Nieuws: Joke van Leeuwen wordt Dichter der Nederlanden
We hebben een Dichter des Vaderlands, maar we hebben sinds vandaag ook een overtreffende trap: Dichter der Nederlanden. En de functie wordt bekleed door Joke van Leeuwen.
Een benoemingsadviescommissie, bestaande uit Kees Aarts, Cathérine De Cock, Anneke van Dijk, Remco Ekkers, Ruth Joos en Willy Tibergien, kozen Joke van Leeuwen vanwege haar rijke ervaring met het spreken en schrijven in Nederland en België – en ook nog in Suriname, en de ervaring als stadsdichter van Antwerpen.
Op de site van het ANV (wie? wat?) wordt een en ander uitgelegd. Hieronder spreekt Joke van Leeuwen haar onderdanen alvast toe. En nee, het schijnt geen grap te zijn.
In het Delhaize keukenlexicon staat een beschrijving van Velouté: een soep die gezeefd is en daarna gebonden met een mengsel van eidooier, room en boter. De soep wordt opgediend met gestoomde aspergepunten, dunne reepjes kipfilet of garnalen.
Joke van Leeuwen publiceerde in het ts ‘Raster’ (2004) in een reeks gedichten over eten van verschillende dichters haar gedicht ‘Velouté’.
Velouté
Wat vale vlekken heeft, de doordeweekse,
wat licht gerimpeld raakt van niet gebruiken,
wat wacht op afgeraspt tot naakt en sappig,
wat valt te snijden tot minieme velen,
wat slaag verdraagt, wat tegen donker kan.
Dat in een pan.
Vermalen tot geen vorm om wie of wat
op aan te spreken. Verzameld in een geur.
Daarmee van deur tot deur, dat iedereen mag ruiken.
Soldaten hebben zich vermomd als struiken,
De nachten vallen om, de dagen duiken,
Wat niet verkocht kan worden wordt versleten.
Achter de muur is ruzie, achter de ruzie muur,
achter de muur twee die het niet meer weten,
Daarachter straat, heet asfalt, niemand aan het stuur.
Nooit meer kleinzerig zijn. En appels eten.
—————–
uit: Raster 2004.
Een zeer originele reactie op de \’opdracht\’ van Raster. De romige soep heeft een fluwelen karakter. De eerste strofe lijkt te gaan over fluweel, hoewel de derde regel doet denken aan asperges en de laatste regel zou wel over een weerbarstig kind kunnen gaan.
In elk geval gaat het geheel in een pan, waarmee je langs de huizen kunt gaan.
Is het kind naar haar kamer gestuurd omdat ze de soep niet wilde eten? Ziet ze buiten in de nacht de struiken als soldaten? Hebben haar ouders ruzie?
Het is een ontregelend gedicht, zoals Joke graag schrijft. Zij wil geen vanzelfsprekende dingen noteren.
De dichteres heeft in veel opzichten de kinderlijke blik, de kinderlijke zegging, eigenzinnigheid en eenzaamheid bewaard, maar ze heeft het wel degelijk over de wereld van de volwassenen.
Joke van Leeuwens manier van schrijven is vreemd, afwijkend. De stijl past bij iemand die niet van plan is zich aan te passen en die als een vreemde kijkt naar de wereld van haar soortgenoten. Haar meest kenmerkende stijlfiguur is de ellips. Ze wil geen open deuren intrappen.
De dichteres heeft geen zin haar zinnen netjes af te maken als haar bedoeling naar haar gevoel zo al duidelijk is, en zeker niet als daardoor het ritme van de voorstelling wordt verstoord. De lezer zoekt het maar uit. Hij pakt het maar op of niet. En anders rot hij maar op, de dichteres doet toch lekker wat zij wil.
Ze gebruikt in haar Albert Verweylezing – ze was gastschrijver aan de Universiteit Leiden – de woordgroep ‘Onvanzelfsprekende vanzelfsprekendheid.’ Ik was benieuwd of het eerste woord uit die groep eerder was gebruikt en vond het in een artikel van Bruno de Wachter over Jan Emmens (‘Yang 2008’).
Jan Emmens schreef vaak zogenaamde waarheden als ‘Een geweer in de aanslag is op zichzelf / nog geen teken van oorlog’. Hiermee wilde hij ‘onvanzelfsprekende verbanden – metaforisch van aard (‘de wind is een klein kind’) of grammaticaal (‘de tijd, dat is abstract’) voor zichzelf laten spreken.\’ Aldus De Wachter.
Joke van Leeuwen zegt: ‘Het onvanzelfsprekende van het vanzelfsprekende, van de dingen die je doet of aanneemt zonder er bij na te denken, zie je scherp in een omgeving met andere vanzelfsprekendheden. Op mijn Brusselse Vlaamse middelbare school leerde ik hoe wij in 1830 bevrijd werden van de Hollanders. ‘
Zij is, afgezien van haar natuurlijk talent en haar natuurlijke weerbarstigheid, gevormd door het op jonge leeftijd omgaan met verschillende varianten van de taal die wij spreken. Zelf herinner ik me dat ik een jonge vrouw uit Vlaanderen, die me vertelde dat ze me graag zag, niet begreep. ‘Ik jou ook’ zei ik, niet begrijpend dat ik zojuist een liefdesverklaring had mogen ontvangen. Ik leek wel wat op de pummel Ferguut tegen wie Galiëne zegt dat ze haar hart heeft verloren en hij zegt: ‘Ik heb het niet gezien, ga het dan zoeken.’
De jury die de eerste Dichter der Nederlanden mocht aanwijzen, begreep al gauw dat Joke van Leeuwen met haar rijke ervaring van het spreken en schrijven in Nederland en België – en ook nog in Suriname – en haar ervaring als stadsdichter van Antwerpen, een ideale kandidaat was. Gelukkig zei ze ‘ja’.
Zij mag als eerste vormgeven aan het ideaal in dichtvorm Nederlanders en Vlamingen samen te brengen om elkaar beter te leren kennen. Zij wordt daarbij geholpen door haar rijke talent op allerlei terreinen en door het feit dat de kwaliteit van haar werk door velen in Vlaanderen en Nederland worden herkend.
Remco Ekkers
Ik begrijp dat dit het volledige juryrapport is, Remco? En even een Nederlandse vraag: hoeveel levert haar dit op?