Boeken die ik twaalf jaar niet heb gezien (23): Oscar Wilde
Het moet een treurige dag zijn geweest voor Oscar Wilde, de 24e april 1895. Toen werd vanuit zijn huis aan Tite Street in Londen zijn bibliotheek in het openbaar geveild, op last van zijn schuldeisers. De auteur zat al sinds 4 april in de gevangenis en was er niet bij toen zijn boeken, schilderijen en diverse andere bezittingen onder de hamer gingen. Een fragment van Wilde’s bibliotheek is door Paul van Capelleveen teruggevonden in de Koninklijke bibliotheek. Hij doet er op de weblog van de KB verslag van.
Waarom zat Wilde in de gevangenis? Omdat hij de vader van zijn minnaar Lord Alfred Douglas (‘Bosie’) wegens laster had aangeklaagd – en deze John Douglas, de negende markies van Queensberry, liet dat niet op zich zitten. Wilde werd door de machtige en invloedrijke, harteloze markies gemangeld en verdween voor twee jaar in het gevang wegens ‘gross indecency with other men’. Wilde was beroemd, maar de vader van zijn minnaar wist hem er toch in te luizen.
Het schandaal dat de veroordeling veroorzaakte is misschien niet meer na te voelen, maar het is nog steeds de meest besproken episode uit Wilde’s leven. Zelfs mensen die nooit een boek van hem gelezen hebben weten in elk geval dat hij ooit diep is gevallen. In zijn eigen tijd was het een schandaal van ongekende omvang. Wilde werd door bijna iedereen in de steek gelaten en van de meest gevierde (toneel)schrijver veranderde hij in de meest beschimpte society-figuur. Hij was Onno Hoes en de zoon van Dries Roelvink in een – aangelengd met humor, talent en genie, dat wel.
Natuurlijk was het, zelfs met de ogen van toen, een schandaal dat Wilde in het gevang werd gegooid. Sodomie was strafbaar, maar moest je het wel heel erg bont maken wilde je ook echt in de gevangenis terecht komen. Het grote schandaal in de zaak Wilde lag erin dat Wilde ten onder ging omdat zijn minnaar, de ongerichte vuurpijl Bosie, hem tegen zijn vader opzette. Bosie zelf durfde het niet tegen papa op te nemen en hij vermoedde dat een beroemdheid als Wilde er wel mee weg zou komen. Hierin had zou hij geen gelijk krijgen.
Dat grote schandaal is de achtergrond van de lange brief De Profundis, die Wilde in de gevangenis Reading Gaol aan Bosie schreef. De pocket waarin de tekst verscheen, aangevuld met wat kleinere beschouwingen en wat gedichten, inclusief ‘The ballad of Reading Gaol’, vond ik terug in een van de bananendozen. Ik herlas hem en was minder onder de indruk van de brief dan ik dacht te zullen zijn. Want ooit, ooit was ik een liefhebber van het werk van Wilde, vrees ik.
Zijn The picture of Dorian Gray en zijn sprookjes (ooit geschreven voor zijn kinderen) las en herlas ik in de tijd toen de decadentie op de loer lag: ik was twintig, ervan overtuigd dat ik vroeg zou sterven en zonder liefde de rest van mijn dagen diende uit te zitten (wat in wezen ook is uitgekomen, al ben ik nu veel ouder), ik dweepte met Wilde’s wit, zijn elegante formuleringen en zijn compromisloze toewijding aan de kunst (‘All art is quite useless’).
Want ja, ook die opmerking meende ik te begrijpen: een kunstwerk is, en staat altijd op zichzelf, het heeft niets te maken met politiek, ethiek, met nut… Kunst mag je alleen maar beoordelen als eh… nou ja, als kunst. Iedereen hoort zijn tengels verder van het kunstwerk af te houden, althans, iedereen die er zijn tengels met een ander doel naar uitsteekt dient te worden bestreden, of beter nog: verpletterd. Het waren roerige tijden, waarin we in Nijmegen behaaglijk wegzakten in het moeras van onze eigen decadentie light.
