Recensie: Toon Tellegen – De tuin van de walvis
Walvis droomt van een tuin op z’n rug
Hoewel Toon Tellegen een veelzijdig auteur is, verwierf hij vooral bekendheid met zijn filosofisch getinte dierenverhalen. Een keur aan geheel verschillende dieren, van boktor, olifant en eekhoorn tot krekel en mier, bewonen een licht absurdistisch universum, waarin de grenzen tussen realisme en fantasie vervagen. Dat geldt ook voor Tellegens nieuwste boek, waarin de walvis zich een ‘tuin op zijn rug’ wenst.
Net zoals in eerder werk neemt Tellegen een bevreemdende constellatie als uitgangspunt. Hoewel de walvis tevreden ronddobbert in de oceaan, voelt hij toch een zeker gemis aan een tuin ‘met een houten bank met een paar bloemen eromheen’. Een ‘fontein’ als ijkpunt van die gaarde heeft hij immers al. Geïnspireerd door een droom gaat de walvis tot daden over en vraagt hij sprinkhaan om raad. Als ware tuinarchitect creëert sprinkhaan een pracht van een tuin; tal van dieren komen deze kleurrijke hof bewonderen. Niet gehinderd door wetten of praktische bezwaren komen wensen in Tellegens schepping ook echt uit. Walvis wordt echter al snel met enkele ingrijpende ongemakken geconfronteerd:
‘De walvis dacht na. Hij wist nog niet hoe hij zijn tuin zou kunnen schoffelen. Maar dat was van later zorg, meende hij.’
Enkele bezoekers, waaronder neushoorn, nijlpaard en walrus, zijn net iets te enthousiast en richten een ware ravage aan. Walvis ondervindt echter ook hinder van z’n tuin; niet langer kan hij opspringen en het water induiken of op z’n rug naar de sterren kijken. Het vormt een wat voorspelbare constellatie die voortvloeit uit het gegeven dat walvis – weliswaar in ruil voor een schitterende tuin – z’n eigenheid moet opgeven. Tellegen voorziet z’n fabel echter van een onverwacht einde en alweer een nieuwe droom van walvis.
Tellegen schrijft ragfijn proza, ontdaan van iedere overbodige opsmuk. Zijn verhalen zijn krachtig en intens genoeg om op zichzelf te staan. Interessant zijn de nuances in stijl en semantiek, zoals het subtiel geïntegreerde onderscheid tussen begrippen als ‘veeleisend’ en ‘veelzeggend’. Tellegens (dieren)verhalen laten zich dan ook op verschillende niveaus lezen, met een onderliggende psychologische en filosofische rijkdom. Die inhoudelijke en stilistische weelde openbaart zich echter slechts mondjesmaat, en enkel voor de aandachtige lezer die meegaat in de gedachte-experimenten van de auteur, ook als dat aanvankelijk enige moeite kost. Zo telt De tuin van de walvis slechts 55 bladzijden, maar dwingt tot een trage en bedachtzame lezing.
Annemarie van Haeringen weet in haar illustraties bijzonder goed de toon van Tellegens verhalen te treffen. Nu eens grossiert ze in gestileerde, haast uitgepuurde illustraties, dan weer verrast ze met overladen composities in felle kleuren. Van Haeringen omringt haar creaties met veel witruimte, waardoor de prenten bijzonder goed tot hun recht komen. De feeërieke prent van de walvis-met-tuin op z’n rug, tevreden dobberend onder een sterrenhemel, is van een ontroerende schoonheid.
De tuin van de walvis laat zich als een rijkgeschakeerd verhaal lezen, over zijn en wezen, over (verlies van) identiteit in ruil voor de realisatie van dromen en wensen. Tellegens stilistische gave krijgt een uitmuntend equivalent in de stijlvolle prenten van Annemarie van Haeringen, wat in een literair kleinood vol schoonheid resulteert.
Jürgen Peeters
Toon Tellegen – De tuin van de walvis. Amsterdam/Antwerpen, Querido. 56 blz. € 16.99.