Recensie: F.B. Hotz – Eb en vloed
Het maniakale vervuld zijn
Eb en vloed, de vijfde verhalenbundel van F.B. Hotz, bevat minder tekst dan zijn voorgangers: de pagina’s hebben een veel ruimere bladspiegel gekregen dan voorheen. Dat verlies aan kwantiteit wordt echter ruimschoots gecompenseerd door de aankondiging van een novelle die binnenkort zal verschijnen — Hotz’ eerste werk van langere adem — en door de kwaliteit van de tekst die er wèl is. Of je het nu bekijkt op het niveau van de afzonderlijke verhalen, van de alinea’s waaruit die zijn opgebouwd of van de zinnen daarbinnen, Hotz lezen is Hotz genieten.
Als bijrijder op een lange rit heb ik om het nuttige met het aangename te verenigen enkele verhalen uit Eb en vloed aan mijn bestuurder voorgelezen, en dat gaf juist op het niveau van de zinnen en hun onderlinge samenhang een prettige sensatie. ‘God, geef toch uitkomst,’ fluistert één van de hoofdpersonen tegen een koelkast in een omstandigheid die dramatisch noch komisch is, alleen maar onveranderbaar vervelend, en met zo’n verzuchting worden de binnenwereld en de omgeving van die hoofdpersoon haarscherp en genadeloos getekend.
Natuurlijk zijn niet alle verhalen in Eb en vloed even goed, maar zelfs de zwakste van de elf vertellingen bezit de unieke kenmerken van het talent dat Hotz eigen is. Wat daarbij opvalt is dat hij niet langer probeert ieder gegeven of iedere draad in het verhaal noodzakelijkerwijs een plaats in de structuur te geven — er blijven open einden en ongebruikte motieven. Zo laat Hotz in het midden waarom hij de hoofdpersoon in ‘Vakantie’ met niet meer dan de initiaal N. aanduidt, terwijl alle andere personages wel een naam hebben. Zo ook blijven in verschillende verhalen de consequenties van de gebeurtenissen voor de hoofdpersoon ongenoemd. Die hoofdpersonen worden in hun zijn beschreven, wat er van hen wordt komen we niet aan de weet.
Inhoudelijk gesproken is Eb en vloed weer een heel gevarieerde bundel: er zijn jeugdherinneringen die vaak sterk autobiografisch lijken (‘Liebestraum’), komische situatieschetsen (‘De voordracht’ waarin een oude moeder ter wille van een spreekbeurt oefent op het rollen van de r), door de geschiedenis geïnspireerde vertellingen (‘De ontbijtzaal’, over een vermeende Duitse grensoverschrijding bij Vaals in 1914) en natuurlijk ook weer enkele oorlogsverhalen (‘Het oponthoud’, ‘Thomas en de cycloop’). Muziek is in diverse verhalen een vast ingrediënt, en dat zijn ook de naar dominantie strevende vrouwen en van hun bestemming losgeraakte mannen die Hotz’ eerdere bundels bevolkten.
Zelf vind ik Hotz op zijn best wanneer hij ironisch maar met liefde herinneringen ophaalt aan de jaren dertig en veertig, aan de crisis en aan de oorlog. In ‘Liebestraum’ bijvoorbeeld verplaatst hij zichzelf in het kind dat hij was en dat kind, op een zaterdagavond vroeg naar bed gestuurd, registreert samen met zijn zusje feilloos de bewegingen van de ouders en hun gasten op een dansavondje. In ‘Toonkunst’, het enige verhaal in de bundel dat expliciet autobiografisch is door de aanwezigheid van Lodewijk Schweitzer, ooit trombonist van het Residentie Orkest, vertelt Hotz van zijn eerste muzieklessen tegen de achtergrond van de nader komende oorlog.
In dat verhaal trof ik enkele zinnen aan die een sleutel geven tot Hotz’ talent: ‘Soms denk ik met verbazing aan die jaren. Aan de intensiteit van leven en willen, met zoveel dood rondom. Het maniakale vervuld zijn. De volheid per minuut.’ Als weinig anderen weet Hotz een permanente verbazing elegant vorm te geven.
Anton Brand
F.B. Hotz – Eb en vloed. De Arbeiderspers, Amsterdam. 184 blz.
Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden, 27 maart 1987.