Politiek en ethiek hebben Wilde toch nog achterhaald. In zijn brief aan Bosie probeert hij weliswaar nog de autonome kunstenaar te spelen, maar je merkt al lezend dat de rek er een beetje uit is. De klap die de veroordeling en de openbare verkoop van zijn spullen betekende, aangevuld met de vileine artikelen die her en der over hem verschenen, hebben de auteur murw geslagen. Hij gelooft er niet echt mee in. Het is het einde van een weg, dat heeft hij wel door. En als zijn vrouw van hem scheidt en zijn kinderen hem worden ontnomen, komt daar nog een extra mokerslag bij.
Wat doet Wilde om zijn positie als schrijver en publiek figuur te redden? In de eerste plaats schrijft hij Bosie uit zijn leven. Dat gebeurt met grof geweld. Niets moet hij meer van deze genotzuchtige, spilzieke, hem-een-rad-voor-de-ogen-draaiende figuur hebben. Nooit, nooit meer. (Het is in dit verband goed om te weten dat ze na de vrijlating van Wilde toch weer hebben samengewoond.) Wilde gaat zo grof tekeer tegen Bosie dat je maar tot één conclusie kunt komen: hij houdt zielsveel van die ellendeling. Te veel waarschijnlijk. En hij weet dat het niet goed voor hem is. Wat hem niet weerhoudt van, nou ja, en zo voort.
Bosie is de zon waaromheen Wilde cirkelt. Hoe vreemd dat ook klinkt en hoe goed Wilde ook kan uitleggen waarom het niet kan en niet goed is – het gebeurt toch. Alle ellende die hem overkomt is natuurlijk vreselijk, en veel van die ellende mogen we op het conto van Bosie himself schrijven, maar toch is Wilde zelfs in zijn afwijzing stapelverliefd op hem. Hij houdt van hem, tot aan zijn einde in 1900 toe. Wilde is het levende voorbeeld van hoe de liefde iemand kan verscheuren. Al zijn bon mots liggen aan scherven waar het Bosie betreft.
Daarnaast probeert Wilde in kaart te brengen hoe zijn positie in ‘het wereldje’ er voorstaat. Niet best. Op een paar vrienden na wil niemand hem meer zien. Wilde is besmet. Wilde is niet langer een graag geziene gast. Wilde moet stilzitten, want hij wordt drastisch geschoren. Hij probeert er luchtig over te doen en ook dat lukt niet. Hij leeft op als hij nieuwtjes ontvangt. Voor iemand als Wilde moet het vreselijk zijn geweest om verstoken te zijn van roddels en berichten, de motor van zijn welsprekendheid valt bijna stil, en komt alleen op gang als hij even iemand een (erg geestige) sneer kan geven.
Het meest verwonderde mij zijn identificatie met Christus. Goed, deze man heeft ook geleden, en hij heeft zich net als Wilde opgeofferd. Daar houden de overeenkomsten echter op volgens mij. Christus leed voor de mensheid, Wilde deed een mislukte poging om de vaderhaat van Bosie te koelen. Wilde is een mens en moet zijn in scherven gevallen leven overzien. Christus was – nou ja, een ander verhaal. Natuurlijk snap ik Wilde’s fascinatie voor Christus, maar bij herlezing zag ik er ook wel wat bigotte kantjes aan. Wilde lijkt vooral uit op zelfvernietiging, ook al heeft hij nog zo goed door hoe de zaken er voorstaan.
De Profundis (hier deels te lezen) is een en al stijl. Wilde kon zo goed schrijven dat hij zelfs vanuit de diepten met een literair werk kon reageren op zijn situatie. Waarom de brief nu nog wordt gelezen? Ik vermoed omdat het een document is waarin het hele schandaal wordt samengevat. Niet om de literaire inhoud, die weliswaar boeiend is maar soms ook, het spijt me dat ik het na al die jaren moet zeggen, een beetje larmoyant. Wilde wilde zich bevrijden van de demon die Bosie heette. En dat is hem niet gelukt.
You came to me to learn the Pleasure of Life and the Pleasure of Art. Perhaps I am chosen to teach you something much more wonderful, the meaning of Sorrow, and its beauty. Your affectionate friend Oscar Wilde.
Dit is het hartverscheurende, en ook verscheurde einde van de brief. Wilde kan het grote probleem (waarom is mij dit overkomen?) niet oplossen. Omdat hij de rol van zijn minnaar ziet zonder zich daaraan te kunnen onttrekken.
Chrétien Breukers