Recensie: Olivier Willemsen – Morgen komt Liesbeth
Met de neus tegen het raam geplakt
Het is goed om enthousiast te zijn. Sterker nog, een ongebreideld geloof in je ‘project’, vaak tegen beter weten in, is een basisvoorwaarde voor kunst, een verdedigingsmechanisme. Het enthousiasme van de nieuwlichter Olivier Willemsen aangaande de literatuur is hartverwarmend. Hij denkt er zelfs over – of heeft de gewaagde stap al genomen – om zijn baan als hoofd communicatie van het Amsterdamse culturele centrum De Balie eraan te geven ten gunste van de pen. Moedig. Punt. Daarvoor valt gemakkelijk sympathie op te brengen.
Willemsen werkt aan zijn tweede roman. Vooral doorgaan. En dat is niet bedoeld als een sneer voor non-valeurs van de dansjury. Je mag (veel) later, als je gepokt en gemazzeld bent, met enige gêne terugkijken op je debuut, zelfs op pakweg de eerste drie à vier boeken. Dat dondert niet, is zelfs goed. Je hebt toch maar het lef gehad om je kwetsbaar op te stellen. En dat is al heel wat. Dat verdient categorisch respect. Rigoureus neersabelen is eenvoudig, is een zwaktebod van de recensent. Veel boeken waren beter in de coulissen gebleven, maar dat geldt uiteindelijk toch niet voor Morgen komt Liesbeth, de debuutroman van Willemsen.
Ruim gezet, iets meer dan honderd pagina’s. Soit, tekstueel is lengte van generlei belang. Veel romans zouden met een onsje minder toe kunnen. Een verhaal is rond of niet. Willemsen doet een aantal dingen goed en sommige (goed) fout.
De vertellers zijn twee naamloze jongens van een onbestemde leeftijd. Het verhaal begint min of meer in medias res. Ze zitten begin jaren vijftig van de vorige eeuw opgesloten in een appartement in Wenen. Hun vader heeft hen verlaten, naar het schijnt voorgoed. Wel met de instructie zich in de kast te verstoppen als er aangebeld wordt of als er mensen op de trap te horen zijn. Zijn camera heeft hij achtergelaten, alsook een aantal fotoalbums met zeer uiteenlopende reportages.
De jongens zitten elke dag met hun neus tegen het raam geplakt. Vanwege de tramhalte voor de deur, vanwege de kar met gegrilde kippen, vanwege het feit dat lieve Liesbeth elk moment kan komen. Tegen de waarschuwingen van hun vader in hebben ze namelijk een keer de telefoon opgenomen in de gang en gehoord dat Liesbeth, die altijd aardig voor ze is geweest, haar komst aankondigt. Nu komt bij ondergetekende Liesbeth er niet meer in, en dit was voor de jonge vertellers wellicht ook beter geweest. Al zorgt ze wanneer ze na veertien dagen op een rantsoen van pepermuntjes hebben geleefd wel met pannen met zuurkool voor het verdwijnen van de spijkers in de maag van de jongens.
Willemsen weet de spanningsboog goed op te bouwen. Het eerste en tevens grootste bezwaar is dat de stem van de vertellers niet klopt. (En nu niet roepen: vervreemding en zo.) De auteur piept er onaangenaam doorheen. Geen enkel kind of jongvolwassene, hoe hoogbegaafd, of hoe knotsgek dan ook, gebruikt bijvoorbeeld de woorden: wederopbouw, tegemoet treden, volstrekken, verschijning, zoetjesaan, weerzinwekkend, passanten, fotogeniek, plaatskaartjes, kakofonie, kleermakerszit of gefixeerd, in de zin van vastgebonden. Beste redacteur, ja, jij daar, word eens wakker, neem een auteur in bescherming. Een zin als ‘De wasem besloeg het raam als vanouds’ kan zogezegd echt niet ronddolen in het brein van een kind of een jongvolwassene, maak dat mijn geëxalteerde hoedje wijs.
Willemsen is in zijn debuut zoekende. En dat valt te prijzen. Het is niet bezwaarlijk dat zijn zinnen kort zijn. Staccato mag, maar in dit geval versterkt het ontegenzeggelijk het ‘en-toen-en-toen-karakter’ van het boek, vooral tegen het einde.
Eigenlijk al vanaf het begin heb je het idee dat de twee vertellers een rariteit zijn, misschien wel een Siamese tweeling. Hoe dat precies in elkaar steekt laat Willemsen – hulde – geheel in het midden. Ze worden afgevoerd in een kooi. De rest moet u zelf maar lezen.
De fotoalbums worden veel te veel gebruikt om te verklaren waarom de twee (eenheid) bepaalde zaken kunnen duiden – duiden uiteraard en niet weten. Het wordt daardoor welhaast een trucje. Net zoals de herhalingen aangaande de fotografische aanwijzing van hun vader – niet tegen de zon in, want dat is iets kunstzinnigs – gaan irriteren. Al heeft dat in het geheel nog een functie. Beste Olivier Willemsen, wees spaarzaam met metaforen, of laat ze liever helemaal weg, en probeer eens alledaagse woorden uit. Dan komt het allemaal goed. Morgen komt Liesbeth is onevenwichtig. En dat is voornamelijk de redactie aan te rekenen.
Guus Bauer
Olivier Willemsen – Morgen komt Liesbeth. De Harmonie, Amsterdam, 118 blz. € 16,90.