Interview: Jenny Erpenbeck over Een handvol sneeuw
Het is altijd de vraag wat verteld wordt en wat verzwegen
Afgelopen woensdag won Jenny Erpenbeck de Independent Foreign Fiction Prize 2015 voor The End of Days. Guus Bauer sprak met Erpenbeck naar aanleiding van de Nederlandse vertaling van Aller Tage Abend.
De Duitse schrijfster Jenny Erpenbeck (1967) brak in 2009 internationaal door met haar roman Heimsuchung, in het Nederlands uitgebracht onder de ietwat verwarrende titel Huishouden. Net als in dat epos komt ook in haar nieuwe roman Een handvol sneeuw een land in beroering voorbij. Opnieuw lezen we over de dubbelmonarchie, de Weimar-republiek, Nazi-Duitsland, de veertig jaar socialisme nadien in de DDR, de val van de Berlijnse Muur en ditmaal ook over de lastige tijd van de dubbel zo grote nieuwe Bondsrepubliek.
‘Ik wilde door het schrijven van dit boek over de dood nadenken. Wat laat iemand na, hoe gaat men daarmee om en hoe neemt men iemand waar na het overlijden. De dood die het leven interpreteert. Zodra de exacte tijdspanne bekend is die iemand op aarde heeft doorgebracht, wordt het leven door derden beoordeeld, vaak op verschillende manieren.’
‘Opnieuw heb ik, net als in mijn vorige roman Huishouden, in Een handvol sneeuw een hele eeuw beschreven aan de hand van een familiegeschiedenis. Dat was op zich niet mijn bedoeling. Ik wilde met mijn personage(s) aanbelanden in een tijd die ik zelf goed ken. Maar als je een biografie van iemand schrijft, of zoals in dit geval vijf mógelijke biografieën, moet je wel de achtergrond schetsen, de voorgeschiedenis. Zo kwam ik bijna automatisch in 1900 terecht. Een eeuw is ook een mooie afgebakende periode om over te schrijven. En in de vorige hebben dermate veel radicale veranderingen plaatsgevonden dat de verschillende mogelijkheden die ik heb onderzocht als vanzelf een plek kregen.’
‘Tijdens het schrijven onderzocht ik namelijk wat de woonplaats, de opvoeding, de omstandigheden, de politiek, het toeval en de willekeur voor invloed kunnen hebben op de ontwikkeling en het lot van een mens. En hoe er nadien, als het tweede jaartal bekend is geworden, over geoordeeld wordt. De mens kan niet altijd alleen instaan voor zijn of haar daden. Interessant is ook dat we via twee of drie generaties van onze eigen families nog steeds nauw verbonden zijn met het begin van de vorige eeuw. Mijn overgrootmoeder leeft bijvoorbeeld nog. En sommige dierbare voorwerpen worden overgeërfd. Alleen is het de vraag of ook de sentimentele waarde door kan worden gegeven.’
‘Dit boek is onconventioneel opgebouwd. Mijn hoofdpersonage sterft vijfmaal, elke keer op een andere wijze en in een andere tijd. De rekwisieten spelen een belangrijke rol. Zij zijn de bindende factor in de roman. Ik ben dol op winkels met antiquiteiten. Je hebt altijd het idee dat de stukken die daar zijn uitgestald, een eigen ziel hebben. Ze weten maar kunnen niet spreken.’
‘Naarmate je ouder wordt, ben je steeds meer betrokken bij het ontruimen van woningen van overledenen. Gedurende het leven verzamel je van alles om je heen, je bent het centrum van een zonnestelsel. Wanneer je sterft dan heeft een woning geen zin meer. Dan vliegen de verschillende onderdelen weg. De ster is gedoofd en kan de verschillende planeten niet meer beschijnen.’
‘Wanneer bijvoorbeeld een schilderij een leven lang op een schoorsteenmantel heeft gehangen, onderdeel heeft uitgemaakt van een biografie, de stemming in de woning mede heeft gedeeld, dan verandert dat op het moment dat de bezitter overlijdt. De nabestaanden kunnen het een verschrikkelijk doek vinden en het verkopen of zelfs bij het oud vuil zetten. De niet geldelijke waarde is vaak niet bekend, of wordt anders geïnterpreteerd. Men kent de geschiedenis vaak niet.’
