Japanse keukentafelromans

In een voorwoord (hij schreef er een in 1990 en een in 2014) noemt Haruki Murakami Luister naar de wind en Flipperen in 1973 ‘vingeroefeningen’ en ‘keukentafelromans’. Deze twee korte romans zijn nu voor het eerst in het Nederlands verschenen, samen in een boekje. Murakami laat in alles wat hij er over schrijft duidelijk blijken dat hij het zijn slechtste werken vindt. Dat is ook de reden waarom ze nu pas buiten Japan zijn verschenen. Hij heeft Luister naar de wind haast gedachteloos geschreven en dat is volgens Murakami zowel de kracht als de zwakheid van het verhaal. Hij probeerde zo simpel mogelijk te schrijven, en dat vonden veel recensenten vernieuwend.

Nou, schrijf dan op een manier die nóg eenvoudiger is, zei ik tegen mezelf. Zo eenvoudig als niemand ooit eerder heeft geschreven. Zet eenvoudige woorden op een rijtje tot je eenvoudig proza hebt, maar met dat eenvoudige proza slaag je erin om een werkelijkheid te beschrijven die níét eenvoudig is.

Luister naar de wind is het eerste verhaal dat Murakami ooit heeft gemaakt, zo beweert hij. Hij zat bij een honkbalwedstrijd en kreeg ineens de aandrang om een boek te schrijven. Hij ging naar een winkel, kocht een vulpen en een paar honderd vel schrijfpapier, zeeg aan zijn keukentafel neer en begon te schrijven. Hij runde op dat moment nog een jazzcafé, dus hij schreef alleen ’s avonds laat, telkens kleine stukjes. Dat is volgens hem ook de reden dat de hoofdstukken zo’n schokkerige indruk maken. Toen het boek af was stuurde hij het in voor een debutantenprijs, en won. Zijn leven zou nooit meer hetzelfde zijn. Hij zegde zijn baan op en werd fulltime schrijver. Inmiddels is hij een internationale superster. Zijn werk werd in vijftig talen vertaald en hij verkocht miljoenen boeken. Voor het eerst iets schrijven en er dan meteen je brood mee verdienen, dat doet geen schrijver Murakami na. Hoewel Luister naar de wind niet overal positief werd ontvangen heeft Murakami zich hierna nooit zorgen hoeven maken dat zijn boeken niet zouden worden gelezen.

Luister naar de wind wordt verteld vanuit een ik-figuur waarvan we de naam niet zullen leren kennen. Hij studeert biologie in Tokyo, maar is tijdens de vakantie op bezoek bij zijn ouders in een klein stadje. Hij brengt zijn dagen vooral door in Jay’s Bar, samen met zijn vriend de Rat. Al bierdrinkend praten ze over het leven, rijke stinkerds en schrijven. Ook hebben ze vaak heel lang niets aan elkaar te vertellen en staren ze naar een plaat aan de muur of naar de tv. De hoofdpersoon ontmoet een meisje dat de ene keer niets van hem moet hebben en de andere keer wel bij hem wil zijn. Ook de Rat ontmoet een meisje, maar daar wil hij het niet over hebben. Wat overheerst is de sfeer van nutteloosheid en het gebukt gaan onder de zomerse hitte.

Wat de roman vooral interessant maakt zijn niet de dingen die erin gebeuren maar de zijweggetjes die worden ingeslagen:

Ik zat in de derde klas van de middelbare school en moest thuisblijven vanwege een verschrikkelijke uitslag in mijn kruis toen ik voor het eerst een boek van Heartfield in handen kreeg. Het was allang niet meer in de handel. De oom die het me gaf zou drie jaar later onder de vreselijkste pijnen doodgaan aan darmkanker, zijn hele lichaam opengehakt, plastic buizen in elke opening die ze maar bij hem konden vinden. De laatste keer dat ik hem zag, lag hij er helemaal rood en opgekruld bij, als een sluwe aap.

Aardig zijn de stukjes over de fictieve Derek Heartfield, de lievelingsschrijver van de hoofdpersoon. Deze uitweidingen staan vol grappige en pijnlijke details:

Op een zonnige zondagochtend in juni 1938 nam hij een portret van Hitler in zijn rechterhand en een paraplu in zijn linker en sprong hij van het dak van het Empire State Building.

De stukjes over Heartfield zijn zo boeiend dat het haast spijtig is dat hij niet echt heeft bestaan. Ook wat verteld wordt over zijn verhalen wekt interesse:

In Heartfields oeuvre neemt ‘De putten van Mars’ een speciale plaats in. (…) Het verhaal gaat over een jonge man die afdaalt in een van de ontelbare bodemloze putten op de oppervlakte van Mars. Deze putten lijken met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid tienduizenden jaren eerder door de bewoners van Mars te zijn gegraven, maar het merkwaardige is dat ze allemaal, tot de laatste put toe, zorgvuldig zo zijn geslagen dat ze precies een waterader mislopen.

