Recensie: Koos van Zomeren – De witte prins
Dubbelganger van Van Agt
Aan het slot van Koos van Zomerens roman De witte prins staan ze tegenover elkaar: Dries van Agt, premier, en Richard Mos, zijn dubbelganger. Voor Mos is het de finale van een obsessie die hij zijn hele leven getorst heeft, al vanaf het moment dat een oom en tante uit Eindhoven hem vertelden hoezeer hij leek op een jongetje bij hen in de buurt.
Die obsessie werd in de loop der jaren almaar sterker, vooral toen de ogenschijnlijk progressieve minister van Justitie in het kabinet-Den Uyl zich in de tweede helft van de jaren zeventig ontpopte als de belichaming van de katholieke reactie. Het gezin als hoeksteen van de samenleving, abortus, pornografie, Bloemenhove, Dennendal, de Menten-affaire: Van Zomeren noemt Van Agt een ‘Don Quichotte op de drempel van de eenentwintigste eeuw’ — en wie er het meest last van had was Richard Mos. Nadat Van Agt de wratten van zijn gezicht liet verwijderen, was de gelijkenis tussen beide mannen volledig.
Natuurlijk heet Mos’ tegenvoeter in de roman niet ‘Van Agt’, maar er kan geen twijfel over bestaan dat de voormalige premier wordt bedoeld: de roman is welhaast een analyse van Van Agts politieke carrière en een beschouwing over zijn persoonlijkheid. Mos noemt Van Agt Bufo: latijns voor pad, en in die benaming komt zijn ambivalentie tegenover de premier, een haat-liefde-verhouding in bijna strikte zin, tot uitdrukking.
Als Mos op de terugweg is uit Maastricht, waar hij onbedoeld voor de zoveelste keer voor Van Agt de kastanjes uit het vuur heeft gehaald, fantaseert hij over padden: ‘Hij liet de beesten met hun onbeholpen waggelgang uit het gras komen en over het asfalt naar hun paringsplaatsen kruipen. De BMW reed ze genadeloos plat… Dood, dood, dood.’ En toch: ‘Hij had niets tegen padden… Ze waren allemaal gemaakt van dezelfde stof als hij: leven.’ Die tegenstelling is kenmerkend voor wat talloze Nederlanders van Van Agt vonden en misschien nog vinden: verguizing en heimelijke bewondering gaan hand in hand.
Richard Mos is een 42-jarige metaaldraaier, die in een elektromotorenfabriek in Arnhem werkt. Zijn levensverhaal vertelt hij tijdens de reis naar Maastricht aan Chris Fiege, een vroegere collega die in de journalistiek is gegaan. Fiege heeft geen geringer doel dan ‘een. keer een volstrekt onbegrijpelijke gebeurtenis creëren’, en daartoe gebruikt hij Mos. Mos laat zich gebruiken — om het geld, zoals hij tegen Fiege zegt, maar in werkelijkheid uit wraak tegenover de man die zijn leven zo dramatisch beïnvloed heeft.
De omgang met zijn collega’s, zijn huwelijk met Gerda, die het tot Kamerlid brengt, het beeld dat hij van zichzelf heeft — alles wordt bepaald door de gelijkenis met de premier. Het duurt lang, maar uiteindelijk ziet Mos in ‘dat hij volledig Bufo moest worden om hem te overwinnen’, en daarom werkt hij mee aan het plan dat Fiege heeft beraamd. Samen reizen ze naar Maastricht om in de pers een katholieke zakenman in diskrediet te brengen die in een schandaal verzeild is geraakt waarbij ook Van Agt betrokken is (de affaire-F., een van de fictieve wapenfeiten in het boek). De man blijkt zelfmoord gepleegd te hebben — en het is Mos die de weduwe troost. Ze is verheugd dat Van Agt zo snel gekomen is…
Zo bizar als dit gegeven is, Koos van Zomeren is erin geslaagd van De witte prins een meeslepende en psychologisch overtuigende roman te maken. Dat is voor een groot deel te danken aan het portret dat hij van Van Agt schildert: een man die ten koste van alles aardig gevonden wilde worden en die pas gaandeweg begreep welke mogelijkheden de macht hem bood. Maar ook de tekening van een man die worstelt met het probleem van zijn identiteit mag er wezen — zij het dat de wandelingen die Mos met zijn hond maakt om over dat probleem na te denken Van Zomeren soms wel erg tot natuurbeschrijvingen à la Maarten ’t Hart verleiden.
Anton Brand
Koos van Zomeren – De witte prins. De Arbeiderspers, Amsterdam. 188 blz.
Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 10 mei 1985.
Foto: Walter Mondale en Dries van Agt in 1979, detail van foto Rob Bogaerts / Anefo, via Flickr Commons.