Recensie: Iris Murdoch – Acastos
De schoonheid van een idee en de fysieke schoonheid van de jongelingen
Weinig hedendaagse auteurs hebben een zo omvangrijk en gevarieerd oeuvre op hun naam staan als de Britse schrijfster en filosofe Iris Murdoch. Met The Good Apprentice leverde ze haar tweeëntwintigste roman af; het boek verschijnt in het Nederlands onder de titel De leertijd. Het jaar daarvoor, in 1984, publiceerde Murdoch voor het eerst een dichtbundel, A Year of Birds. En uitgerekend dezer dagen keerde ze tot haar oorspronkelijke metier terug — de filosofie.
‘Art and Eros’ en ‘Above the Gods’ zijn de twee ‘platonische’ dialogen die Murdoch in Acastos bundelde. Mij hebben ze bijzonder geboeid, en dat ligt niet alleen aan hun doorwrochte inhoud maar ook aan de originele en elegante wijze waarop ze vorm hebben gekregen. Murdoch studeerde filosofie aan de universiteiten van Oxford en Cambridge, en doceerde vervolgens enkele jaren in haar woonplaats Oxford. Al in de jaren vijftig koos ze voor de literatuur (ze debuteerde in 1954 met de roman Under the Net), maar dat betekende geen definitief afscheid van de filosofie: haar literaire werk is er altijd van doortrokken geweest, en ze schreef verschillende filosofische studies. In 1953 verscheen een studie over Jean-Paul Sartre; in 1970 bracht ze drie essays over moraalfilosofie bijeen in de bundel The Sovereignty of Good; en in 1976 werkte ze haar ‘Romanes Lecture’ uit tot een beschouwing over de kunstopvattingen van Plato (The Fire and the Sun). De eerste dialoog in Acastos, over kunst, sluit daarbij aan; de tweede, over religie, staat dichter bij de essays uit 1970.
Beide dialogen spelen zich af in Athene, aan het eind van dé vijfde eeuw voor Christus. Socrates is dan een wijs en bedaagd man van ongeveer zestig, die nog altijd geboeid wordt door de intellectuele schoonheid van een idee en de fysieke schoonheid van de jongelingen in zijn omgeving. Plato is een hemelbestormer van ongeveer twintig, ‘vol briljante maar verwarde ideeën, de hele toekomst van de westerse filosofie borrelend in z’n hoofd’. Beiden keren in beide dialogen terug, en dat doet ook Acastos — een fictief karakter, een leergierige jongeman die het niet van grote gedachten moet hebben maar van een nuchter verstand. Hij representeert de ‘common sense’.
Het stramien van beide dialogen is gelijk: Socrates stelt het onderwerp vast — het wezen van de kunst, dat van de religie — en probeert door middel van vragen tot een heldere afbakening van begrippen te komen en de morele implicaties daarvan na te gaan. Zijn disgenoten, die diverse richtingen in de westerse filosofie vertegenwoordigen, geven antwoord, soms aarzelend, soms vol van eigen gelijk. Alleen Plato houdt zich afzijdig. Hoofdschuddend hoort hij het gesprek aan, tot hij het moment gekomen acht om in te grijpen. Bijna vuurspuwend, zichzelf overschreeuwend, dwingt hij met vragen, redeneringen en verwijten Socrates de puntjes op de i te zetten. Religie, luidt een conclusie, is ‘above the gods’ — het stadium van een persoonlijke God voorbij. Het is het absolute aspect van de menselijke geest, de hogere wet die waarden en normen bepaalt zonder dat we het ontstaan of de aard ervan kunnen verklaren.
Afgezien van de vraag of die wet het begrip ‘religie’ behoeft (Plato roept uit niet van het woord te houden), kan worden vastgesteld dat Murdochs dialogen van betekenis zijn voor het huidige denken over ‘goed’ en ‘kwaad’ — de actualiteit van het wereldgebeuren klinkt erin door. Dat ze daarbij de levendigheid van een toneelstuk hebben (Art and Eros werd in 1980 in Londen opgevoerd) viel te verwachten van een auteur die er in haar romans al blijk van gaf de dialoog als het voertuig van de gedachtegang te beschouwen.
Anton Brand
Iris Murdoch – Acastos. Two Platonic Dialogues, Chatto & Windus Ltd. 132 blz.
Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 25 april 1986.