Getuige Simenon (11) – La neige était sale
Chrétien Breukers (De Contrabas) en Mark Cloostermans (De Standaard) duiken onder in het oceaangelijke oeuvre van Georges Simenon, de man van vierhonderd boeken. Naar aanleiding van de 25ste verjaardag van Simenons overlijden lezen zij een selectie van 25 titels, zowel Maigrets als romans durs, zijn ‘serieuze’ romans. Twee Tzum-bloggers om Simenon op de hielen te zitten.
Eind 1948 schreef Georges Simenon aan zijn uitgever: ‘Ik heb zopas mijn beste roman geschreven.’ Hij had het over La neige était sale, ‘De sneeuw was vuil’, in het Nederlands vertaald als Het bloedspoor in de sneeuw.Het gebeurt wel vaker dat lezers de wenkbrauwen fronsen, als een schrijver zijn favoriete boek aanwijst. Het is altijd iets obscuurs uit zijn oeuvre, geapprecieerd door weinig lezers. Nu is La neige était sale wel een bijzonder boek. Het is ten eerste een lànge Simenon. Terwijl de vroege Maigrets afklokken op een schamele 140 bladzijden in grote druk, heeft Simenon dit keer 250 dichtbedrukte vellen afgeleverd. Voor zijn doen is La neige dik.
Er is ten tweede het probleem van de locatie. Waar speelt dit verhaal zich in vredesnaam af? Stemmen op het internet beweren dat dit een roman is over WO II, sterker nog, één van de beste romans over het bezette Frankrijk tijdens WO II. Maar als we ons in Frankrijk bevinden, waarom dragen alle personages dan Duitse namen? De hoofdpersoon heet Frank Friedmaier, zijn moeder heet Lotte. Zijn overbuurman, zo belangrijk in de roman, heet Holst. Andere personages heten Kromer, Bertha, Berg, Timo, Hamling… Laten we aannemen dat Simenon de Fransen Duitse namen heeft gegeven (en de vertegenwoordigers van de bezettingsmacht helemaal geen namen) – zijn we wel zeker dat dit Frankrijk is? Het kan ook Luik zijn. Het kan eender waar zijn. Wat we nodig hebben is een stad, een boordevol appartementsblok vol hongerlijdende mensen en buiten een keihard bevroren sneeuwlaag. De Amerikaanse schrijver William T. Vollmann stelt, in zijn nawoord bij Dirty Snow, dat de ‘dreamy, stifling, menacing vagueness’ van de locatie hem doet denken aan Philip K. Dick. We zijn vér verwijderd van het roezemoezige Parijs: La neige is meer scifi dan Maigret.
Een luizenleventje
Frank Friedmaier, net 18 geworden, heeft weinig reden tot klagen. Ja, ergens woedt een oorlog, de stad is bezet, mensen worden opgepakt en verdwijnen spoorloos, de bevolking lijdt honger. Maar Frank, als zoon van een bordeeleigenares, lijdt een luizenleventje. Terwijl de rest van het flatgebouw rilt van de kou, is de kolenkelder van het bordeel tot de nok toe gevuld. Seks is altijd binnen handbereik, zakgeld geen probleem. Ook de koelkast is vol: dat is de voornaamste reden waarom de prostituees zich door Lotte, Franks moeder, als slavinnen laten behandelen.
Er was meer verwarming in het appartement dan in de rest van het gebouw samen. Misschien kwam er een moment waarop de andere bewoners tegen de buitenmuur van hun appartement zouden leunen, om een beetje van hun warmte te stelen.
Rondhangend in de nachtclub van Timo, tussen de zelfverklaarde zware jongens, komt Frank dat het tijd is om zijn maagdelijkheid te verliezen. Niet zijn seksuele, maar zijn “moordmaagdelijkheid”. Hij kiest een klant van Timo’s, een militair uit het bezettingsleger, en wacht die op in een steeg, gewapend met een mes. Kort voordat Frank de “zinloze” moord uitvoert, loopt zijn buurman voorbij. Frank hoest en zorgt ervoor dat Holst hem heeft gezien. Hij wil dat Holst later, als de moord nieuws wordt, één en één bij elkaar optelt. Holst staat zwak, dat weet Frank. Hij is een intellectueel, naar verluidt een oud-kunstcriticus, maar werkt nu als trambestuurder: dat betekent dat hij ergens, bij iemand, uit de gratie is gevallen. Frank blijft hem tergen. Zowel zijn misdaden (want uiteraard blijft het niet bij één moord) als zijn cynische flirten met Holsts dochter hebben maar één doel: zijn buurman tot een reactie dwingen. Zowel zijn moeder als zijn vrienden uit Timo’s club beginnen in te zien dat Frank gevaarlijk is, dat zijn gedrag een bedreiging begint te vormen voor hun respectieve overtredingen. En in het flatgebouw worden Frank en zijn moeder er al evenmin populairder op. Frank wandelt door de roman als een bulldozer, een verwoestende kracht die alles op zijn weg bedreigt, op zoek naar iets, iets dat zijn autodestructieve rit kan stoppen.
