Waanzin (4): J.A. Schasz M.D. en de staartafhakkende apen
In de Nederlandse literatuur komt bij mijn weten niet vaak een scène voor waarin massahysterie beschreven wordt, maar in Reize door het Aapenland komen we volop aan onze trekken. Onder het pseudoniem J.A. Schasz M.D. schreef Gerrit Paape, dat wordt althans de laatste tientallen jaren aangenomen, een parodie op twisten tussen orangisten en patriotten. De hoofdpersoon van het boek komt, via een lange vlucht, terecht in het Aapenland waar ook een strijd aan de gang is tussen twee partijen: de apen de redelijke die aap nummer één volgen – de Nommeréénianen – en de apen die achter de populistische aap nummer vijf aanlopen – de Nommervijfiaanen.
Het punt van het geschil is de snelheid waarmee de apen mensen willen worden. De Vijfiaanen menen dat dat het snelste kan door in één keer bij elkaar de staart af te hakken. Eventuele bezwaren worden weggewuifd met de belofte dat men dan bij elkaar een ‘pikpleistertje’ aanbrengt om het bloeden te stelpen. De redelijken verliezen en zo staat er op een dag een massa (zestienhonderd om precies te zijn) apen klaar voor de afkapping. Het sein klinkt en dan:
Nauwelijks waren de bijlen door de staarten, knarsende tot op het blok doorgedrongen, of de onbezefbaarste, de geweldigste pijn, deed al de Aapen een luide schreeuw geven, zo de wolken er een echo van terug kaatsten, – want men gelieve te begrijpen hoe groot en verschrikkelijk het eenparig geschreeuw van zo veele Miljoenen Aapen teffens, geweest moet zijn.
En tot vermeerdering, of liever tot voltooiing van het ongeluk, – in stede dat elke Aap, daadlijk, na de afkapping, het Pikpleistertje zou gegrepen en het op de wond van zijnen voorzigzittenden Aap zou gelegd hebben, – werd hij derwijzen door de verwoede smart beduiveld, dat hij, zonder om ’t pleistertje te denken, met beiden zijn pooten, naar zijn eigene bloedende agterkwartier greep, en even als raazende uit den kring sprong.
In één oogenblik was alle order verbannen. – Hoe zeer de Hoofden zig bemoeiden, om de pleistertjes gelegd te krijgen, – de woedende Aapen luisterden niet: zij schreeuwden, zij grijnsden, zij huilden, zij knerssetanden, en liepen als zinneloozen onder en over elkander heen.
Een bloedbad door eigen stupide gedachten. Omdat domheid blijft bij bestaan, blijft dit imaginaire reisverhaal leuk, omdat massahysterie gevaarlijk is, blijft het ook een waarschuwing, al is het er dan een in ironische verpakking.