Interview: Kevin Barry – ‘Veel van mijn verhalen mislukken’
‘Veel van mijn verhalen mislukken’
De in Ierland geboren Kevin Barry (1969) schrijft korte verhalen voor The New Yorker. Zijn roman City of Bohane werd bekroond met de IMPAC Award. De verhalenbundel Donker ligt het eiland bevat het verhaal ‘Biertripje naar Llandudno’ waarvoor de auteur de Sunday Times Short Story Award ontving. Barry is een meesterlijk verteller. Ook tijdens een vraaggesprek sleept hij je mee, speelt hij met het volume van zijn stem en dwingt hij je, haast fluisterend tot luisteren. Je zou bijna vergeten dat je met een van de beste schrijvers van korte verhalen op de wereld te maken hebt.
‘Ze zeggen wel eens dat je maar drie alcoholisten nodig hebt om een kroegje in een provinciestad draaiende te houden’ is het originele begin van ‘Ontbijtwijn’. Wat was het idee achter dit verhaal?
Het is mijn meest traditionele verhaal. Een mooie dame loopt een bar in. Ze is als een handgranaat, een explosie. Ik woon in Sligo, in het noordwesten van Ierland en tijdens dat wat voor de Ierse zomer door moet gaan, stap ik regelmatig op de fiets. Ik kwam door een gehucht, misschien twintig huizen, tien kroegen en dacht meteen, hoe is het in godsnaam mogelijk dat die pubs het redden? Een typisch Ierse opmerking schoot mij toen te binnen: Ze zeggen wel eens dat je maar drie alcoholisten… Die zin had het verhaal al in zich. Ik vroeg mij af wie de derde ‘man’ in het verhaal zou zijn. En ik wist het pas toen ze binnenliep. Net zoals alle sensuele details: haar zonnebankbruine huid, het geknetter van de nylon kousen, het zweet dat de mannen uitbreekt…
Wat doet drank met jou? Zoals je het beschrijft, komt het over als een liefdesverklaring.
Ik schrijf over Ierse mannen. Als je daarover schrijft moet er in het verhaal drank voorkomen. Ook het weer is niet onbelangrijk. Het feit dat het driehonderd dagen per jaar regent. Dan heb je wel een goed glas nodig om jezelf wat op te beuren. Veel van mijn werk komt echter vooral binnen via het oor. In bussen en treinen, wanneer mensen niet op hun hoede zijn, luister ik naar wat ze elkaar te vertellen hebben. Zelf ben ik nooit een grote drinker geweest. Ik ben meer een roker. Alcohol heeft voor zoveel ellende gezorgd. Maar bij juist gebruik is het een van de grootste uitvindingen van de mensheid. De traditie in Ierland was twee meesterwerken schrijven en je vervolgens dood drinken. Dat doen we nu niet meer. We zijn professioneel geworden. Tegenwoordig werk ik zeven dagen in de week, vier uur iedere ochtend.
Wat is belangrijk voor jou als schrijver?
De grootste beslissing die je in je schrijverscarrière kunt nemen is de keuze van je woonplaats. Het beïnvloedt je werk compleet. Al mijn verhalen hebben met plaatsen te maken. Ik hang de merkwaardige theorie aan dat verhalen zich in plaatsen nestelen, in steden, in straten met hun eigen vibratie. Een schrijver pikt dat op. Ik was eens in Andalusië, ik ben een vogelaar en houd ‘ze’ graag in de gaten. Het was een zonnige dag en ik krijg het me daar koud… De melancholie trok gewoon door mijn botten. Twee jaar later was ik er weer, ik bezoek nogmaals dat ravijn en krijg het wéér stervenskoud. Lees ik later over die bergkloof dat daar, tijdens de Spaanse Burgeroorlog, honderden mannen de dood hebben gevonden.
Waarom schrijf je liefst in de ochtend?
