Recensie: Eimear McBride – A Girl Is a Half-Formed Thing
De grammatica van de wanhoop
Onlangs werd bekend dat Robert Ammerlaan een nieuwe uitgeverij gaat beginnen en dat de Ierse schrijfster Eimear McBride de eerste auteur is die hij gaat uitgeven. Dat is lef, want McBride’s debuutroman A Girl Is a Half-Formed Thing is moeilijk verkoopbaar; het is complex, modernistisch en experimenteel. Of je houdt ervan of je haat het, je vindt het interessant of irritant. Er is bij deze roman geen middenweg, het is niet gewoon een good read.
Voordat de roman bij de nieuwe uitgeverij van Ammerlaan zal verschijnen, zocht McBride lang naar een uitgever. Uiteindelijk publiceerde de kleine uitgeverij Galley Beggar Press de roman, een goedkopere paperback uitgave verscheen later bij de gerenommeerde uitgeverij Faber&Faber en nu is de roman ook in Amerika verschenen bij de non-profit uitgeverij Coffee House Press. Ondertussen stroomden de lovende kritieken binnen, net als de nominaties voor literaire prijzen.
A Girl Is a Half-Formed Thing is een kruisbestuiving van de literatuur van Gertrude Stein, James Joyce en Samuel Beckett. Was deze roman voor de Tweede Wereldoorlog verschenen dan zou het waarschijnlijk een plaats hebben gekregen in de canon van het modernisme. Een schijnbaar simpel verhaal wordt op een complexe wijze verteld door het procedé van de bewustzijnsstroom (stream-of-consciousness). De broer van de vrouwelijke ik-verteller krijg een tumor. De ik-verteller heeft op haar dertiende seks met haar oom (aangetrouwd, dat wel), ze vertelt over de conflicten die ze, ongelovig als ze is, uitvecht met haar gelovige moeder en over haar vele, ruige seksuele escapades.
I met a man. I met a man. I let him throw me round the bed. And smoked, me, spliffs and choked my neck until I said I was dead. I met a man who took me for walks. Long ones in the country. I offer up. I offer up in the hedge. I met a man I met with her. She and me and his friend to bars at night and drink champagne and bought me chips at every teatime. I met a man with condoms in his pockets. Don’t use them. He loves children in his heart. No. I met a man who knew me once. Who saw me around when I was a child. Who said you’re a fine-looking woman now. Who said come back marry me live on my farm. No.
Het bewustzijn is niet opgedeeld, schreef William James aan het einde van negentiende eeuw, maar vloeiend. Het is geen ketting of trein, volgens James. De metaforen die het bewustzijn het best weergeven zijn een rivier of een stroom. Echter, de bewustzijnsstroom van McBride’s ik-verteller is niet vloeiend zoals Joyce’s interpunctieloze Molly Bloom-episode, maar stamelend en stotterend, onder meer door het zeer onconventionele gebruik van punten, want soms wordt een zin onderbroken door een punt en gaat daarna weer verder. Dialogen zijn compleet geïntegreerd in de tekst en worden niet onderscheiden door leestekens ook staan de uitingen van de personages niet onder elkaar. Zie bijvoorbeeld het gesprek dat de ik-verteller heeft met haar oom aan wie ze vraagt of hij zich schuldig voelt dat hij seks met haar had toen ze nog maar dertien jaar was:
So are you feeling guilty? What? About what? About that time when you fucked me? Yes. About that. I feel guilty and I am. Because I was thirteen? Look you’re no baby now. No. So stop with that. You know me. I do. Know you he says. Well. Go on say it while no one’s here. Then. Look, do you think he says. You don’t think do you that. What? I abused you? That you abused me? Well that’s the question to end them all is here. Is here.
Het is impressionistische taal. Het is de grammatica van de wanhoop, het onvermogen van de lucide weergave. Tussen het bewustzijn van de ik-verteller en de externe werkelijkheid en de anderen staat de taal. Geblinddoekt loopt ze door het heden, want het ontbreekt aan duidelijkheid en verklaringen. Waarom heeft haar broer een tumor? Waarom gaat ze met haar oom naar bed? Vanwege de pijn, de vernedering, denk ik.
He goes somewhere else inside. Does that hurt? Yes. A lot. A lot and relieves me for a while.
Pijn als verlossing, seks als verlossing. Van wat? Van een schuldgevoel lijkt het soms, een gevoel van schuld dat ze bestaat. Of van de last van het leven, want het bewustzijn is het leven. Daarom zijn de ochtenden het ergst:
Morning is my worst. The bit of any time. Coming numb from sleep. And know again the world’s happening.
De ik-verteller is iemand vanwege haar broer – die telkens wordt aangesproken met ‘you’. De roman begint ook met de zin ‘For you.’ Wie ze is, is tot stand gekomen door de relatie tussen de ik en haar broer.
For all I am the thing I am for what I am. For you. You.
Dit citaat lijkt wel een echo van Gertrude Stein. Je moet ervan houden en dat doe ik. Voor mij is het pure poëzie. Net als bijvoorbeeld deze zinnen:
It’s all fuck gone. Gone to the gone to the wrong wrong wrong. Be shush for you. I can.
Haar broer sterft en daarmee sterft zij ook een beetje. Waarom zou ze nog praten? vraagt ze zich wanhopig af.
Who am I talking to? Who am I talking to now?
Ze praat nu tegen niemand, want haar broer is er niet. Ze wordt ik-loos door de dood van haar broer en haar naam verdwijnt. ‘My name is gone.’
Er zullen genoeg lezers zijn die dit boek hebben aangeschaft vanwege de bescheiden hype en het na een paar bladzijden of hoofdstukken tegen de muur hebben gesmeten, met als oordeel: onbegrijpelijk gewauwel. Dat is het lot van het lezen van experimenteel proza: of je vindt het onzinnige dikdoenerij en haakt af of je vindt het mooi en je leest door hoewel je niet altijd alles begrijpt. Soms raakte ik ook de draad kwijt, maar ik las met plezier door, want dit is prachtige poëtische roman en een indrukwekkend psychologisch portret van een jonge vrouw.
Koen Schouwenburg
Eimear McBride – A Girl Is a Half-Formed Thing. Coffee House Press, 228 blz. € 13.99.