Recensie: Sander Kollaard – Stadium IV
Een hysterische overdaad aan leven
Het debuut van Sander Kollaard (1961), de sfeervolle verhalenbundel Onmiddellijke terugkeer van uw geliefde (2012), werd uiteindelijk bekroond met de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs 2014. Uit het juryrapport: ‘De verhalen zijn zorgvuldig geschreven in een mild ironische stijl. Ze dwingen de lezer de wereld met nieuwe ogen te zien, hetgeen als het waarmerk van goede literatuur mag gelden.’
Een andere blik geven op het alledaagse, ingeroeste waarheden, meningen die als gangbaar gelden, lichtjes losschroeven, dat is was Kollaard in zijn eerste roman Stadium IV ook doet. Barend is een onlangs gepensioneerde politieman. Een dossiertijger. Voor de aanschaf van een nieuwe camper legt hij ordner na ordner aan. Hij is een rots in de branding, fors van postuur. Zijn vrouw Sarie, een gewezen lerares aardrijkskunde, is tenger gebouwd, maar heeft een vergelijkbare onverzettelijkheid. Nu ze beiden gepensioneerd zijn, willen ze met de camper door Europa gaan trekken.
Dat is althans de wens van Sarie. Zij wil landschappen zien. Hij is net zo tevreden met zijn eigen achtertuin, maar realiseert zich dat het belangrijk voor haar is. Dat er echt iets op het spel staat. Zij buigt zich over kaarten, gelijk Nils Holgersson op de rug van de gans over het (Zweedse) land vloog. Kollaard neemt Nils Holgerssons wonderbare reis – een educatief kinderboek over Zweden – als een van de uitgangspunten voor zijn roman. Dat boek, waaruit de moeder van Sarie al voorlas, heeft er hoogstwaarschijnlijk voor gezorgd dat Sarie aardrijkskunde is gaan studeren. Zij zag zichzelf als geologe, als bodemonderzoekster, maar is tenslotte toch in het onderwijs beland.
Barend voegt zich naar de wensen van zijn vrouw. Hij maakt van de reis een gezamenlijke onderneming, een stuk recherchewerk. Wanneer hij tijdens zijn speurtocht naar de ideale camper in een oude fabriekshal schuilt, vindt hij een knikker.
Hij hield de knikker omhoog, in het gore licht, rolde hem tussen duim en wijsvinger en zag hoe de rode helix in het kleine universum van glas rondging, onaangedaan door het furieuze onweer.
Hij besluit dat die knikker hem de rest van zijn leven zal begeleiden. Als een extra houvast voor iemand die beseft dat zijn leven goed is. Hij is 64 en kerngezond, zijn vrouw is 62 en met vervroegd pensioen gegaan. De toekomst is vol belofte. Tijdens hun eerste proefreis naar de Ardennen rolt de knikker zachtjes heen en weer in de middenconsole, als symbool voor de rust en evenwicht in het universum van Barend en Sarie zelf. Maar de titel van de roman verklapt het al, er wordt een kwaadaardige kanker bij Sarie geconstateerd, volledig uitgezaaid. Het allerlaatste stadium, een wereld buiten bereik, zou je kunnen zeggen.
Barend, een methodisch man immers, wil zich volledig wijden aan de bestrijding van de ziekte, maar – de behandeling is vaak pijnlijker dan de ziekte zelf – Sarie besluit om af te zien van verdere medische stappen. Zij wil nog eenmaal naar Zweden toe, naar het eiland Öland, daar waar tijdens een sociaaldemocratische bijeenkomst van jongeren uit alle windstreken veertig jaar eerder hun liefde onstuimig begon, in het veelbewogen jaar 1968. Barend kan niets anders dan toestemmen. Hij laat zich voorlichten over het couperen van aanvallen en wordt de wachter van de pillendoos met pijnbestrijdingsmiddelen.
Dagblad Trouw schreef over de verhalenbundel van Kollaard: ‘Schrijven vanuit het hart, maar met het hoofd, dat levert nog altijd de mooiste literatuur op.’ Waar, waar. En dat geldt zeker ook voor de voorliggende roman. Kollaard weet het sentiment buiten de deur te houden, en het vechten van het echtpaar voor dat kleine beetje geluk samen toch indringend voelbaar te maken. Hij gebruikt daartoe de ratio, in die zin dat er af en toe verklarende teksten zijn opgenomen. Over de natuurkundige wetten die van invloed zijn bij het keilen van een steen over het water bijvoorbeeld. (Mooi!) Over de tektonische platen. (Mooi! Feitelijk is bij Barend en Sarie, bij alle koppels, sprake van tektoniek. Bij een schuurt het meer dan bij de ander.) Over hoe kanker ontstaat. Iets wat gemakkelijk storend zou kunnen werken, maar doordat de schrijver er net even een ander licht op werpt, de zaken een beetje op scherp zet, is het zeer effectief.
Kanker ligt dus besloten in het biologische hart van het leven, het DNA, en is nauw verwant aan het centrale mechanisme van dat leven, celdeling, waar we onze genese aan te danken hebben, ons vermogen tot groei, herstel en reparatie. Dat maakt de ongebreidelde celdeling in kankergezwellen zo pervers: kanker is leven in de overtreffende trap, maar daarmee ook leven dat zichzelf tegenspreekt. […] Wie aan kanker sterft, sterft aan een hysterische overdaad aan leven.
Kollaard werkt mooi met de herinneringen van het echtpaar. Zijn taal is uiterst verzorgd, wisselt precies op de juiste manier tussen teder en praktisch. Het klinkt misschien wat vreemd, maar hij schetst fijn de aftakeling van het lichaam, terwijl de geest intact blijft. Het lichaam waar je medelijden mee mag hebben. De geest die troost zoekt in de schoonheid van de natuur, van de jeugd, de jeugd in herinnering en de jeugd flanerend op de Zweedse kust.
Mijn lichaam is onschuldig, dacht ze. Het doet wat het kan. Het draagt me: meer is niet nodig.
Guus Bauer
Sander Kollaard – Stadium IV. Van Oorschot, Amsterdam, 144 blz. € 16,50.
Onzinnig slot. In huidige tijd is dit onzin.Je geliefde laat je zacht inslapen, in elk geval met eigen toestemming.
groet,
joost de Veer