze, al zeker voor een kind van een jaar of twaalf jaar oud. Maar zij is dan ook een godin (in het diepst van haar gedachten).
De val van de Helios is een krachtig boek, somber, gitzwart, maar evengoed ook sensueel en poëtisch. Een intense ervaring. Net als Schrijver, het vijfde boek uit de cyclus van echtgenoot Karl Ove dat een paar weken geleden verscheen. Haal de familie Knausgård in huis!
Guus Bauer
Linda Boström Knausgård – De val van de Helios. Vertaald door Maydo Marwijk Kooy. World Editions NL, Breda, 126 blz. € 15,95.