Chrétien Breukers en Mark Cloostermans duiken onder in het oceaangelijke oeuvre van Georges Simenon, de man van vierhonderd boeken. Naar aanleiding van de 25ste verjaardag van Simenons overlijden lezen zij een selectie van 25 titels, zowel Maigrets als romans durs, zijn ‘serieuze’ romans. Twee Tzum-bloggers om Simenon op de hielen te zitten.

Die vertalers toch! Maigret et les témoins récalcitrants (1959) hebben ze niet vertaald als De weerbarstige getuigen, maar als Maigret en de miljoenerfenis. Spoiler van formaat, hoor, want de aanwezigheid van een erfenis is het motief voor een moord; Simenon verklapt dit pas na één derde van het boek.

Personages met een lang leven volgen op termijn de ontwikkeling van hun schepper. Kuifje evolueerde mee met Hergé, dat zie je duidelijk in de latere albums. Ook Maigret begint sporen van ouderdom te vertonen. Logisch: in 1959 is Simenon 56 jaar oud. De pensioengerechtigde leeftijd nadert. Maigret voelt zich ouder worden. Over twee jaar gaat hij met pensioen, mijmert hij aan het begin. Er is veel veranderd aan de Quai des Orfèvres. Niettegenstaande Maigrets protest is zijn goede oude kachel uit het kantoor gehaald. Rechter Coméliau, zijn oudste en geliefdste vijand, is al met pensioen. In plaats daarvan wordt Maigret nu op de vingers gekeken door een jonge magistraat, Angelot, die niet onder de indruk lijkt van Maigrets reputatie. De volgende generatie staat klaar om de boel over te nemen. Een nieuwe generatie, jong en ‘overdekt met diploma’s’, heel wat anders dan de self made man die onze commissaris is. Maigret voelt zich bestudeerd, misschien zelfs bekritiseerd en dat maakt hem onkarakteristiek nerveus. Hij moet verdachten ondervragen in het bijzijn van de magistraat en voelt de controle over de situatie tussen zijn vingers glippen.

Maigret

Georges Simenon vs. Hubert Lampo
De “moord van de week” brengt Maigret naar een koekjesfabriek die betere tijden heeft gekend. Het merk Lachaume is amper nog te vinden in de winkels, het personeel is uitgedund, de woning van de familie Lachaume vervallen. En de zaakvoerder is zojuist vermoord. Door een inbreker, zegt de familie – maar daar hebben natuurlijk noch Maigret, noch de ervaren lezer oren naar.

De weerbarstige getuigen uit de titel, dat zijn de resterende familieleden. Ze maken weinig subtiel duidelijk dat ze de politie niet in huis wensen. Het was een inbreker, punt. Leonard Lachaume is dood, meer woorden moet men daar niet aan vuil maken.

Maigret komt er al gauw achter dat koekjesfabriek Lachaume al jaren geleden op de fles zou zijn gegaan, als één van de zonen niet getrouwd was met een rijke erfgename. Haar geld (zwart geld of geld dat niet helemaal proper verdiend is tijdens de laatste wereldoorlog) houdt de boel overeind.

De familie verzet zich zo tegen het onafwendbare: de sluiting van de fabriek, het deuken van de familiale trots. ‘De koekjesfabriek beantwoordde aan geen enkele noodzaak meer, geen enkele economische norm’, noteert Simenon, en voor één keer voelt een Maigret opvallend hedendaags.

Maigret volgt het spoor naar de enige Lachaume die het huis ontvlucht is: de aantrekkelijke Véronique. Zij werkt in een nachtclub voor lesbiennes, waar ze rondloopt in smoking, maar in haar privé-leven is ze hetero én stapelverliefd. Als Maigret ontdekt op wíe, beginnen de puzzelstukjes in elkaar te klikken en stijgt Les témoins récalcitrants boven zichzelf uit: voordien een amusante, opvallend komische Maigret, slaat Simenon nu een iets dramatischer toon aan.

