Kroniek: Aristide von Bienefeldt – Geloof in sprookjes
Geloof in sprookjes
Hoe komt het dat sommige kronieken veel gelezen worden, andere weinig, en weer andere helemaal niet? Dat laatste is overdreven, er is vanzelfsprekend altijd wel iemand te vinden die bereid is op ‘enter’ te drukken om kennis te nemen van mijn nieuwste effort.
Nu we aan de vooravond staan van een jubileum, jawel, de 100ste kroniek zit er aan te komen, is het tijd voor een kleine evaluatie. Welke kronieken werden vaak gelezen, welke weinig, welke bijna niet, en de 500-dollarvraag: is het mogelijk om erachter te komen waarom de ene kroniek veel gelezen wordt en de andere nauwelijks?
Alles wat met seks te maken heeft, zelfs een minimale zinspeling, verricht wonderen. Het verhaal van de jongen die op commando meisjes uit zijn buurt van hun maagdelijkheid afhelpt (‘Ricardo ontmaagdt op bestelling’) kon in de eerste week al rekenen op 200 lezers, en toen ik als test (op nieuwssites, Twitter) de titel van een matig scorende kroniek (over racisme in een kringloopwinkel) veranderde in ‘Seks in de kringloopwinkel’ sloeg de teller meteen op hol.
Ook politiek doet het goed. Mijn anti-Wilders kroniek haalde een topscore, net als mijn pleidooi om de monarchie af te schaffen en het verslag van een door PostNL geweigerde postzegel (‘Charlie-Hebdo: de postzegel’). Ook verhalen gewijd aan mijn strijd tegen de Blankenburgtunnel (‘Hoe de Nederlandse Staat mijn moeder de genadeslag toedient’, ‘Doodstraf voor een boerderij’, ‘Open brief aan mevrouw Attje Kuiken’) werden goed gelezen, maar de combinatie van de twee – seks én politiek – bleek een regelrechte best-reader.
Het stuk waarin ik Mark Rutte uitnodig om nou eens duidelijkheid te verschaffen over zijn bedgewoontes, en vooral over het geslacht van zijn partner(s), werd meer dan 600 keer gelezen, en daar bleef het niet bij. ‘Rokkenjager of broekenman? Het geval Mark Rutte’ is vele malen gedeeld, kwam (al dan niet) verminkt, en zonder mijn toestemming in allerlei blogs terecht.
Tot mijn verbazing viel de aandacht voor de serie over mijn Finse vriendin die tien maanden lang door Europa zwierf, tegen. Het eerste deel (‘De geheime dochter van Elizabeth Taylor’) trok nog wel wat lezers, de vervolgdelen haalden nauwelijks de 100, sommige niet eens de 50. Ik had hier geen verklaring voor (want waarom brak die andere kroniek over geestelijk verval, ‘Enkele reis naar het land van de vergetelheid’, het ene record na het andere?), maar later uitgevoerde steekproeven wezen erop dat veel lezers afhaakten omdat ze dachten dat deze verhalen verzonnen waren.
Anders gezegd: de kronieken over het meisje dat tien maanden door Europa zwierf en zich in leven hield met bedrog en diefstal (en haar geloof in sprookjes nooit verloor) werden als oninteressant ingeschat omdat ze niet werkelijk gebeurd (zouden) zijn.
Merkwaardig, die ziekelijke neiging van ons zoveel voldoening te scheppen in het feit (meestal niet waar en irrelevant) dat een literair werk gebaseerd is op een ‘waar gebeurd verhaal’. Zou het komen doordat we meer respect voor ons zelf krijgen als we horen dat de schrijver, net als wij, niet knap genoeg was om zelf een verhaal te bedenken?
Of wordt er iets aan onze armzalige verbeeldingskracht toegevoegd als we weten dat er een tastbaar feit ten grondslag ligt aan het ‘verzinsel’ dat we om mysterieuze redenen zo minachten? Of is het alles bij elkaar genomen diezelfde aanbidding van de werkelijkheid die kleine kinderen ertoe brengt te vragen ‘is het echt gebeurd?’ wanneer iemand ze een verhaal vertelt, en die de oude Tolstoi er in zijn hyper-ethische periode van weerhield zich op het terrein van de godheid te wagen en net als God volslagen denkbeeldige mensen te creëren?
De vraag of een verhaal interessanter is als de contouren van de werkelijkheid zichtbaar zijn, is niet van vandaag, zelfs niet van gisteren. De twee laatste alinea’s – die zo verrassend goed lijken aan te sluiten op mijn verbazing over de gebrekkige aandacht voor mijn Geheime Dochter-kronieken – zijn geschreven door Vladimir Nabokov.
In 1944. Inderdaad, toen al.
51 kronieken zijn verschenen in de bundel ‘De avonturen van mijn rode flesje’, uitgeverij kleine Uil. De tekst van Vladimir Nabokov komt uit ‘Gogol’, uitgegeven door De Arbeiderspers, in 1983.
Aristide von Bienefeldt