Roos en graven: L.H. Wiener (1945- 2045)
Roos en Graven: L.H. Wiener (1945-2045)
‘Hier ligt Lood, hij is dood.’ Zes woorden, meer niet, naar analogie van een van de bekendste grafschriften uit de negentiende eeuw. De woorden markeren de eenvoudige deksteen boven het urnengraf van Lodewijk Willem Henri Wiener, beter bekend onder zijn schrijversnaam L.H. Wiener.
De ietwat bemoste steen van de auteur bevindt zich op een zeer lommerrijke plek op het joodse gedeelte van begraafpark Kleverlaan, in de buurt van het metaheerhuisje, en is omringd door eeuwenoude bomen. De fotograaf en ik hebben een flinke tocht moeten ondernemen om hier te geraken, helemaal naar Haarlem, en dan te vóet nog zoekend tussen de zerken, maar voor zo’n grote, bewonderde en betreurde schrijver hebben we nu eenmaal veel over. Bewonderd vanwege zijn schitterende oeuvre, betreurd om de akelige manier waarop de oude Lood aan zijn einde kwam.
Kon hij niet gewoon rustig in zijn bed overlijden, zoals vele zwaar bejaarde mensen plegen te doen? Nee, de schrijver Wiener – hij was ook leraar – vond het nodig om op honderdjarige leeftijd nog eens met zijn scheepje de Argos het IJsselmeer op te gaan.
Nadat hij met de gratis seniorentaxi naar Watersport Vereniging Hoorn, de vaste ligplaats van de Argos, was gereden, is hij in zijn eentje het kille, onstuimige meer opgevaren. Er was storm op komst. Maar wat er daar exáct voorgevallen is, we zullen het nooit weten. Het gehavende schip, met afgebroken mast en rammelend van de lege flessen Koningswater, werd nog dezelfde dag getraceerd. Het lichaam van de vermiste auteur spoelde enige dagen later op Marken aan.
En hier ligt ie nu begraven, op deze groen gesluierde plek. Alleen. Omringd door niets dan stilte, wat zeg ik, hier heerst een werkelijk angstaanjagend gebrek aan geluid. Terwijl de fotograaf zijn toestel in orde maakt en de juiste hoek voor een mooie foto probeert te bepalen, huiveren we vanwege die kille stilte die zo contrasteert met de drukbezochte herdenkingsbijeenkomst voor de schrijver in café Sligting te Overveen: de roemruchte kroeg over wiens vroegere eigenaar Wiener in een ver verleden eens een verhaal heeft geschreven en waar menig boek van hem ten doop werd gehouden. Er waren bespottelijk veel oudere heren, en waar ze vandaan kwamen was een raadsel, want de teruggetrokken levende Wiener was zich de laatste jaren meer en meer gaan gedragen als de misantroop die hij vroeger al meende te zijn.
De posities worden ingenomen; de fotograaf naast een forse boom, vol in het blad, ik met mijn wandelstok steunend op de steen. Na de eerste paar klikken van het toestel worden we nogal bruut opgeschrikt door een vreemd, luidruchtig gesis. Wat is hier in vredesnaam gaande? Enkele tellen spieden we rond, enkele tellen maar, tot we bijkans achterover donderen van schrik omdat er uit het groen een dreigende, donkere schaduw opduikt. Een schaduw met intens felle, oranje ogen en twee stevige oorpluimen, rechtop langs de kop.
‘Nestor…Nestor,’ prevelt de fotograaf, waarna we zo snel als we kunnen naar de uitgang van het begraafpark hobbelen. L.H. Wiener alleen achterlatend, eindelijk volstrekt alleen.
Roos Custers
Geschreven voor het vriendenboek LHW 70, Een liber voor een libertijn. Lees hier waar je een exemplaar kunt kopen.