Zinloos?
La neige était sale is vaak vergeleken met L’étranger (De vreemdeling), Albert Camus’ debuutroman uit 1942. Misschien heeft Simenon zelfs wel een beetje gespiekt bij Camus – al vraag ik me af of iemand dan werkelijk trots kan zijn op het resultaat, zijn ‘beste roman’. Feit is dat in beide boeken de protagonist moordt zonder (duidelijke) reden.
Nochtans springen, bij nauwkeurig vergelijking, de verschillen in het oog. Camus plaatst zijn vervreemde held, Meursault, in een wereld zonder betekenis, zonder god – met de moord als gevolg. Wat er gebeurt in L’étranger is ooit perfect samengevat door de Spaanstalige schrijver Max Aub, in één van de zkv’s uit zijn bundel Crímenes ejemplares (‘Voorbeeldige moorden’). In deze bundel geeft hij telkens het woord aan een personage dat een moord heeft gepleegd, en één van die zkv’s bestaat uit één zin, deze:
Ik vermoordde hem omdat ik er zeker van was dat niemand me zag.
Het is komisch, maar ook een doordenker. ‘Niemand’, dat is inclusief God. Geen God, dus geen reden om grote idealen te koesteren. Moord is dan een optie, net als liefhebben, en breien. Maar de spreker in dit zkv is betrapt: iemand heeft hem wèl gezien. En dan krijgt de religieuze inhoud een tweede injectie. Is dat betrappen georkestreerd door een opperwezen? Het toeval? De statistiek?
Bij Aub en Camus is de moord terug te voeren op religie, de aan- of afwezigheid van God in onze wereld. Simenon schrijft nooit over religie. Al zijn de praktische omstandigheden waarin zijn personages leven ons vaak hopeloos vreemd, op dàt vlak is hij een heel hedendaags, Westers schrijver. Frank Friedmaier maalt niet om God. Hij moordt niet uit filosofisch onbehagen. Het gaat Simenon veel meer om de psychologie van zijn hoofdpersoon, ook al is die heel zorgvuldig nét buiten beeld gehouden.
Vader, lot, homo
Er bestaan dan ook heel uiteenlopende interpretaties van dit boek. Vollmann, de nawoordschrijver, speelt de kaart van het vaderschap. Frank weet niet wie zijn vader is. Het zou de politieman Hamling kunnen zijn, die een onduidelijke relatie met Lotte Friedmaier onderhoudt. In Holst ziet Frank een vaderfiguur, die hij koste wat het kost bij zijn leven wil betrekken.
Er is ook op gewezen dat Frank verwend is, en behoefte voelt om een impact te maken. Simenon schrijft meermaals dat Frank wacht op een ingreep van ‘het lot’, het moment waarop hij beroemd of berucht wordt. Ironisch genoeg ontsnapt het hem telkens weer: zelfs als hij eindelijk wordt gearresteerd, blijkt dat niet zijn “verdienste” te zijn. Hij heeft intussen twee moorden en een overval gepleegd, maar voor geen van die misdaden heeft zijn ondervrager aandacht: het gaat de bezetter alleen maar om de oorsprong van de bankbiljetten die Frank op zak had. Die zijn namelijk gestolen uit de kluizen van de bezetter, en men jaagt op de interne dief. Voor Frank kan de vernedering niet dieper worden. ‘Hij had het lot gezocht in elke hoek en het was nergens waar hij zocht.’ Maar die behoefte om het lot te dwingen, is wel een heel abstracte beweegreden. En voor de vader-theorie biedt de tekst te weinig aanknopingspunten.
