Recensie: Geoff Dyer – Jeff in Venetië, de dood in Varanasi
Een web van subtiele literaire referenties
Er zijn boeken waarvan je tijdens de lectuur vermoedt dat er veel meer dubbele bodems en intertekstualiteit aanwezig is, dan een eerste lezing uitwijst. Met Jeff in Venetië, de dood in Varanasi, schreef Geoff Dyer in 2009 een meesterwerk met knipoog. Het is dan ook verwonderlijk dat het boek pas in 2014 in Nederlandse vertaling verscheen bij uitgeverij Agathon.
Geoff Dyer (1958) schreef ondertussen een deftig oeuvre bij elkaar met vier romans en zeven non-fictiewerken. Zijn werk werd vertaald in meer dan 24 talen en leverde hem verschillende literaire prijzen op. Voor Jeff in Venetië, de dood in Varanasi kreeg Dyer in 2009 de Bollinger Everyman Wodehouseprijs voor de beste komische roman van het jaar. Waarom het werk onvertaald bleef? Door de vele dubbele bodems, de intertekstualiteit, de woordspelingen die niet altijd even gemakkelijk te vertalen zijn? De vertaler heeft in ieder geval een krachttoer afgeleverd want de vertaling leest als een trein.
Jeff in Venetië, de dood in Varanasi bestaat uit twee verschillende verhalen die op het eerste zicht niets met elkaar te maken hebben. Jeff Atman is een Londense journalist die zijn werk haat. In beide verhalen krijgt hij de opdracht om een krantenbijdrage te schrijven over de Biënnale in Venetië enerzijds en een reisverslag over de heilige Indische stad Varanasi anderzijds. Zowel bestemming als opdracht hebben niets met elkaar te maken, maar een vakman als Dyer slaagt er meesterlijk in om de geïnteresseerde lezer mee te nemen in een web van subtiele literaire referenties.
Jeff in Venetië laat zich heel gemakkelijk samenvatten. Een journalist van middelbare leeftijd worstelt met leven en werk, laat zijn haar kleuren, trekt naar de Biënnale, ontmoet Laura, een jonge en aantrekkelijke vrouw en gaat zich te buiten aan een orgie van drank, drugs en seks. Maar in dit schijnbaar banale plot smokkelt Dyer tal van literaire verwijzingen en knipogen binnen.
In de eerste plaats lijkt de Engelse titel van het boek Jeff in Venice toch wel vrij hard op Death in Venice (Der Tod in Venedig) van Thomas Mann. De achternaam van Jeff, Atman, staat open voor woordspelingen als ‘reclamejongen’ (‘ad-man’) of ‘kunstman’ (‘art-man’). In ieder geval is de naam Mann nooit veraf. Vergezocht? Wacht tot je Dyers verhaal gelezen hebt. De gelijkenissen met Mann zijn nooit veraf. Waar Gustav von Aschenbach in Manns roman uit Venetië wil vluchten voor de cholera, heeft Jeff geen enkele reden om zijn Engelse cocon te verlaten om naar Venetië te vliegen. Hij wil zijn job opzeggen maar besluit ook op het laatste ogenblik af te reizen, waar Gustav besluit om te blijven. Venetië als doorsnede van twee levens: het ene blijft, het andere arriveert. Net als bij Mann duikt de liefde op in deze verdoemde stad. Bij Von Aschenbach manifesteert deze zich in de liefde voor de Poolse jongen Tadzio. Bij Dyer is het de Amerikaanse Laura die zijn leven overhoop gooit. In tegenstelling tot bij Mann wordt liefde en lust in Dyers boek wel geconsumeerd. Meerdere malen verwijst de auteur naar erecties, penetratie en vlotjes vloeiende lichaamsappen. Wat een verschil met de platonische afstandelijkheid in Manns werk. Wanneer de oude Gustav von Aschenbach wil opstaan om zich naar Tadzio te begeven, valt hij dood neer in zijn dekstoel. De broeierige sfeer, de nakende dood in Manns Venetië is op geen enkel moment aanwezig op de vele recepties die Jeff bezoekt. De Bellini (cocktail met prosecco) vloeit rijkelijk en elke (zelfverklaarde) kunstkenner haast zich om zeker geen belangrijke uitnodiging te missen, rusteloze zielen op zoek naar erkenning. In feite zijn ze innerlijk gestorven: expliciete (Der Tod in Venedig) versus impliciete (Jeff in Venetië, de dood in Varanasi) dood. Tegelijkertijd neemt Dyer ook de kunstwereld genadeloos op de korrel. Op bijna geen enkel moment wordt er echt verwezen naar de reden waarom al die mensen zich in Venetië verzamelen: de Biënnale is slechts een excuus om zichzelf te promoten. Maar ook de kunst zelf doet niet veel moeite om op de voorgrond te treden. Wanneer op een bepaald moment een aantal Afrikaanse kooplui nagemaakte luxetassen aanbieden aan de voorbijgangers, blijkt dit om een ‘performance-optreden’ te gaan. Kunst en dagelijks leven zijn nauwelijks nog van elkaar te onderscheiden waardoor kunst haar betekenis verliest. Oscar Wilde is nooit ver weg met zijn boutade dat alle kunst volkomen nutteloos is. Dyer zegt net hetzelfde wanneer hij een van de personages tijdens een receptie een toast laat uitbrengen op de enige echte kunstenaar: Bellini. Een glimlach tovert zich op de gezichten van de aanwezigen. Toast hij op de renaissancekunstenaar of verwijst Dyer naar de cocktail die zo overvloedig vloeit?
