Recensie: Erik Jan Harmens – Hallo muur
Een eerbetoon aan de overlever
Let wel: alles wat gemakkelijk weg leest, is vaak moeilijk gekomen. Eenvoud ligt voor de hand, maar wil zich soms maar lastig laten grijpen. Vooral als je zoals dichter en romancier Erik Jan ‘zonder streepje’ Harmens (1970) in je teksten tot in het diepst van de krochten van je hoofd, hart en ziel wil roeren.
(Moeten schrijvers dat overigens niet allemaal willen, je inborst zonder enige terughoudendheid betasten, bevragen, je gevoelens tot op het bot fileren, nee, zelfs daar niet willen stoppen, maar tot het uiterste gaan en de beenderen verbrijzelen opdat het merg van je wezen bloot wordt gelegd, hoe duister dat ook moge zijn? Ga je dat uit de weg – de angst valt te begrijpen – dan moet je een zeer begaafde verteller zijn, wil je verhaal niet eendimensionaal, zeg maar plat, overkomen. Al kan het dan nog steeds in meer of mindere mate onderhoudend zijn.)
Harmens weet in zijn derde roman Hallo muur met precies genoeg woorden – niet verwonderlijk, hij blijft een dichter, een woordenslijper, was in 2002 de eerste Nederlandse Poetry Slam-kampioen – het onbestemde op te roepen, de ondertoon, noem het ‘sfeer’, noem het ‘ziel’. Zijn teksten verzanden niet, zijn niet dicht geplempt met zijwegen, vormtechnische hoogstandjes of gezocht poëtisch taalgebruik. Het is een verademing dat de roman zo goed als metafoorvrij is. (‘thuis liepen de gesprekken stroef, als een aanlopend rijwiel.’ Die is fijn genoeg, om niet achter te blijven haken.)
Dagelijkse woorden die gekanteld worden, hoe lichtjes dan ook, hebben veel meer effect. De schijnbare luchtigheid, bijgestaan door een niet al te zwaar aangezette zelfspot, zorgt voor een intense ervaring. Je krijgt wat je ziet, denk je in eerste instantie, maar je krijgt zo veel meer.
De roman is opgebouwd uit vierenzeventig columnachtige stukken – jeugd afgewisseld met een periode als volwassene waarin (nog meer) verwoesting dreigt middels een alcoholverslaving – waarvan de langste een pagina of drie, vier beslaan. Waar dat bij anderen wellicht tot een al te fragmentarisch werk zou kunnen leiden, is Hallo muur een eenheid. Hier zorgt het autobiografische karakter van de tekst, elders vaak onverdraaglijk, voor het samensmelten van de elementen. De schrijver Erik Jan is de smid van de tekst. Dat lijkt logisch, dat geldt voor elk boek, zou je denken, en al zeker voor elk boek waarin men autobio graaft, maar dat is helemaal geen wetmatigheid.
Harmens is de meester van de frappe. Bijna elk stuk, elk prozagedicht kun je bijna zeggen, wordt afgesloten met een achteloos gedeponeerde zin. Gewone woorden, daar zijn ze weer, die een extra lading hebben gekregen. Juist in de dosering van die achteloosheid zit de kracht. Daar pompt de schrijver lucht in zijn tekst, zónder dat het een kunstgreep is. Het geeft, om het plat te zeggen, de lezer even een momentje voor zichzelf. Contemplatie en zo. Tegelijk dwingt het je bijna naar de volgende pagina. Je wordt er bijna net zo gulzig van als de alcoholist-ontkenner.
Vertelt Harmens dan geen verhaal? Natuurlijk wel, maar het verhaal is ondergeschikt gemaakt aan het zelfonderzoek, aan het uitbenen, aan – het klinkt paradoxaal – de woorden én aan wat woorden teweeg kunnen brengen. Dat maakt bijna elk onderwerp, hoe duister, hoe zwart ook, niet alleen draaglijk, maar ook interessant, informatief, zo men wil. Intens! Oprecht! Moedig! Lichamelijk!
Ik ga je een verhaal vertellen. Over hoe het een tijd niet zo goed met me ging, hoe ik heel veel ben gaan drinken totdat het zo donker werd dat ik geen hand voor ogen meer zag en hoe het heel veel later weer licht werd, nadat ik stopte met drinken.
Harmens laat dit natuurlijk direct volgen door: ‘Het verhaal loopt goed af, al is het licht waarin ik sta wel wat fel.’ Mooi kwetsbaar. Fijn met de billen bloot, maar het is te hopen dat hij bij gebrek aan Westmalle Tripel, wijn, jenever en ander spiritualia, een reservekont in de kast heeft. Harmens weet, en dat is de ware pijn die uit dit boek spreekt, dat niet-drinken eigenlijk een zwaktebod is, een laatste redmiddel. De ware overwinning van de alcoholist is de occasionele nip, het ene glaasje wijn op zondag. Maximaal een paar, om in hulpverlenerstaal te spreken, ‘eenheden’ per week. Zie je daar maar eens aan te houden. Met vrienden die graag drinken, in cafés, in restaurants, bij vernissages, presentaties, optredens, tijdens het Boekenbal.
‘Zo iemand ben ik dus niet. Ik ben een grootverbruiker. Zeg je glas, dan denk ik: fles.’ Dat besef, het besef geen maat te kunnen houden, is de houvast van Harmens, van het personage Harmens in Hallo muur. Een roman waaruit de eenzaamheid van de mens sijpelt, fijn impliciet, zo’n beetje als een bodempje sterke drank dat uit een fles lekt die je vlak voordat je in je leunstoel buiten westen gaat uit je klauwen heb laten vallen. Harmens verstopt het verdriet, het verlangen, het walgen van jezelf pijnlijk mooi achter een muur van taal. O, hoe herkenbaar zijn de angsten, de stemmingswisselingen, van diep-diep-diep bedroefd tot zo geroerd (na een stuk of wat kopstoten) dat je bijna je ergste vijand vergeeft. Hallo muur is een eerbetoon aan de overlever Erik Jan zonder streepje. Hij weet de ogenschijnlijke eenvoud van begin tot einde vast te houden. Die consequentie vereist discipline.
Guus Bauer
Erik Jan Harmens – Hallo muur. Lebowski, Amsterdam. 224 blz. € 19,95.
In tijden niet zo\’n goede recentie gelezen over een autobiografie! Een compliment aan beiden!
Martine Ubink van der Spek
Hartelijk dank, ook sprekend namens Erik Jan vermoed ik.
Het is een boek uit het leven gegrepen. Op den duur kreeg ik wel af en toe een zwaar gevoel in mijn maag door het vele drankgebruik en het roken. Ondanks dat de hoofdpersoon gesteld is op foutloos schrijven heb ik op pagina 124 toch een verschrijving geconstateerd. In de 2e regel moet n.m.m. voor word – wordt gelezen worden.