Column: L.H. Wiener – Coleridge revisited
Coleridge revisited
In mijn Tzum-column van 21 maart 2015, onder de titel: Vraag van de week, stelde ik, in afwachting van een aantal inspirerende lezersreacties, aan de orde in hoeverre een auteur de grenzen van de werkelijkheid kan oprekken, of, meer toegespitst op de kern van de in de Muggenreeks verschenen korte roman Slauerhoff compleet van Bies van Ede: kan een auteur zijn verhaal baseren op een handeling die in de werkelijkheid bewijsbaar onmogelijk is?
Er is geen enkele reactie op mijn stuk verschenen, waaraan ik geen conclusies wil verbinden, wel kreeg het twaalf ‘likes’, waarmee de vraag evenmin was beantwoord. Ik zal het dus geheel op eigen kracht moeten doen, zoals te doen gebruikelijk.
Ik heb Slauerhoff compleet destijds (in maart 2001) met plezier gepresenteerd en de auteur daarbij gecomplimenteerd met de ontroerende beschrijving van de stervensbegeleiding en het afscheid van de vader van de verteller.
In een apart essay heb ik later de handeling waarnaar de titel verwijst afgewezen als onmogelijk, als niet authentiek. Voor de auteur voelde dit als verraad, hetgeen het allerminst is. Het boek valt duidelijk in twee delen uiteen en ik heb mij, om de feestvreugde niet te bederven, bij de presentatie beperkt tot het authentieke deel, dat inderdaad van hoog literair gehalte is.
Ik ken Bies als Haarlems auteur goed en het valt in hem te prijzen dat het tussen ons aan de bar van café Koops in de Damstraat nimmer tot een handgemeen is gekomen. Maar gaande de tijd ben ik gaan twijfelen aan de juistheid van mijn observatie en zo heb ik in mijn column van vorige week ‘mijn gelijk ter discussie gesteld’.
De dichter Samuel Taylor Coleridge (1772-1834) heeft als literair criticus een aantal gedenkwaardige ‘quotes’ op zijn naam staan, waarvan de bekendste vermoedelijk ‘the willing suspension of disbelief’ is, die de dichter van een lezer mag verwachten waar het de appreciatie van zijn kunst betreft. Deze principiële aansporing kan men vinden in de beroemde proloog tot de Lyrical Ballads, een bundel gedichten waarin Coleridge en William Wordsworth (deze naam is geen peudoniem!) the Romantic Movement in de Engelse literatuur inluidden. Gezegd hierbij moet worden dat de woordcombinatie ‘lyrical ballad’ een innerlijke tegenspraak bevat, aangezien een ‘ballad’ per definitie een ‘epic poem’ is. Maar deze contradictie was door beide heren opzettelijk gekozen als manifestatie van het bewust overtreden van vaste regels en het zich ontworstelen aan de alledaagse werkelijkheid.
Het thema van de Lyrical Ballads (1798) is gebaseerd op een plan, een afspraak, een strategie, waarbij Wordsworth de alledaagse werkelijkheid zou beschrijven, op zodanige wijze dat er de overdonderende schoonheid van Gods schepping in te zien zou zijn en daarmee de wonderbaarlijkheid van het bestaan, terwijl Coleridge het bovennatuurlijke als onderwerp zou nemen op zodanige wijze dat die als werkelijkheidsbeleving zou worden ondergaan. Of, in de woorden van Coleridge zelf:
In this idea originated the plan of the ‘Lyrical Ballads’; in which it was agreed, that my endeavours should be directed to persons and characters supernatural, or at least romantic, yet so as to transfer from our inward nature a human interest and a semblance of truth sufficient to procure for these shadows of imagination that willing suspension of disbelief for the moment, which constitutes poetic faith.
In deze alinea, met zijn mooie stilistische wendingen als ‘a semblance of truth’ en ‘shadows of imagination’, ‘poetic faith’ en bovenal het beroemd geworden ‘suspension of disbelief’ wordt magistraal verwoord hoe wij ‘literatuur’ dienen te benaderen.
