Recensie: Sander Bink – Carel de Nerée tot Babberich en Henri van Booven
Den Haag in extase
De meeste lezers vinden tegenwoordig Extaze, een roman van Louis Couperus uit 1893, behoorlijk bizar. Op het einde van de negentiende eeuw werd echter met het boek gedweept. Lodewijk van Deyssel vond Extaze subliem en was dag en nacht van de roman vervuld. Een andere bewonderaar was de jonge schilder Carel de Néree tot Babberich (1880-1909), die een aantal tekeningen maakte, geïnspireerd door de romanpersonages Cécile en Jules. Hij hield overduidelijk van geëxalteerde figuren in de stijl van Audrey Beardsley en Jan Toorop.
De carrière van Carel de Néree duurde maar kort, hij stierf nog geen dertig jaar oud aan tuberculose. Sander Bink, de schrijver van dit mooi uitgegeven boek, gebruikt de jonge kunstenaar om een beeld te schetsen van Den Haag rond 1900. Couperus was toen zijn geboorteplaats allang ontvlucht, maar er waren voldoende kleurrijke figuren overgebleven om er een boeiend verhaal van te maken. Neem bijvoorbeeld de schrijver Henri Borel, die schaamteloos jonge meisjes begeerde. De Néree was een adellijke dandy, die op het Ministerie van Buitenlandse zaken werkte en daar zijn tijd vulde met het lezen van jaargangen van De Gids en tekende op briefpapier van zijn werkgever. Hij koesterde een heimelijke liefde voor Claartje Rijnbende – vanzelfsprekend een fragiele schoonheid – die helaas protestants was en daarom nooit met de roomse De Néree zou mogen trouwen. Maar volgens een vriend stond De Nerée ‘als Oscar Wilde tegenover de vrouwen’ en een huwelijk was daardoor toch al niet realistisch.
Een tijdlang vergezelde de journalist Henri van Booven (1877-1964) De Nerée op zijn nachtelijke tochten door Den Haag. Dansten ze niet in het Kurhaus dan vulden ze hun avonden met lange gesprekken over literatuur. Sander Bink citeert royaal uit hun teksten, maar het niveau van Couperus halen deze auteurs bij lange na niet. Van Booven schreef later wel de eerste (veel bekritiseerde) biografie van Couperus. Zijn vriendschap met De Nerée (die na een paar jaar ernstig bekoelde) bleef hem ook bezighouden. In veel van zijn romans duikt deze hoogmoedige en zeer getalenteerde kunstenaar op.
In kort bestek schetst Sander Bink het culturele leven van de hofstad. Rond zijn twee hoofdpersonen heeft hij een groot aantal andere figuren geplaatst – schrijvers, schilders, de moeder van De Nerée – die samen een levendig tableau vormen. Den Haag was niet een uiterst decadente, verdorven stad als Parijs. Maar talent was er volop te vinden, zoals de prachtige affiches, boekomslagen en tekeningen van Toorop, ‘Henricus’ en vooral Carel de Nerée zelf laten zien. Overigens: wel jammer dat nergens de verblijfplaats van deze kunstwerken wordt vermeld. Een nadeel van de brede benadering van het onderwerp is dat de levens van De Nerée of Van Booven nauwelijks uitgediept worden. De feiten die de schrijver over hen geeft zijn interessant, maar vormen nog lang geen psychologisch portret van de beide getalenteerde mannen. De kern van hun vriendschap blijft bijvoorbeeld raadselachtig. Van Booven bewonderde De Nerée mateloos, maar waar deze adoratie op was gefundeerd blijft schimmig.
Dit boek verschijnt ter gelegenheid van een tentoonstelling over Carel de Nerée (en Henri van Booven?) in het Louis Couperus Museum. De titel van de expositie luidt Witte Nachten, de titel van de eerste roman van Henri van Booven. Merkwaardig genoeg besteedt Bink maar een korte alinea aan Witte nachten. De lezer moet dus zelf naar Den Haag reizen om nadere verbanden te leggen. Een voordeel van zo’n reis is dat de prachtige tekeningen, die De Nerée rond Extaze maakte, bijna aangeraakt kunnen worden.
Doeke Sijens
Sander Bink – Carel de Nerée tot Babberich en Henri van Booven. Den Haag in het fin de siècle. WBooks in samenwerking met Louis Couperus Museum, € 14,95.
Kleine toevoeging: op p.64 in het colofon staan de bronnen van de afbeeldingen