Er is ook geopperd dat dit één van de zeer, zeer weinige Simenon-romans is waarin homoseksualiteit een rol speelt. En dat is een veel vruchtbaardere interpretatie. Franks flirt met Holsts dochter heeft nooit enige seksuele betekenis voor hem. Simenon zegt letterlijk dat Frank zich realiseert: het meisje interesseert hem niet. Nochtans neemt hij haar mee naar de bioscoop en steekt in het donker zijn hand onder haar jurk. ‘Het was belachelijk om aan Holst te denken, met zijn hand waar die zich bevond’. Even verder lezen we dat Frank, hoewel hij soms slaapt met zijn moeders hoertjes, eigenlijk niet in hen geïnteresseerd is.
Het hele drama van Frank is dat hij alleen is, en liefdeloos. Hij voelt zich tekort gedaan en slaat daarom om zich heen. Als Holst hem nu maar zou willen zien! Maar Holst ontloopt de confrontatie, zélfs als Frank een poging doet om zijn dochter te laten verkrachten door een vriend uit Timo’s Bar. Simenon schetst hier een haast Reviaanse ‘door Maria tot Jezus’-situatie: via de dochter wil Frank de vader bereiken. Overigens: die dochter heet Sissy. Simenon woonde, toen hij deze roman schreef, al jarenlang in de VS. Het is onwaarschijnlijk dat hij niet zou weten welke dubbele bodem de naam ‘Sissy’ bevatte. En ‘Sissy’ is de enige Engels-klinkende naam in het hele boek.
(De afstand tussen Frank en de mensen om hem heen blijkt, overigens, ook uit de titels van de drie delen waaruit het boek bestaat. ‘Timo’s klanten’, ‘Sissy’s vader’ en ‘De vrouw aan het raam’: drie keer kondigen die titels iets aan wat niet volgt. Timo’s klanten zijn vage nevenfiguren in deel 1. Sissy’s vader laat zich in heel deel 2 niet zien. En de vrouw aan het raam is de enige vrije mens die Frank vanuit zijn gevangeniscel kan zien, een poppetje in de verte.)
Als je Franks amorele handelen door de seksueel gefrustreerde bril bekijkt, wordt veel in de roman begrijpelijk. Dat Frank zich afvraagt of, op de leeftijd van Holst, de huid al erg is gaan hangen. Dat de militair die Frank neersteekt, uitgerekend ‘de Eunuch’ als bijnaam moet hebben – alsof de seksuele achtergrond van de moord al van bij het begin in de verf moet worden gezet. Dat Frank, als hij zich voorbereidt op de ondervraging en mogelijke marteling, zich eerst en vooral afvraagt: ‘Doen ze echt eerst al je kleren uit?’ Als hij, na drie weken in gevangenschap, een echte baard krijgt, doet die baard hem denken aan… de met vilt gevoerde schoenen van Holst. Holst, Holst, Holst, het is een echte obsessie voor Simenons variant op Meursault.
Literair?
Is dit merkwaardige, buiten tijd en ruimte plaatsvindende psychologische drama nu inderdaad Simenons beste boek? Naar mijn smaak valt Simenon wat te veel in herhaling, wat de roman behoorlijk traag maakt. Niettemin, binnen het oeuvre van eender welke andere schrijver zou dit een hoogtepunt zijn. En het kan zich inderdaad moeiteloos meten met L’étranger. Waarschijnlijk wordt het verschil in waardering veroorzaakt door een verschil in context. L’étranger past in het oeuvre van een romancier-filosoof en illustreert diens wereldbeeld tot in de puntjes. La neige était sale is een niet-representatief boek uit het onoverzienbare oeuvre van een schrijver die vooral bekend was als producent van detectiveromannetjes. Niettemin, wie Simenon associeert met groezelige barretjes en zwart-witfoto’s van een romantisch Parijs, kan die vooroordelen bijstellen met deze bevreemdende, onbehaaglijke roman, die het brein serieus aan het werk zet.
Mark Cloostermans
(Bij Pandora verscheen in 2003 een nieuwe vertaling van La neige était sale: Het bloedspoor in de sneeuw, door Maurits Mok en E. Saltet. Niet meer nieuw verkrijgbaar. Een heruitgave staat momenteel niet op het programma. Dirty snow, verschenen bij New York Review Books, is wel nog in de handel.)