Recensie: Herman Gorter – Geheime geliefden. Brieven aan Ada Prins en Jenne Clinge Doorenbos
Eén dichter, veel vrouwen
‘Je bent mijn Schat, mijn Geliefde, mijn Vrouw, werkelijk mijn Eenige en mijn Alles op de wereld,’ schrijft Herman Gorter aan Ada, zijn minnares. Zij is net uit Zwitserland vertrokken waar ze een gezamenlijke vakantie hebben doorgebracht, hij blijft wat langer. ‘Welkom in Zwitserland,’ schrijft Gorter drie dagen later, maar dan aan Jenne, zijn andere minnares die eraan komt. ‘Dus ook een beste tijd, mijn boven alles geliefde Vrouw.’ Dat deel van de vakantie loopt slecht af. Door een slechte gezondheid getroffen, reist Gorter met Jenne terug naar Nederland. Op 15 september 1927 overlijdt hij onderweg, in een ziekenhuis in Brussel. De twee minnaressen ontmoeten elkaar voor het eerst bij de crematie.
Geheime geliefden bevat de eenzijdige correspondentie van Herman Gorter aan zijn minnaressen, voor zover nog intact, want er is wel eens een al te intieme brief verscheurd of zoekgeraakt. De eerst overgebleven brief aan Ada Prins stamt uit 1901. Gorter gaf de vijftien jaar jongere Ada bijles Latijn en Grieks. Jenne Clinge Doorenbos, die tweeëntwintig jaar jonger was, kwam hij in 1908 tegen, ook in zijn functie als docent. Een aanhoudend en vurig briefcontact met haar, toen ze in 1910 enkele maanden in Amerika verbleef, leidde tot deze extra verhouding. Of de vrouw van Gorter (die stierf in 1916) van deze affaires wist, is maar de vraag. Anna wist niet dat zij op een gegeven ogenblik concurrentie had van Jenne; Jenne daarentegen wist alles. Lieneke Frerichs, bezorger van dit brievenboek geeft in haar nawoord aan dat er bovendien altijd geruchten zijn geweest over ‘andere, meer tijdelijke amoureuze contacten.’
Herman Gorter is een eeuw later vooral bekend van zijn lange epische gedicht Mei. In de tijd waarin hij de brieven schrijft is hij daarnaast vooral bezig als propagandist van het socialisme. Hij is als denker en spreker verbonden aan de SDAP en is bij congressen en stakingen aanwezig. Na een conflict binnen de partij, die hij te weinig revolutionair vindt, is hij een van de oprichters van de SDP die een radicalere koers vaart. Je merkt die verknochtheid aan de politiek ook aan de brieven aan Ada: ‘Ik denk eigenlijk altijd maar aan twee dingen. Aan het socialisme en aan jou.’ In 1918 schrijft hij: ‘Maar ach, mijn lieveling, mijn Hart, er is maar één Hemel, en die is in de Toekomst, als het socialisme er eenmaal is.’
Door zijn reizen in het buitenland, de moeder van Gorter woonde in Zwitserland en later Duitsland, geven de brieven ook wat couleur locale, al lijken de bergtochten die Gorter maakt wel erg op elkaar, omdat hij weinig specifiek is in wat hij beschrijft. Ook in Nederlands is hij continu onderweg. Hij houdt van Friesland waar een deel van zijn familie woonde:
Ik herinner me nog toen ik klein was, en bij Grootvader in Balk logeerde of in IJlst bij oom Piet, of in Dokkum bij oom Willem dat ik dacht dat Friesland eigenlijk het mooiste land van de wereld was, en ik keek iedereen als rijk aan, omdat ik het er zoo prachtig vond.
Dat kon hij niet zeggen van de buurprovincie:
De Groningers zijn ook niet zoo’n aardig volkje als de Friezen, ze zijn hard als keien, en hun spraak is het monsterlijkste wat er is. De Friezen zeggen ie voor y, maar de Groningers zeggen ei voor ie, seik voor ziek.
De brieven aan Ada zijn vooral vaderlijk van toon, de brieven aan Jenne zijn in het begin, nogal extatisch. ‘Je bent voor mij de zon, en tegelijk lijkt het of je mij iets van een zon maakt.’ Bladzijde na bladzijde, voor de ontvanger misschien heel vleiend, maar voor de lezer van nu nogal vervelend proza. Als Jenne in zijn leven komt gaat al snel de meeste aandacht naar haar uit. Haar stuurt hij zijn nieuwe dichtwerken ter beoordeling, zoals het nieuwe, grote epische gedicht Pan, dat veel minder succes zal oogsten.
Voor de literatuurliefhebber is het meest interessant wat Gorter over zijn eigen werk zegt. Mei, dat nu als een hoogtepunt in zijn oeuvre wordt gezien, is voor Gorter een paar jaar na publicatie niet goed genoeg meer. Hij schrijft aan Jenne dat hij weet dat anderen vinden dat hij achteruit gegaan is sinds dat gedicht, maar hij wil een andere richting op, die politieker van aard is. ‘Maar lieve Jenne, er moest een weg gevonden worden uit het kleine (kleinburgerlijke zeggen wij in onze socialistische dieventaal) naar het groote en uit het individualistische naar het gemeenschappelijke.’ In 1913, terwijl hij worstelt met zijn poëzie, maakt hij in een brief aan Jenne duidelijk waar hij volgens zichzelf staat: ‘Guincelli was de voorlooper van Dante, en zijn onvolkomenheid heeft Dante voortgestuwd en tot het volkomene gebracht. Welnu, laat mij Guincelli zijn.’
Na zijn dood erfde Jenne bijna alles, inclusief de literaire nalatenschap. Beide minnaressen stierven pas in de jaren zeventig. Ada bleef verbijsterd achter. Frerichs heeft wel compassie met haar. Toen ze haar in 1971 ontmoette, sprak ze nog steeds over het bedrog dat haar ten deel was gevallen: ‘Dat was niet góed van de gróte dichter Hérman Górter.’
Coen Peppelenbos
Herman Gorter – Geheime geliefden. Brieven aan Ada Prins en Jenne Clinge Doorenbos. Bezorgd door Lieneke Frerichs. Van Oorschot, Amsterdam. 608 blz. € 49,00.
Deze recensie verscheen in een iets kortere versie in de Leeuwarder Courant op 19 december 2014.