Column: Guus Bauer – Compromisloos
Compromisloos
In de tijden dat tafelheren ongegeneerd tot soms wel drie keer aan toe hun boeken hoog mogen houden, dat een schrijfster eveneens mag aanschuiven vermits ze haar beroemde echtgenoot meeneemt, dat dochters van al dan niet overleden literatoren breed worden weggezet – een recensie van de debuutroman van jongejuffrouw de Winter volgt – is het een verademing als een der echte groten van de literaire Olympus zich verwaardigt om af te dalen. Ja, penvriend Graham Swift komt, waarschijnlijk inclusief zijn Waterman Exception met lichtblauwe inkt, midden februari naar Nederland ter opluistering van de publicatie van zijn flonkerende verhalenbundel Engeland en andere verhalen, maar in dit geval heb ik het over de initiaalgenoot die van zijn heuvel in de Eifel naar Amsterdam was afgezakt.
De illustere bibliotheek van de hoofdstedelijke dierentuin was het decor van een causerie van onze lievelingsdroogkloot. Heel toepasselijk voor hovenier en natuurschrijver Gerbrand B. (Ook in de betekenis van een schrijver die heel natuurlijk schrijft. In de zin van: vanzelfsprekend, laconiek, aards, fijn zonder vermoeiende metaforiek.) Artis Natura Magistra: de natuur is de leermeesteres van de kunst.
Schrijvers uit Oost had de initiaalgenoot uitgenodigd om over zijn inspiratiebronnen te worden ondervraagd en zijn speciaal voor deze gelegenheid geschreven kortverhaal, waarin de buurt een rol speelt, te komen voorlezen. Hij, geboren op de grens van West-Friesland, houdt nog een maisonnette aan op een der oostelijke eilanden.
Amsterdam-Oost brengt van oudsher schrijvers voort die hun sporen nalaten in de gehele Nederlandse literatuur, van Nescio tot Slauerhoff, en van Gustaaf Peek tot Tim Krabbé. Dit wordt in kaart gebracht door het literaire live-programma Schrijvers uit Oost. Vanaf mei 2012 tot mei 2013 werden er zes edities georganiseerd waarbij doorgaans een schrijver uit het stadsdeel hoofdgast was. In een levendig gesprek werd ingegaan op diens inspiraties. Iedere editie werd gebracht op een andere plek. Nieuw talent werd gevonden met de wedstrijd Schrijf je Straat.
Voorwaar hulde. Zinderende bijeenkomsten, aldus de redactie, die zijn uitgemond in de verhalenbundel Oost met bijdragen van onder meer Gustaaf Peek, Anton Valens, Maartje Wortel, Tjitske Jansen, Philip Snijder, Anja Sicking, Ivo Victoria, Wanda Reisel, Rob de Graaf en Huub van der Lubbe, de man van de in de openingsalinea genoemde schrijfster, die, opnieuw hulde, niet op de voorwaarde van het doordraaiprogramma was ingegaan, al meldde zij bij de nazit ‘dat het tegenwoordig nu eenmaal zo werkt.’
Wij weten en berusten vooralsnog. Na wat verbazing over de aanwezigheid van de inktslaaf, immers zelf ook niet meer woonachtig in Amsterdam maar op een bescheiden terpje, en prikkelend gezoen – het was nog movember – stelde de initiaalgenoot een leerling voor die hij onder zijn hoede heeft genomen in casu quo heeft overgenomen van de Groningse schrijfacademie waar hij allereerst door Coen Peppelenbos was ingewijd in de literaire beginselen.
‘Ik wilde een stukje schrijven over je Amsterdamse optreden, a la Sir Edmund,’ zei ik.
‘Waarvoor dan?’
‘Voor Tzum.’
‘Juist ja, hoofdredacteur Coen Peppelenbos begint een behoorlijk zure, ouwe provinciaal te worden met al die klaagberichten.’
(Let wel: met een glimlach en natuurlijk een te imponeren leerling in de buurt.)
Gerbrand las een viertal stukjes van zijn weblog voor over wandelingen met zijn hond Jasper. ‘Ik ben niet zo goed in het schrijven van een kort verhaal.’ De redactieleden schrap interviewers knikten welwillend. Ook het veertigkoppige publiek, meer mocht er niet in vanwege de vochtigheidsgraad van de oude boeken, nam het lankmoedig op. Ik zei het reeds: de initiaalgenoot is een beroepsdroogkloot (meestal) bedreven in het kouten. Een onpoestig type. (Dat wil zeggen: hij blaast niet al te veel. Maakt zich niet zo druk als uw inktslaaf.)
We scheerden langs zijn ondertitelwerk, zijn etymologische werk – vandaar het poesten in plaats van poetsen, Assepoester blaast de as weg – langs de kinderboekenschrijver Dolf Verroen, een langjarige vriend en inspiratiebron – ‘grote huizen, lekkere whisky, dat wilde ik ook wel. Maar ik kan geen kinderboeken schrijven.’ Laten we Perenbomen bloeien wit dan maar een cross-over noemen – en natuurlijk langs Han Voskuil (1926 – 2008) en zijn meer dan vijfduizend pagina’s tellende Het Bureau, het in summiere bewoordingen en zeer gelijkmatig geschreven zevendelige epos over diens dertigjarige carrière bij het Meertens Instituut.
‘Het kan, het mag. Op die manier daarover schrijven,’ zei de ondervraagde. ‘Voor de Duitse versie van deel drie heb ik een nawoord geschreven. Na herlezing van dat deel ben ik gewoon weer verder gegaan met het opnieuw lezen van deel vier. Nog een inspiratiebron is de roman Lord of dark places van de zo goed als vergeten Amerikaanse zwarte schrijver Hal Bennett.’
(Uitgevers opgelet! Een mogelijke herontdekking.)
Het kan, het mag. Zo is het! Literatuur moet compromisloos zijn.
Guus Bauer
p.s. : De leerling-droogkloot kreeg na afloop Bauer maakt vrienden mee. Hij meldde per mail dat hij er gedurende de treinreis met veel plezier in had gelezen, al moest hij af en toe ook peinzend uit het raam staren vanwege een schone deerne. ‘Ik ben benieuwd naar ander werk van je.’ Die jongen komt er wel. Onthoudt die naam: Tjark Holthuis.