Men zegt dat we tijdens het schrijven het voorste, het bewuste gedeelte van onze hersenen gebruiken. Maar mij gaat het om het achterste deel, het onbewuste, daar waar de dromen vandaan komen. En de beste stukken in mijn verhalen, de stukken die mij beschaamd maken, komen daar vandaan. Dus het eerste wat ik doe, als ik nog niet echt wakker ben, is schrijven. Met gesloten vensters en nog net met de droomwereld verbonden. Ik let niet op de zinnen, de stijl of de grammatica. Er zijn altijd wel een paar regels bij die ik kan gebruiken. In feite sluit je een pact met je onderbewuste: geef mij de indrukken die tot een verhaal kunnen leiden. Het kan soms jaren duren voordat een idee vorm krijgt. Vaak heeft het met iets uit je eigen leven van een jaar of tien terug te maken. Zo lang neemt het in beslag. Dat is ook de fout die jonge schrijvers maken, ze schrijven over het meisje van vorige week… Dat moet je pas doen als je écht bitter bent geworden. Hoe meer verhalen je schrijft, des te moeilijker wordt het. Het is een erg mysterieuze vorm. Het ligt dichter tegen poëzie en schilderen aan dan de roman. Het vraagt om inspiratie. Veel van mijn verhalen mislukken. Ik schrijf er tien, twaalf per jaar… Slechts een of twee verlaten het huis. Ik moet dus veel schrijven om aan goed materiaal te komen. Ik zit daar zeven dagen in de week, vier uur per dag en slechts één dag levert dan wat op. Die andere dagen staar je uit het raam… en dan vindt het echte schrijven plaats. De rest is het vastleggen van waar je doorheen moet. Literair talent is vrij gewoon, er zijn zat mensen die kunnen schrijven. Wat de meeste mensen niet hebben, is de kracht er elke dag aan te beginnen.
Is een verhaal al compleet uitgedacht wanneer je het opschrijft?
Vaak heb ik een idee voor het begin en weet ik ook hoe het eindigt. Maar ik wil er ook zwarte gaten tussen, waarin ik verbaasd, geamuseerd of geschokt kan worden. Ik wil een ontdekking kunnen doen. Hoe kan ik anders de lezer verbazen? Veel van mijn verhalen beginnen realistisch, vervolgens voer ik de lezer weg naar de grens van wat nog geloofwaardig is. Dat is waar het interessant wordt. Als je wilt dat een verhaal succesvol is, moet je hard aan de zinnen werken. Het proza moet werken. Ik test graag mijn vakmanschap.
Wat was van invloed op jouw schrijven?
Ik groeide op met verteltechnieken die ik van de televisie kende. Ik schrijf in scènes, korte gesloten momenten. Wat er bij je binnenkomt als je zo rond de twintig bent, dicteert later de stijl waarin je gaat schrijven. Op die leeftijd keek ik naar Twinpeaks, Blue Velvet, las ik de grote Joodse Amerikaanse schrijvers en luisterde ik naar The Smiths en New Order. Ik had een groot probleem met de Ierse literatuur: het leek alsof de televisie nooit was uitgevonden.
Toch had het verhaal ‘De Killaryfjord’ ook in Dubliners van Joyce kunnen staan.
Daar heb je gelijk in. Pas twee jaar na het schrijven ervan kwam ik erachter waar het over ging. Het is een erg luid verhaal, die apocalyptische vloed, het einde van de wereld, die waanzinnige disco die maar doorgaat… Toen ik het voorlas kwam ik erachter dat het gewoon over ouder worden gaat. Die gast wordt volwassen. Dat is alles.
Hoe ontstond het verhaal ‘Biertripje in Llandudno’?
Het is verbazingwekkend hoe weinig over vriendschap onder mannen wordt geschreven. Het bier in dit verhaal is min of meer toevallig. Het hadden ook verzamelaars van lp’s kunnen zijn, of treinspotters… Het donkere van de wereld belaagt deze mannen van alle kanten en vriendschap is alles wat ze hebben. Dat verhaal was een cadeau van het universum. Ik las in een bar in Liverpool in de nieuwsbrief van de lokale Real Ale Club over hun laatste biertrip. Ik schreef het verhaal kort nadat ik Liverpool verlaten had en de stad miste. Ik denk dat het een van mijn beste verhalen is. Vaak herinner ik me dan nog amper iets over het schrijfproces ervan.
Maak je notities onderweg?
Ik heb notieboekjes omdat ik dan professioneel overkom. Het komt zelden voor dat ik er iets aan heb. Als je iets opschrijft herinner je het je toch. Krabbels die werkelijk belangrijk zijn komen nooit in het verhaal. Ze brengen iets teweeg.
Waar komt het verhaal Ernestine en Kit vandaan?