Nee, de Lachaumes zijn geen fijne mensen. Dat deed me denken aan iets wat ik laatst las in de biografie van de Vlaamse schrijver Johan Daisne (1912-1978). Daisne schreef ooit een roman, Ontmoeting in de zonnekeer, met als ondertitel: ‘anti-simenon’. Daisne vond dat literatuur een positieve, optimistische inslag moest hebben, een ‘lebensbejahende’ strekking. Simenon zag hij als het tegendeel daarvan. Daisne: ‘al zijn personages en situaties zijn negatief, behalve Maigret zelf, die graag lekker eet, pijpen rookt en bier drinkt, en zijn gezonde, zo gezellige vrouw. Commissaris Maigret heeft stellig een vertedering voor de mensen, maar die zijn helaas altijd van de zelfkant. Dat ligt natuurlijk aan zijn beroep, maar ook aan Simenon. Ik voel daar ergens een leugen, of een dwanggedachte.’

Lastig om het hiermee eens te zijn! Ik vind mevrouw Maigret juist altijd een probleem: zo ouderwets, begripvol, onderdanig. En zijn Simenons personages ‘negatief’? Eerder realistisch, zou ik denken. De Lachaumes zijn zeker irritante mensen, maar moeten we daarom Simenon een leugen aanwrijven? Hun motivatie is de motivatie van zo veel andere Simenon-personages: ambitie. De ambitie een maatschappelijke positie te behouden (in dit boek) of te verwerven (bijvoorbeeld in Les caves du Majestic). Frankrijk en Europa mogen dan flink veranderd zijn sinds Simenon ophield met schrijven, maar dat is een verhaal van alle tijden. En misschien één van de redenen waarom Simenons werk vandaag nog gelezen wordt, en dat van Daisne… – maar nu word ik gemeen.

Simenon

De getuigen vs. de deelnemers
Simenon laat Maigret lange tijd stilstaan bij het verval van de fabriek, en de weggemoffelde armoede. De oudste leden van de familie zitten de hele dag bij een kachel te doezelen, ‘net als het biljart op de begane vloer of de kristallen luchter, niet veel meer dan getuigen van het verleden’.

Daar is dat woord weer, ‘getuige’. Zoals ik al aangaf in het artikel over Les témoins: de getuige is een belangrijk concept voor Simenon. Er zijn altijd getuigen, ze zijn nooit helemaal helemaal betrouwbaar.

In Le fils preciseerde de auteur dat we mensen te gauw in categorieën duwen, waardoor we hun echte zelf voor onszelf onzichtbaar maken. De diepere lagen blijven ondoorgrond.

Schrijft de vader/verteller:

Dit keer, terwijl ik je voorzichtig gadesloeg, ontdekte ik plotseling dat het een man was die naast me stond, een man die dacht, observeerde, oordeelde, een mens die misschien al heel lang nadacht en zich meningen vormde.

Voordat die meningen, over zijn ouders bijvoorbeeld, kunnen stollen, wil de vader enkele zaken verduidelijken. Want, zo schrijft Simenon, het moment waarop de zoon volwassen wordt is het moment waarop de vader een ‘getuige’ van zijn leven krijgt. Of erger nog: een rechter.

Het is natuurlijk typisch Simenon dat hij alles, zelfs verhoudingen tussen familieleden, in de misdaadsfeer trekt. Maar het concept van de getuige keert telkens weer terug in zijn boeken. Monsieur Hire (Les fiançailles de M. Hire) was een voyeur. De getuigen uit Les témoins waren fundamenteel onbetrouwbaar. Frank (in La neige était sale) wou niets liever dan één specifieke getuige van zijn misdaad: de buurman, Holz.

In een universum waarin God eigenlijk geen rol speelt, is het de medemens die observeert en met zijn oordeel waarde verleent aan het leven dat hij bekijkt. Meestal foutief. Vandaar dat de vader uit De zoon dat oordeel zo objectief mogelijk wil helpen zijn.

Les témoins récalcitrants voegt daar nog een element aan toe. Aan het eind van het boek, als rechter Angelot een belangrijke ondervraging manu militari van Maigret overneemt, voelt deze laatste zich in de hoek gezet, gedegradeerd tot de status van ‘toeschouwer, getuige’ – weer dat woord. Hier ligt de klemtoon niet op de gebrekkige waarneming van de realiteit, maar op het gebrek aan activiteit van de getuige. Wat telt in het leven, is deelnemen. Niet kijken.

Dat klinkt, volgens mij, als 100% Simenon.

Mark Cloostermans

Maigret en de miljoenenerfenis werd vertaald door K.H. Romijn en verscheen in de reeks ‘Zwarte beertjes’. Het citaat van Johan Daisne komt uit de biografie van Johan Vanhecke, Johan Daisne. Tussen magie en werkelijkheid, 1912-1978, in 2014 verschenen bij Houtekiet.