Recensie: Paolo Giordano – Het zwart en het zilver
‘Misschien is het beter zo.’
Na het immense succes van zijn debuutroman De eenzaamheid van de priemgetallen (2009) werd natuurkundige Paolo Giordano (1982) tot zijn schrik van vorser naar de eigenschappen van quark-deeltjes zelf onderwerp van onderzoek. Weliswaar schreef hij nadien nog een paar verhalen, maar het literaire circus zorgde ook voor een writer’s block. Hij trok zich ergens in zijn geboorteland Italië terug. Pas na een tweetal verblijven als ‘embedded’ schrijver bij de troepen in Afghanistan, had hij voldoende rust gevonden om een nieuwe roman af te leveren. Het menselijk lichaam is even onpretentieus en trefzeker als zijn debuut.
En dat geldt ook voor zijn nieuwe roman Het zwart en het zilver. Een huldeblijk aan de huishoudelijke hulp van een jong gezin met een kind. Een waargebeurde geschiedenis verwerkt tot een verhaal, aldus Giordano. ‘Hoewel het hier en daar afwijkt van de werkelijkheid, verandert daardoor niets wezenlijks aan de personages waarop het is geïnspireerd.’ De kern van literatuur, me dunkt.
Signora A. is de kinderloze weduwe die het gezin van de verteller, een wetenschapper van een jaar of dertig, zijn vrouw Nora, een interieurontwerpster, en het jongetje Emanuele draaiende houdt. Zij is een wensouder, iemand die ouderwetse waarden meeneemt naar het moderne huishouden, de vrouw kookt, de man hanteert de boormachine. Nora had een moeilijke zwangerschap en moest een paar maanden plat liggen. Niet haar moeder, maar Signora A. was regelmatig naast haar bed te vinden.
De roman opent met de dood van Signora A. Zij is bijna een meubelstuk geworden in het huishouden, een vanzelfsprekendheid. De verteller is eigenlijk een beetje verbaasd over het heengaan van de vrouw, ondanks het feit dat ze al bijna een jaar ziek was. Haar onverzettelijkheid leek eeuwigdurend. Giordano plaatst hier een paar rake kanttekeningen bij. Precies nonchalant genoeg. Nora, net aangekomen op het vliegveld van een buitenlandse klus, wordt telefonisch ingelicht over de datum van de begrafenis.
Ze zei goh, oké, dinsdag dus, en daarna zei ze een van die zinnetjes de we paraat hebben voor als we iets moeten zeggen maar niet de juiste woorden kunnen vinden: ‘Misschien is het beter zo.’
Zowel de wetenschapper als Nora verzinnen elk een gedachte van troost. Zij meent dat de signora gewacht heeft met sterven totdat zij klaar was met haar opdracht, hij meent dat ze gewacht heeft tot na zijn verjaardag.
Dat is het enige wat we kunnen doen als iemand doodgaat – iets bedenken wat de pijn kan verzachten, geloven dat de overledene een liefdevol, laatste gebaar heeft gemaakt dat alleen voor ons bedoeld was, zo met de toevalligheden schuiven dat ze betekenis krijgen.
Dat valt niet te ontkennen. Langzaam legt Giordano middels de naamloze verteller laag op laag met betrekking tot de betekenis van de signora. Haar aanwezigheid, nog niet eens in den lijve, doet de wetenschapper het belang van zijn eigen kinderjuf inzien, van het bindmiddel dat deze vrouw voor zijn verhouding met Nora is. Als een erkenning van hun liefde. Iemand die de waarde weet in te schatten. Nu de signora er niet meer is lijken ze beiden aan de oprechtheid te twijfelen. Maar voorlopig houden ze dat verborgen voor elkaar.
Er sluipt ontreddering in het gezin. De wetenschapper begint weer aan slapeloosheid te lijden. Zijn pragmatische kant dringt zich naar voren. Het ontbeert hem aan troostrijke, warme herinneringen die anderen naar believen kunnen oproepen. Hij dreigt terug te keren naar zijn leven van voorheen. Kaal en sober, door Nora en de signora ingericht. Een noodkreet van Giordano. Een strikt coherent opgevoed modern mens, heeft het moeilijker dan iemand met een overtuiging, of die nu zinnig is of niet. Het denken van de signora is een mengeling van katholicisme en volksgeloof. Zij heeft thuis een kamer met relikwieën van haar overleden man, iemand met wie ze maar vijf jaar oprecht geluk heeft meegemaakt. Hijzelf heeft alleen herinneringen op zijn moederbord, beseft hij. In huis staat zelfs geen babyfoto van Emanuele.
Het overlijden van de signora is een reflectiepunt voor de verteller. Hij waagt het eigenlijk voor het eerst om de verhouding met zijn vrouw te onderzoeken. Hij is een melancholicus, vol met ‘zwart levenssap’, terwijl Nora vol zit met levensvreugde. Een bittere conclusie:
Uiteindelijk zijn we bijna nooit gelukkig of ongelukkig door wat ons overkomt, we zijn het een of het ander afhankelijk van het levenssap dat in ons stroomt, en het hare is vloeibaar zilver, het witste van alle metalen, de beste van alle geleiders, het metaal dat het felst weerkaatst.
Weet de wetenschapper zichzelf wakker te schudden nu hij dankzij de dood van de signora doordrenkt is van het feit dat hun beste jaren langzaam vervliegen? Zal het zwart langzaam met het zilver mengen? Voor de goede verstaander is de afloop duidelijk. Giordano wijt er slechts een tussenzinnetje aan, zoals dat hoort in een laconieke roman die evengoed met doordachte bespiegelingen en spiegeleffecten de eenzaamheid binnen een relatie, ziekte en dood en de twijfel aan de liefde tot nadenken stemmend beschrijft.
Guus Bauer
Paolo Giordano – Het zwart en het zilver. Vertaald door Pietha de Voogd en Mieke Geuzebroek. De Bezige Bij, Amsterdam, 158 blz. € 16,90.