Ik reed met mijn vrouw rond een meer, het was een prachtige zomerdag, een van de zeldzame in Ierland, en die kleine auto met twee zilvergrijze oude dames erin kwam in onze richting. Ze wuifden naar ons en meteen kreeg ik die gedachte: ze rijden rond om een kind te gaan stelen. In dit verhaal is de invloed van David Lynch onmiskenbaar. Mijn meest favoriete passage in Ernestine is de beschrijving van het huis waar ze wonen. Omringd door pijnbomen waarin geen vogel zich nestelt. Het belangrijkste in een kort verhaal is wat je de lezer niet vertelt, dat je de suggestie in tact laat.
Waarom bestaat ‘Leven en dood in de Ox mountains’ uit fragmenten?
De Ox Mountains liggen ongeveer vijftien mijl van waar ik woon. Al zes, zeven jaar fiets ik daar rond en sommige plekken geven mij de kriebels. Ik had de atmosfeer maar nog geen verhaal… Steeds als ik er aan begon, werkte het niet. Ik besloot op locatie te gaan schrijven. Ik sta bij een klein pompstation en een politiewagen rijdt langs. Met zo’n dikke, vette smeris achter het stuur. Ik dacht: dat is nummer één. En achter wie zit hij nu aan? Door het landschap werd het verhaal een soort western. Ik daagde mijzelf uit. Hoe snel en gecomprimeerd kon ik dit verhaal vertellen? Dat betekende dat ik veel moest schrappen. Ik haalde steeds wat weg, en toch bleef het verhaal overeind. Het werden fragmenten waarvan de nummering erg belangrijk was. Ik heb daar een enorme ruzie met The New Yorker over gehad. Ze kozen voor asterisken, terwijl die nummers juist voor de opbouw zorgden.
Wat is het geheim van een goed verhaal?
Ik hou ervan dat je amper kunt uitleggen hoe proza werkt. Dat je iedere keer het wiel uit moet vinden. Je weet het pas als je het leest. Het gaat vooral om de vorm. Dat is het lastigste aan een kort verhaal. Het time-frame. Wanneer je dat hebt kun je beginnen. Neem het Ox Mountains-verhaal. Mijn grootste zorg was: wat gebeurt er als die twee samenkomen? Zelf heb ik het gevoel dat dit verhaal uiteindelijk over vaders en zonen gaat. En hoe zonen onvermijdelijk op hun vader zullen gaan lijken. Ik herinner mij hoe mijn vader iedere ochtend opstond en zo’n typisch grommend geluid maakte. En nu hoor ik mijzelf hetzelfde geluid maken. Je weet dat de schaduw van de dood over dat verhaal hangt, en dat die komt. Ik hoop dat het niet degene is die je verwacht.
Viel het je zwaar City Of Bohane te schrijven?
Een roman staat bij mij voor experimenteren. Soms werkt het, soms niet. In mijn verhalen maak ik meer gebruik maak van traditionele vormen. City of Bohane speelt zich ergens af in het midden van de eeuw, in een gestoord stadje in het westen van Ierland. Het gaat over een toekomst zonder technologie. Het was de eerst roman die ik publiceerde, niet de eerste die ik schreef. En ik wist op de morgen dat ik aan dit boek begon: dit is het boek dat op mijn bureau hoort te liggen. Dat is de belangrijkste beslissing die een schrijver moet nemen: wat ligt er op je bureau? Dat is cruciaal. Als je jong bent probeer je een boek te schrijven dat nog twintig jaar van je verwijderd is.
Worstel je wel eens met een writer’s block?
Ik weet dat je altijd kunt schrijven. Ik geloof niet in het wachten op inspiratie. Mijn basis ligt bij de krant, de journalistiek. Ik was eenentwintig jaar toen ik verslag deed van de strafzaken op een gerechtshof in Limerick. Daar leerde ik hoe een kleine stad in elkaar zit. Zonder dat ik het wist deed ik research voor het boek dat ik achttien jaar later zou schrijven.
Komt er een volgende roman?
Dit jaar komt er een krankzinnig boek over John Lennon. Hij bezat een eiland voor de kust van Ierland. Het kostte mij drie en een half jaar om zijn stem te pakken te krijgen.
Peter de Rijk
Kevin Barry – Donker ligt het eiland. Vertaald door Auke Leistra. De Bezige Bij, Amsterdam, 240 blz. € 17,90.
Dit interview verscheen eerder op de site van Scriptplus.