Recensie: Cees Nooteboom – De Boeddha achter de schutting
Een Boeddha van blik
Slechts een handjevol auteurs slaagt erin telkens weer een boek te schrijven dat het waard is op gezette tijden herlezen te worden, en zo’n auteur is voor mij Cees Nooteboom. Op vakantie mocht hij dus weer mee: aan een Zuid-Frans strand herlas ik De zucht naar het Westen, reisverhalen over de Verenigde Staten uit de periode 1972-1985. Tevoren vreesde ik dat het herlezen van juist dat boek een paradoxale ervaring zou worden – Santa Fe en Buffalo aan de Cote d’Azur, hoe verzoen je dat? -, maar niets bleek minder waar. Nootebooms beschrijvingen van landen en culturen kunnen heel goed genoten worden zonder dat de lezer in de voetsporen van de schrijver treedt, of zelfs maar een ambitie daartoe heeft. Dat blijkt ook weer uit De Boeddha achter de schutting, de beschrijving van een reis naar Bangkok, die Nooteboom dezer dagen publiceerde.
Wat me bij het herlezen van die Amerikaanse verhalen opviel, is dat ze nu eens strikt beschrijvend, dan weer min of meer betogend zijn: Nootebooms proza wordt altijd door een weldadig relativisme gekenmerkt, hij is en blijft eropuit de zaken van hun mythische kanten te ontdoen, maar de ene keer neigt hij er méér toe een standpunt te verwoorden en over te dragen dan de andere keer.
Soms staan zijn reisbeschrijvingen nadrukkelijk ten dienste van een idee, soms ook hebben ze geen andere bedoeling dan mooi te zijn. Die tweede categorie, de ‘beschrijvende’ verhalen, is me het liefst, en De Boeddha achter de schutting mag daartoe gerekend worden. Geen grote uitspraken over de smeltkroes die de wereldstad Bangkok is, geen diepgravende overpeinzingen over het wezen van het boeddhisme, maar een stroom van beelden die hun samenhang enkel en alleen ontlenen aan het feit dat ze door Nooteboom, gezien, gewogen en opgeschreven zijn.
‘Verzoen de beelden’ is een zin die in het verhaal geregeld terugkeert, het is een leidende gedachte, een opdracht die de auteur zichzelf heeft gesteld toen hij aan het uitwerken van zijn aantekeningen en herinneringen begon. De methode die Nooteboom daartoe gekozen heeft is opmerkelijk, want anders dan we van hem gewend zijn worden de wandelingen door Bangkok en de ontmoetingen met de jonge vrouwen Adelheid en Tineke niet geregistreerd door een ‘ik’, maar door een ‘hij’, een reiziger zonder naam en toenaam.
Bij die reiziger voegt zich een stem, een ’tegenstem’, die af en toe de stem van het eigen innerlijk lijkt, maar die in de regel toebehoort aan een reisgenoot – vermoedelijk Sjoerd Bakker, die enkele prachtige illustraties bij Nootebooms verhaal maakte. De reiziger zorgt voor de noodzakelijke afstand tot het onderwerp,’de ’tegenstem’ biedt de mogelijkheid het waargenomene van kanttekeningen te voorzien. Zo kunnen heel uiteenlopende indrukken naast elkaar worden geplaatst: armoede naast rijkdom, chaos naast rust. In oranje geklede monniken en driftig handel drijvende Sikhs verdringen elkaar.
Het is de ’tegenstem’ die de reiziger ertoe aanzet zijn verhaal te vertellen. Thai Buddhism in the Buddhist world, een boek, ongetwijfeld een standaardwerk, stop dat maar weg. Wie hier iets wil zien moet door het gat in de schutting kijken. Daar ‘is een minimaal platje getimmerd waar een goudgespoten Boeddha van blik op staat’. Niet een kunstwerk, gewoon een ‘dikke Hema-Boeddha, twintigste eeuw, Bangkok 1985’. Hij, die Boeddha, is het symbool van een eeuwenoude traditie, het goudgespoten blik staat voor het nuchtere empirisme waarmee het Westen het Oosten bekijkt. Die twee te verzoenen is Nootebooms kunst.
Anton Brand
Cees Nooteboom – De Boeddha achter de schutting. Kwadraat, Utrecht. 62 blz.
Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 1 augustus 1986.