Recensie: Georges Simenon – Mijn vriend Maigret
Chrétien Breukers (De Contrabas) en Mark Cloostermans (De Standaard) duiken onder in het oceaangelijke oeuvre van Georges Simenon, de man van vierhonderd boeken. Naar aanleiding van de 25ste verjaardag van Simenons overlijden lezen zij een selectie van 25 titels, zowel Maigrets als romans durs, zijn ‘serieuze’ romans. Twee Tzum-bloggers om Simenon op de hielen te zitten.
Tijdens het lezen van Mijn vriend Maigret schoot me ineens het volgende te binnen: Maigret is de vader die Simenon nooit heeft gehad; de vader van Georges was afwezig, bemoeide zich niet met het huishouden, werd door zijn moeder op de kop gezeten en stierf jong. Maigrets vader stierf ook jong, zodat Jules zijn medische studies niet kon voltooien en bij de politie ging.
Georges Simenon heeft zich na de dood van zijn vader snel losgemaakt uit het Luikse milieu, om het in Parijs en de wereld te gaan maken als auteur. Hij leefde als een ster, met alle bombarie van dien. Jules Maigret werd een succesvol lid van de Parijse politie en liet zijn leven verlopen via gebaande paden. Alleen in zijn werk gaf hij blijk van een onconventionele kijk op de dingen, in zijn dagelijkse leven was het burgerlijkheid troef.
In veel Maigrets waart de commissaris rond door milieus die Simenon maar al te goed kende. Verlopen nachtbrakers, mislukte artiesten, kleine en minder kleine criminelen, het nachtleven in Parijs en elders in Frankrijk… Maigret is met dat alles bekend en roert af en toe in de menselijke droesem die hij er aantreft. Simenon leefde een leven dat soms bijna aan de zelfkant raakte, Maigret ontrafelde de misdaden die daar werden gepleegd.
Het motto van Maigret (en Simenon) is daarom veelbetekenend: Comprendre et ne pas juger. Begrijpen en niet oordelen. Maigret gebruikt het om zijn recherchewerk draaglijk te houden (hij heeft een hekel aan moralistische praat), Simenon misbruikte het om zijn eh… intuïtieve levenswandel mee te stofferen. Want ook hij moest weinig hebben van moralistisch gezeur, zeker niet als dat over hem werd uitgestort.
In Mijn vriend Maigret is de commissaris weer eens op reis. Deze keer naar Porquerolles, een van de Îles d’Hyères in het zuiden van Frankrijk. Daar is een man, Marcellin, vermoord die de avond voordat het noodlot bij hem aanklopte in het plaatselijke café had staan opscheppen dat hij goed bevriend was met Maigret. De plaatselijke politie roept de hulp in van de Parijse gigant en die gaat, als altijd zuchtend en met (gespeelde) tegenzin, op pad.
Deze keer verloopt zijn reis echter anders, want Scotland Yard zond een jonge inspecteur naar Parijs, om de Methode Maigret te bestuderen. Inspecteur Pyke weet nog niet dat die methode niet bestaat, of weet hij het wel? Maigret krijgt maar geen hoogte van de zeer jonge, zeer Britse figuur die hem volgt als een schaduw en die maar niet hinderlijk wil worden, ook al ergert Maigret zich kapot.
‘Wat zou deze man van Scotland Yard eigenlijk wel van hem denken? Hij was gekomen om de ‘‘Methode Maigret’’ te bestuderen en Maigret had helemaal geen methode. In plaats daarvan had hij een vrij dikke, dom uitziende man ontmoet, die volgens hem natuurlijk het prototype van de Franse ambtenaar vertegenwoordigde. Hoe lang zou Pyke nog achter hem aan blijven lopen?’
Pyke gaat mee naar het eiland en daar ontrolt zich het gebruikelijke scenario, zij het deze keer letterlijk op een heel klein stukje land samengebracht, wordt door de Methode Maigret langzaam maar zeker omsingeld. De commissaris kijkt wat rond, drinkt veel witte wijn, praat eens met die en praat eens met een ander, en ondertussen laat hij zich wegdrijven op allerlei mijmeringen, als een opiumschuiver, maar dan zonder opium te gebruiken.
Zouden ze hem wel au serieux nemen, als hij op het eiland bleef ronddwalen alsof hij niets beters had te doen? Toch was het enige dat het om het ogenblik interesseerde, het eiland. Zo had wat de burgemeester zojuist verteld had, een hele reeks vage gedachten en gevoelens bij hem opgewekt. En dan die kerels die op hun kleine bootjes op en neer langs de kust varen alsof het een boulevard was. Dat klopte helemaal niet met de voorstelling die je je over het algemeen van de zee vormt. Hier kreeg de zee iets intiems. Enkele mijlen buiten Toulon kon men lieden ontmoeten die oorspronkelijk uit Genua of Napels waren gekomen. Als het ergens goed was, bleven ze er. Net als Marcellin. Misschien hadden ze later naar huis geschreven om hun verloofde of hun vrouw over te laten komen?