Luister naar de wind is een beetje een niemendalletje. Er gebeurt eigenlijk niet zo veel en er zitten veel losse eindjes in. Het zal geen boek zijn dat je lang onthoudt, maar het roept wel de typische sfeer op die in al Murakami’s boeken aanwezig is. Een sfeer vol onbehaaglijkheid, lijdzaamheid en onbeduidendheden. Het is Murakami echter in zijn eerste werk nog niet gelukt om de kwaliteit van zijn latere werken te evenaren.

murakami2

In Flipperen in 1973 duiken volgens het voorwoord van Murakami voor het eerst allerlei motieven op die in zijn latere werk worden uitgediept (al zitten er ook al veel in Luister naar de wind : zwaar getroebleerde jongedames, westerse muziek, ongemakkelijke gesprekken en met-alle-winden-meewaaiende en barhangende protagonisten). Waar Luister naar de wind nog alle kanten op ging wilde hij zich in deze roman volledig op één object richten: een onvindbare flipperkast.

Ook dit komt niet helemaal uit de verf. De ik-figuur, vermoedelijk dezelfde als in zijn eerste boek, zoekt inderdaad naar een flipperkast. Dit is echter maar een gedeelte van het boek en bij lange na niet het interessantste gedeelte. In Flipperen in 1973 volgen we de hoofdpersoon, die samen met een partner een vertaalbureau runt. Hij vertaalt oninteressante tekstjes naar het Engels. Hij vindt het een prima manier om zijn geld te verdienen, maar hij haalt er weinig voldoening uit. Hij woont samen met een mysterieuze tweeling, die op een morgen bij hem in bed ligt en daarna bij hem blijft. Wanneer ze een oude huiscentrale (van de telefoon) willen begraven in een stuwmeer, regelt hij een auto om hen weg te brengen en houdt hij op hun aandringen een toespraakje. Over de achtergrond van de tweeling kom je niks te weten. Ze zijn er nou eenmaal en smeren af en toe een broodje voor hem. Hij zou tevreden moeten zijn maar voelt zich vaak onbenullig:

Misschien als ik gardenia’s in mijn oren steek en zwemvliezen aan mijn vingers doe, dat de mensen dan even omkijken. Maar dan ook maar heel eventjes. Als ze drie stappen zijn doorgelopen, zijn ze me al weer vergeten. Hun ogen hebben helemaal niets gezien. De mijne ook niet. Ik heb het gevoel dat ik helemaal leeg ben. Misschien ben ik niet meer in staat om ooit nog iets aan iemand te geven.

Ondanks zijn passieve persoonlijkheid mondt zijn verlangen naar meer uiteindelijk uit in een zoektocht naar een speelapparaat. In Jay’s bar stond een Spaceship-flipperkast. In zijn eigen woonplaats vindt hij er een van dezelfde soort, in een speelhal. Niets anders dan de flipperkast kan een halfjaar lang zijn belangstelling opwekken. Hij speelt elke dag en haalt uiteindelijk een topscore van 105.220.

Ze was fantastisch. Dat drieflipper-Spaceship… Ik was de enige die haar begreep, en zij was de enige die mij begreep. Telkens als ik op de speelknop drukte, begon ze bekoorlijk te zoemen en te ratelen, de zes nullen van de scoredisplay floepten aan, en dan glimlachte ze naar me.

Wanneer de speelhal verdwijnt zoekt hij overal naar de flipperkast. Hij ontmoet een flipperkast-specialist die hem enorm veel informatie over de geschiedenis van de flipperkast geeft, en die hem uiteindelijk weer op het spoor van de Spaceship weet te brengen. De ontmoeting met zijn ‘oude geliefde’ is echter niet wat hij ervan verwacht had.

Ook de Rat komt in dit boek voor, al komen hij en de ik-figuur niet meer met elkaar in contact. De Rat lijdt aan een soortgelijke existentiële crisis. Hij denkt veel na over zijn zelf veroorzaakte breuk met een meisje. Over zijn motieven voor die breuk kom je niks te weten. We volgen zijn omzwervingen wanneer hij naar haar huis gaat staren of in melancholische buien bier drinkt. Waar hij in Luister naar de wind nog houvast had in de vorm van een vriend waar hij vaak bier mee ging drinken, is hier de barman zijn enige aanknopingspunt. Net als de hoofdpersoon weet hij niet goed wat hij aanmoet met het leven en zoekt hij naar een uitweg.

Luister naar de wind en Flipperen in 1973 worden overigens gezien als deel 1 en 2 van ‘De trilogie van de Rat’. In deel drie, De jacht op het verloren schaap, komt de Rat dus ook nog voor. Murakami schreef zelfs nog een vervolg op de trilogie: Dans dans dans.

De bundeling van Luister naar de wind en Flipperen in 1973 zijn geweldig voor de doorgewinterde Murakami-verslaafde. Veel van de centrale thema’s uit zijn oeuvre duiken hier al voorzichtig boven, en het is erg leuk om te zien hoe het allemaal is begonnen. Los daarvan zijn de romans echter niet gedenkwaardig. Iemand die nog nooit iets van Murakami heeft gelezen doet er goed aan om met een ander boek te beginnen. Lees vooral eerst Kafka op het strand, Norwegian Wood of desnoods zijn laatste, De kleurloze Tsukuru Tazaki en zijn pelgrimsjaren. Lees Murakami’s werk retrospectief en je zult verrast worden.

Djuna ter Beke

Haruki Murakami – Luister naar de wind/Flipperen in 1973. Uit het Japans vertaald door Jacques Westerhoven. Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen. 288 blz. € 19,99.