In het tweede verhaal krijgt Jeff de opdracht om een reisreportage te schrijven over Varanasi. In het oorspronkelijke plan zou hij vijf dagen ter plekke blijven en logeren in een vijfsterrenhotel. Maar al snel besluit de reporter om zijn terugvlucht voor onbepaalde tijd uit te stellen en zich onder te dompelen in leven en sterven in deze stad. Het is dan ook geen toeval dat meesterverteller Dyer Jeff door het leven laat gaan met de achternaam ‘Atman’, die in het Hindoe zoveel betekent als ‘ziel, geest’. In tegenstelling tot in Venetië overheerst hier het spirituele. Liefde wordt niet langer lichamelijk ervaren, maar overstijgt het vleselijke naar het transcendente. Dyer laat zijn hoofdpersonages niet zweven, daarvoor is de schrijver teveel een controlefreak. Laura wordt in dit verhaal Laline. Maar in tegenstelling tot de Venetiaanse orgie van lust, is er hier op geen moment sprake van vleselijke aantrekking. Laline mag dan wel een koppel vormen met Darrell, geen expliciete beschrijvingen deze keer. Ook de taal die Dyer hanteert verandert onder de invloed van de stinkende stad. Van een jachtige observator van het menselijke gedrag in Venetië verandert hij hier in de poëtische beschrijver van het moment.
Hij sprak de woorden uit alsof hij sliep, woorden die suggereerden dat wakker zijn een soort slaap was en dat alleen zij die diep in slaap waren zich bewust konden worden van de droom die het leven was. Mijn aanwezigheid drong totaal niet tot hem door, net zo min als zijn eigen aanwezigheid, vermoed ik, en hij zou evenzeer op zijn plaats zijn geweest in een gekkenhuis als in een godshuis.
Jeff struint voorbij de vuurstapels waar de lijkverbrandingen plaatsvinden, laat zich op een bootje op de Ganges meevoeren, ziet hoe twee honden een lijk verscheuren en geniet van de rustgevende rusteloosheid van de stad van alomaanwezige asse en koeienstront. Alles verstilt, wordt ondergeschikt aan de tijd, die zichzelf oplost:
De tijd verstreek, of misschien ook niet. Alle tijd is hier, in Varanasi, dus misschien kan de tijd niet verstrijken. Mensen komen en gaan, maar de tijd blijft. De tijd is geen gast.
Dyers boek kan je op verschillende manieren lezen. De gemakkelijkste is om de twee verhalen los van elkaar te beschouwen en te genieten van een auteur die personages en omgeving met enkele woorden kan beschrijven. Een goede raad. Doe dit niet. Neem de tijd om de twee verhalen te lezen en tijdens de lectuur ervan op zoek te gaan naar wat hen bindt. Lees in het eerste deel over de oppervlakkigheid van de wereld, de zoektocht naar het mannelijke ego en bijhorende seksuele lust. Focus op de vele dialogen waarin gesproken wordt en amper iets gezegd. Schakel dan over naar het Varanasideel waarin het gesproken woord ondergeschikt wordt aan de stilte van het ogenblik, waar ego en lust naar de achtergrond verdwijnen ten voordele van het goddelijke. Overgiet deze wisselwerking met de literaire verwijzingen naar Thomas Manns Dood in Venetië en je hebt een boek dat dit jaar absoluut niet mag ontbreken op je leeslijstje.
Yves Joris
Geoff Dyer – Jeff in Venetië, de dood in Varanasi. Vertaald door Paul van der Lecq en Ineke Lenting. Agathon, Amsterdam. 336 blz. € 22,50.