Nieuws: Anneke Brassinga krijgt P.C. Hooftprijs
Persbericht:
Het bestuur van de Stichting P.C. Hooft-prijs voor Letterkunde heeft maandag 15 december besloten de P.C. Hooft-prijs 2015 toe te kennen aan Anneke Brassinga (Schaarsbergen, 1948). Deze oeuvreprijs is dit jaar bestemd voor poëzie en wordt uitgereikt op een feestelijke bijeenkomst in het Letterkundig Museum, op donderdag 21 mei 2015, de sterfdag van de naamgever van de prijs, de dichter P.C. Hooft (1581-1647), onze grootste renaissancedichter.
De P.C. Hooft-prijs 2015 voor het gehele oeuvre van Anneke Brassinga is toegekend op voordracht van een jury bestaande uit Wim Brands, Anja de Feijter, Rozalie Hirs, Erik Lindner en Maaike Meijer (voorzitter). Recente eerdere laureaten in het genre poëzie waren Tonnus Oosterhoff (2012), Hans Verhagen (2009) en H.C. ten Berge (2006). Aan de prijs is een bedrag verbonden van € 60.000.
‘Wie gedichten van Anneke Brassinga leest, stapt binnen in een geestverruimend heelal van taal. In elk gedicht openen zich onvermoede vergezichten van zeggingskracht. De taal wordt omgekeerd, uitgekleed en weer opnieuw uitgedost totdat alle registers die er ooit in voorgekomen zijn weer meedoen. Deze dichter is werkelijk overal geweest, in talloze literaturen, tradities en milieus, van academie tot markt, straat en kroeg. Met kennelijk genot (her)gebruikt Brassinga bijna vergeten of in onbruik geraakte woorden, die in haar gedichten opnieuw worden geproefd en gesmaakt. De liefde voor de onuitputtelijke mogelijkheden van taal in poëzie is de constante van haar werk’, aldus de jury.
\’Anneke Brassinga praat niet, ze doet aan dictie; ze wandelt en eet niet, ze schrijdt en consumeert; ze dicht niet, ze olliebeebommelt; ze schrijft geen poëzie, ze pepert je onophoudelijk in dat ze literair is, dat wil zeggen fijnzinnig.Ze heeft er natuurlijk de VSB-poëzieprijs voor gekregen (als ze die niet wint, zit ze in de jury). De hoogste Nederlandse onderscheiding voor subsidiabele fijnzinnigheid.
Haar poëzie maakt een volstrekt vormeloze indruk, vooral door die drang alles altijd anders te willen zeggen. Het is geen muziek of taaldronkenheid, het is de verbale fijnslijperij en o zo fijnzinnige bekaktheid van iemand die geen normaal woord uit haat strot kan krijgen, omdat ze anders te gewoontjes zou lijken en te onhulpbehoevend -\’
Uit: Kost en inwoning, Gerrit Komrij, Bert Bakker, 2005.