Waanzin (3): Menno Wigman volgt Gerrit Achterberg naar Den Dolder
Het gesticht van Menno Wigman verscheen in 2007 en had, met het oog op deze Boekenweek, wel een herdrukje verdient. Drie maanden lang zit de dichter vrijwillig in Den Dolder. Hij heeft een eigen paviljoen tot zijn beschikking, maar hij woont op het terrein. Hij is niet de eerste dichter, want ook Gerrit Achterberg heeft er gezeten.
De biografie die over Gerrit Achterberg geschreven is door Wim Hazeu is nogal slordig ontdekt Wigman als hij een keer gaat praten met de mensen van de Historische Vereniging Den Dolder.
Eigenlijk kwam ik om een foto op te vragen van paviljoen Lorentz, het gebouw waar Achterberg verbleef. Al snel vertelt Albert van Silfhout dat Lorentz een jeugdpaviljoen voor geestelijk gehandicapten was en Achterberg daar onmogelijk heeft kunen zitten. De dichter zat in Schroeder van der Kolk, een paviljoen voor ‘onrustige lijders derde klasse’. Daar verbleef hij een week in de isoleer.
Zijn voedsel kreeg hij, zonder mes en vork, op een blaadje aangereikt. Na anderhalve week op het verpleeggedeelte werd hij naar een kliniek op de Veluwe, vermoedelijk Wolfheze, overgeplaatst.
Weer een illusie armer. Dacht ik al die tijd dat Achterberg haast een halfjaar in Den Dolder verbleef, blijkt er niks van waar. Waarom stuurde Van Silfhout nooit een brief naar Achterbergs biograaf Wim Hazeu? ‘Op een zekere leeftijd maak je je niet meer zo druk.’ Hoe dan ook, Den Dolder is de enige plaats waar Achterberg ooit in de separeer verbleef.
Het gesticht gaat over waanzin, maar ook over het schrijven van gedichten: Wigman is er om te werken. Nu ik het boekje weer in handen heb, blijf ik hangen bij passages en lees ik weer hele stukken opnieuw. Kan dit niet opnieuw uitgegeven worden in Privé Domein? In een klein terzijde schrijft Wigman dat hij ook onder een andere naam publiceert, zonder te zeggen welke. Het is blijkbaar poëzie die hij verafschuwt:
Mijn gelukkigste dag in 2003? Toen ik hoorde dat Ilja Leonard Pfeijffer een krampachtig modieus, opgeruimd onzinnig, zeg maar egrust volstrekt abject gedicht van mijn alter ego *** in zijn literaire tijdschrift De Revisor wilde plaatsen. Ook vorig jaar plaatste men weer zo’n heerlijk Astrid-Lampe-appel-bos-kutje-knol-drop-kapok-Pfeijffer-vlam-dram-pijpen-dochtgedicht.
Je moet altijd oppassen met te veel persoonlijkheden, maar is inmiddels al bekend wie *** is? Ik heb het gemist.