Recensie: Maarten ’t Hart – Een vlucht regenwulpen
De wil om te leven
Maarten is deskundige op het gebied van de weefselkweek. Een vakgebied met toekomst. Het zal niet lang meer duren of de menselijke soort zal zich klonend in stand kunnen houden. Het is ook een vakgebied dat uitstekend past bij de persoon Maarten: tot dan toe leeft hij solitair en een natuurlijk manier van voortplanting zit er niet. Zijn enige grote liefde, Martha is getrouwd met een ander, en zo blijft alleen het verlangen naar haar over. Een vriendin of vrouw krijgen lukt hem niet. Als hij, eenmaal gevierd wetenschapper geworden, in Zwitserland een substituut zoekt voor zijn enige liefde en een prostituee wil meenemen die op Martha lijkt krijgt hij de kous op z’n kop. Zelfs de hoeren wijzen hem af.
Een vlucht regenwulpen, dit jaar het campagneboek van Nederland Leest is een boek waarin de begrippen isolement en eenzaamheid, het woord wordt een paar keer nadrukkelijk genoemd, in allerlei lagen van het boek van belang zijn. Het isolement begint al letterlijk omdat Maarten, enig kind, met zijn moeder en zijn vader, die een tuinderij heeft, afgelegen wonen. Hij heeft geen kinderen om mee te spelen. Hij brengt zijn dagen door in gezelschap van vogels. Een start in het leven met fatale gevolgen op liefdesgebied.
Als Maarten naar Zwitserland rijdt voor een congres, voert hij een denkbeeldig gesprek met Jakob. Wat deze vriend aan Maarten vertelt, is dus in wezen een zelfanalyse op wetenschappelijke gronden.
Je hebt, al zit je dan niet in het vak zoals ik, ook gehoord over dierproeven met aapjes die ze, helemaal alleen, bij kunstmoeders groot laten worden. Die kunnen later geen contact maken met anderen, geen seksuele relatie aangaan. Hebben ze wel een echte moeder maar geen speelmakkertjes dan wordt het later ook grote ellende. Spelgedrag is net zo belangrijk voor jonge zoogdieren als goede voeding. Jij bent als jong zoogdier helemaal op je eentje groot geworden, geen broers of zusters, geen vriendjes, niks. Daardoor ben je net zo contactgestoord als die aapjes, je kunt geen relaties maken.
Maarten is zich al op jonge leeftijd bewust van zijn solitaire gedrag. Op school neemt hij de werkelijkheid het liefst waar achter glas. Liever kijkt hij naar spelende kinderen op het plein, dan mee te doen met het spel.
Maar omdat ik kijk kan ik er niet spelen. Als ik ’s morgens over het plein loop, verdubbel ik mijzelf: ik ben immers altijd aanwezig achter de ramen vanwaar ik het plein overzie, ik kan niet op het plein lopen, dan ben ik mijzelf niet, dan loopt er een ander.
Die angst voor een plein blijkt al als hij voor het eerst de vertrouwde omgeving verlaat en met zijn moeder naar de dokter in het dorp gaat om zijn amandelen te laten knippen. Een groot leeg plein waar de schaduw van de kerktoren overheen valt beangstigd hem zo dat hij om die schaduw wil heen lopen. Ik heb daar wel eens een Freudiaanse verklaring over gehoord, maar je zou er ook een eerste weerzin tegen de kerk in kunnen zien. Het pijnlijke knippen van de amandelen is meteen het eerste verraad van de moeder. Zij was er toch om hem te beschermen? Waarom heeft ze dit toegelaten. Het is een voorbode van het verraad van God als de moeder van Maarten keelkanker krijgt en een lijdensweg aflegt voordat ze sterft. Het onrecht dat hij daarover voelt, bevestigt nog een keer zijn ongeloof: een rechtvaardige God had dat niet toegestaan.
Er zit een mooi klassiek uitgewerkt Oedipuscomplex verscholen in Een vlucht regenwulpen. De liefde die hij voelt voor zijn moeder, in een mooie scène waarin ze haar haar borstelt wordt dat nog eens onderstreept, vindt zijn tegenhanger in de relatie met zijn vader. De confrontatie komt naar aanleiding van een geloofskwestie, Maarten wil, om Martha te zien, naar een andere kerk gaan. Op de fiets nog wel. Vader wordt woedend, maar dan worden de rollen omgedraaid.
Hij wilde me slaan maar ik omklemde zijn handen en deed zijn armen omlaag. Zijn gezicht werd donkerrood, hij worstelde om zich te bevrijden uit mijn greep maar al zijn moeite was vergeefs.
Maarten ’t Hart verweeft de verschillende lijnen over geloof liefde en isolement op een uitstekende manier en het is in retrospectief volstrekt onduidelijk waarom het manuscript van dit boek zeven jaar lang in de la heeft gelegen. De roman wordt ook niet, zoals zijn latere werk, ontsierd door nogal oubollige zinnen. Stilistisch is ’t Hart in zijn beginjaren op zijn best.
Het boek eindigt met een louterende val van een berg. Als hij, slechts lichtgewond vele meters lager ligt, constateert Maarten opgelucht dat hij niet bang is geweest en dat hij tijdens de val de wil voelde om te overleven. De angst dat hij binnenkort zou overlijden, is niet bewaarheid en er komt een glimp terug van het geloof van zijn moeder. ‘Hier had ik ook bloedend kunnen liggen denk ik. Hij heeft wel toegelaten dat mijn voet wankelde, maar nu doet Hij me dan toch nederliggen in grazige weiden.’ Op de terugweg krijgt hij een openbaring. Nog eenmaal een lang citaat:
Als ik rustig voortloop over de vlakte – het zou een plein kunnen zijn, een groot plein dat niet beangstigend is, en de Oberberghorn zou een toren kunnen zijn, die nu eenmaal als een vinger Gods aan een plein hoort te staan, hoog en schrikwekkend […], is het of ik al mijn angsten en frustraties, al dat onheilspellende gejammer over mijzelf waarover ik niet met anderen praten kan omdat niemand het begrijpt, omdat ze altijd andere problemen hebben, echte problemen zoals huwelijksmoeilijkheden waaruit soms een echtscheiding voortkomt, maar geen pleinvrees, geen dwanggedachten, geen dromen van nooit werkelijkheid wordende liefde, achter mij heb gelaten en of ik daarvoor het besef heb teruggekregen dat ik tenminste iets begrijp van het leven, dat ik het voel tintelen in mijn vingertoppen, dat het een droom is, een verlangen, even immaterieel als het rood van de toppen, even vluchtig als de muziek van Schubert, ongrijpbaar maar echter dan de werkelijkheid.
Misschien is een van de succesfactoren van het boek wel dat de hoofdpersoon, ondanks de voortdurende vrees dat hij snel zou overlijden, ondanks de gedachte aan zelfmoord, als het erop aankomt, het leven toch omarmt.
Coen Peppelenbos
Maarten ’t Hart – Een vlucht regenwulpen. CPNB, uitgave bij de campagne Nederland Leest. Gratis voor leden van openbare bibliotheken.
In het boek komt het zinnetje: avant ou après l\’amour. Waartoe heeft dit betrekking? Ik heb er al over nagedacht maar kan het niet plaatsen.