En inderdaad, The Rime of the Ancient Mariner van Coleridge, een wervelend verhaal vol van extremen en bovennatuurlijke verschijnselen, een droomreis die niet zelden de proporties van een nachtmerrie aanneemt, kan alleen op basis van a willing suspension of disbelief op waarde worden geschat.
De drie woorden for the moment, in Coleridge’s theoretisch concept, die op zich niet veel betekenis lijken te hebben, zijn echter van essentieel belang voor de geldigheid van de gehele passage. Zij benadrukken de tijdelijke vervoering waaraan een lezer zich heeft te onderwerpen, de confrontatie met de onderhavige tekst, zo lang en alleen dan. Legt men het boek weg, dan treedt ogenblikkelijk een andere werkelijkheid in werking, waarbij de shadows of imagination nog slechts herinneringen zijn aan een andere wereld. Dan gaat schel de deurbel en staat er een kwitantieloper op de stoep.
For the moment houdt dan in: voor de tijd die het duurt om in een verzwegen afspraak met de auteur, zijn werk te volgen in de literaire werkelijkheid die hij ons voorspiegelt, een werkelijkheid waarbij de vraag of het wel waar is wat wij lezen, of dit wel kan etc. moet worden opgeschort, want wij geloven onvoorwaardelijk wat wij lezen, omdat het is zoals het er staat. Enkele voorbeelden:
In zijn roman A history of the world in 10½ chapters hanteert Julian Barnes als verteller een houtworm in de eiken spanten van een 17e eeuws koopvaardijschip. Dat een houtworm kan denken en praten accepteren wij voetstoots.
In De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch volgen wij de conversatie tussen een engel en een cursieve God, van wie geen uiterlijke beschrijving gegeven wordt.
In Herinneringen van een engelbewaarder volgde W.F. Hermans dit procedé van een sprekende engel al ruim twintig jaar voordien. Ik heb het boek niet gelezen, want ik vond het destijds gelul, maar ga af op de titel. Voor een tik op mijn vingers houd ik me aanbevolen.
In De verbeelding van Herman Franke, staat Lord Nelson zich op zijn zuil in Trafalgar square behoorlijk op te winden, in de onmacht van zijn gedaante, een standbeeld, maar met de gedachten en herinneringen van een man van vlees en bloed. Toe maar. Geef Franke voor dit boek de AKO prijs voor literatuur! Het zij je gegund Herman, en de waarlijk smerige aanval van Arnon Grunberg op je werk en persoon, voornamelijk onder de gordel gericht, heeft mij niet voor dit aapje ingenomen. Zijn eigen uitspraak: ‘Je moet vooral niet vergeten wanneer je gelogen hebt’ (of woorden van gelijke strekking) zal hij hierbij zeker ter harte nemen.
Ter zake nu:
Bies van Ede, vriendelijke man en schrijver in hart en nieren (je hebt nu zo’n beetje 150 kinderboeken op je naam staan) ik heb je boek Slauerhoff compleet tijdens de presentatie opgehemeld, waar het de dood van je vader betrof (literair gesproken schitterend hoe je niet meer teruggaat naar zijn sterfbed als je zijn laatste woorden net niet kon verstaan door het geruis van die ventilator. ‘Ik glimlachte en knikte maar om te laten zien dat ik het begrepen had.’) En ik heb het in een apart essay afgewezen omdat ik de handeling niet geloofde. Later ben ik gaan twijfelen en ‘kwam ik er niet meer uit’, zoals ik laatst in Koops nog aan je toegaf.
En pas nu weet ik waar ik ongelijk had: ik had nooit naar de begraafplaats Westerveld moeten gaan, op zoek naar de urn van Slauerhoff.
Jammer eigenlijk, dat hij niet een eerlijk zeemansgraf heeft gekregen, zoals mijn poes Lolitapoes.
L.H. Wiener