‘Mijn moeder had bijvoorbeeld een oude pan bewaard in haar kelder, waarschijnlijk van haar moeder. Maar ze heeft me er nooit iets over verteld. Voor mij had de pan geen meerwaarde. Ik heb hem weggegeven en een pan van mijn moeder in mijn kast gezet.’
‘Het is altijd de vraag wat verteld wordt en wat verzwegen. Welke omstandigheden wegen mee. Dat heeft in dit boek ook tot een aantal eilanden van zwijgen geleid. Over de pogrom wordt niets gezegd, over het bijna dode kind niet en ook over de verschillende mannen die zijn verdwenen niet. De moeder praat nooit over haar tijd in Moskou en in de kampen. Men zwijgt vaak om goede redenen, uit bescherming, maar het is toch jammer dat geschiedenissen niet worden overgeleverd.’
‘Aan de basis van deze roman, ik weet eigenlijk niet of ik dat openbaar wil maken, staat het verhaal van mijn overgrootouders. Zij was naar verluidt Joods en hij niet. Ik wilde helemaal niet over hen schrijven, maar wel over het dilemma. Hij kon geen carrière maken, zij voelde zich daar schuldig over. Evenwicht is zelden interessant genoeg voor een boek.’
‘Wat mij interesseerde is het afkappen van deze Joodse familiegeschiedenis, wederom met de beste bedoelingen. Dat heeft met objectieve en subjectieve schuld te maken. Dat men Joods is, daar kan men niets aan doen, maar er was al in de achttiende eeuw latent antisemitisme aanwezig. Na veel research ben ik er overigens achtergekomen dat mijn overgrootvader óók Joods was. Waar de mythe vandaan is gekomen, is onbekend.’
‘Angst en druk van de samenleving doen mensen op andere gronden besluiten nemen. Welke criteria hanteer je wanneer je minstens drie van je vrienden moet aangeven? Veel mensen geloofden in de Stalintijd werkelijk dat er veel anticommunisten waren. Waarschijnlijk waren negen van de tien beschuldigingen vals, maar antipathie en sympathie kregen een andere werking. Ze gingen op gruwelijke wijze meewegen bij levensbelangrijke beslissingen. Een paar letters maakten het verschil tussen leven en dood.’
‘Pas nu is bekend geworden dat er echt verordeningen waren waarbij werd aangegeven dat er in een bepaalde maand een contigent Polen moest worden afgevoerd naar een kamp, een andere maand driehonderd Duitsers enzovoort. Alsof je afspreekt om vijfhonderd hectare graan te maaien. Dat het erg was, wist men in die dagen wel, maar dat het zo krankzinnig was, daar had men toen geen vermoeden van.’
‘Ik heb ook willen onderzoeken hoe de betekenis van een mens voor een ander verandert naarmate de levensduur langer of korter is. Als kind zijn je ouders de hoofdfiguren. Wanneer mijn personage als jonge vrouw sterft, is het gewicht van de ouders al minder, hebben ze een andere rol gekregen. Ze heeft immers al een man. De zienswijze verandert naarmate men met iemand meegroeit. Veel aspecten van mijn eigen familiegeschiedenis begrijp ik pas echt nu ik wat ouder ben geworden. Ik heb een andere band met mijn vader dan mijn jongere zuster. Ik deel met hem nog de geschiedenis van de DDR, terwijl zij zich die tijd niet meer herinneren kan.’
‘Om de Joodse aspecten van mijn personages te kunnen beschrijven heb ik enorm veel moeten lezen. De Talmoed was een openbaring voor me. De hoogst artificiële en verfijnde kunst van het nadenken, ingebed in een lange traditie. Ik streef ernaar dat de taal in mijn boeken niet alleen een transportmiddel is, maar zelf ook een betekenis heeft. Denken wordt handeling via de taal.’
Guus Bauer
(foto’s: © Das blaue Sofa / Club Bertelsmann)