De zaak waar het in dit boek om gaat, de moord op de onfortuinlijke Marcellin, is zoals gewoonlijk hoofd- en bijzaak tegelijk. Maar tijdens de ontknoping zien we Maigret de vaderrol op zich nemen (of die van een wijze oom, of een goede leraar). Als Philippe de Moricourt, een Engelse dichter die als secretaris werkt voor een adellijke Engelse dame, en Jef de Greef, een Nederlandse kunstschilder die met een achttienjarig meisje op een boot woont, worden ontmaskerd als de daders, ontplooit Maigret zich ten volle.
Zal ik jullie nu eens voorspellen, wat er gaat gebeuren? Jullie hebt blijkbaar beiden besloten om stijf je mond dicht te houden, want jullie zijn er van overtuigd dat er geen enkel bewijs bestaat. Niemand is getuige geweest van de moord op Marcellin, niemand op het eiland heeft een schot horen lossen. Het wapen, dat waarschijnlijk op de bodem van de zee ligt, is nooit teruggevonden. Ik heb dan ook geen moeite gedaan het te zoeken. Vingerafdrukken zijn er niet. Het onderzoek zal waarschijnlijk lang duren. De rechter zal jullie geduldig ondervragen en zich van jullie antecedenten op de hoogte stellen en de kranten zullen er vol van staan. Zij zullen niet nalaten erop te wijzen, dat jullie allebei van goede familie zijn. De vrienden op Montparnasse, De Greef, zullen zeggen dat je veel talent had. Men zal je voorstellen als een onbegrepen genie en de twee kleine dichtbundeltjes die Moricourt heeft uitgegeven zullen ongetwijfeld ook ter sprake worden gebracht.
Let wel: Maigret oordeelt nog steeds niet. Wel heeft hij op een enorme hekel aan de Engelsman, die hij een laffe hond vindt, een zich aan dame vastklampende, op haar zak levende onbenul. De Greef, die een jong meisje tegen de zin van haar familie heeft meegevoerd, iets wat hij alleen maar deed uit heerszucht, of om te kijken hoe ver hij kon gaan, mag zich verheugen in Maigrets sympathie. Waarom? Omdat De Greef zich werkelijk van alles en iedereen heeft losgemaakt en zich niets aantrekt van de burgerlijke moraal?
De misdaad die na het verblijf op Porquerolles is opgelost, interesseert Maigret in wezen niet. Goed, hij bracht aan het licht dat Marcellin werd vermoord omdat hij op de hoogte was van de vervalsingen die De Greef maakte en die De Moricourt als echte schilderijen verkocht aan zijn Engelse mevrouw. Maar dat is een detail, de rest van de betrokkenen kan in alle broeierigheid doorleven; Ginette, ex-prostitué en ooit de grote liefde van Marcellin, een grote hoerenmadam en haar al bijna oude, ziekelijke zoon, een crimineel van het vasteland die in gokkasten doet, en alle andere eilandbewoners: ze zullen na het vertrek van Maigret doorleven alsof er niets is gebeurd.
En toch is het nodig dat Maigret de misdaad oplost en de schuldigen aan het gerecht overdraagt. Hij neemt de rol van wraakengel op zich, en al is hij er niet gek op, hij onttrekt zich er ook niet aan. Oordelen doet hij nog steeds niet: dat zal de rechter te zijner tijd doen. Simenon zorgt in dit boek aan het eind nog voor een klein drama: Anna, de vriendin van De Greef, pleegt zelfmoord. Waarschijnlijk omdat ze niet wilde doorslaan in een eventuele ondervraging over de misdaad die haar vriend begin. Nog een slachtoffer van de immorele kunstenaars!
Het boek eindigt dan heel mooi. Zonder opluchting, met een wat katerige Maigret die weet dat hij geen steek verder is na de ontrafeling van een en ander:
Hij had geen zin meer om ze die dag nog te ondervragen. Hij ontweek met zijn blik de doodkist, die nog steeds in de hoek stond, die fameuze doodkist van de oude Benoit, die al dienst had gedaan voor Marcellin en die nu gebruikt zou worden voor het jonge meisje. Vreemd genoeg zag hij buiten de ruige kop van de oude Benoit, die gezond en wel tussen de menigte in stond. Lechat vergezelde de beide geboeide mannen in een vissersboot naar het vasteland. Maigret en Mr. Pyke gingen om vijf uur aan boord van de ‘Cormoran’. Ginette, Charlot en zijn danseres en alle toeristen die die dag op het strand hadden doorgebracht, waren ook aan boord. De ‘Northstar’ lag zoals gewoonlijk aan de ingang van de haven voor anker. Maigret rookte stuurs zijn pijp en toen Mr. Pyke zag dat zijn lippen bewogen, boog hij naar hem toe en vroeg: -Pardon, wat zegt u?
-Ik zei: die rotjongens!
Toen wendde hij vlug zijn blik af en staarde in het water.
Er is niets veranderd, daar komt het op neer. En Maigret? Die berust daarin. Met tegenzin. Als de goede maar weerloze vader die hij is.
Chrétien Breukers
Georges Simenon, Mijn vriend Maigret, vertaling Jack Kroner, Bruna, Utrecht, 1962; herdruk in 1984 bij Bruna, Utrecht; originele titel Mon ami Maigret, Presses de la Cité, Parijs, 1949