Met geluk alleen red je niet

Monika Held (1943) werkt als journaliste voor diverse kranten en tijdschriften. Voor de Hessische en Westdeutsche Rundfunk schreef ze talloze hoorspelen en radiofeatures. Ze is auteur van vier romans en veel non-fictieboeken. Nu de angst is verdwenen is Helds grootste literaire succes. Het vertelt het verhaal van Heiner Rosseck, een van de vier overlevenden van een transport van bijna tweeduizend gevangenen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij is getuige bij het Auschwitzproces in 1965. Zijn latere partner Lena werkt daar als vertaalster. Het waar gebeurde verhaal is inmiddels in het Engels, Frans, Nederlands en Italiaans vertaald.

Je hebt een intelligent boek geschreven. Het gaat over een kampslachtoffer en zijn Poolse vrouw. De lezer van het boek… wordt zijn vrouw, aan wie hij alles probeert uit te leggen.

Ik ben blij dat je Lena degene noemt die het boek leest. Dat wilde ik. Het verhaal wordt vanuit haar perspectief verteld. Het moest een eerlijk boek zijn, waarin ook de duistere kant van het overleven beschreven werd. Met geluk alleen red je niet.

Dit is jouw derde roman. Maar je bent ook journalist.

Ik wilde altijd al verhalen vertellen. En dat gaat natuurlijk beter in een tijdschrift dan in een krant, omdat je daar meer ruimte hebt. Maar ook daar kampte ik met het aantal woorden dat ik tot mijn beschikking had. Ik wilde een verhaal van het begin tot het eind kunnen vertellen. Mijn eerste boek Augenbilder is het verhaal over een vrouw en de fantasiewereld waarin zij opgesloten zit. Het is vrij surrealistisch. Dat boek was mijn eerste poging iets van langere adem te schrijven. Daarna schreef ik Melodie für einen schönen Mann. Tegelijkertijd schreef ik die meer journalistieke boeken over ouder worden.

held-Nu-de-angst-is-verdwenenWaar kwam het idee achter Nu de angst is verdwenen vandaan?

Ik las in een krant over de oprichter van de vereniging ‘Auschwitzer und ihre Freunde’. Ik hoopte dat hij bereid was met mij erover te spreken. En ik, ik was bang voor het onderwerp.

Waarom?

Ik was bang in huilen uit te barsten, of dat ik er een slecht geweten aan over zou houden… Ik wist niet welke verhalen ik te horen zou krijgen en hoe ik daar op zou reageren. Het maakte mij zeer onzeker.

Voor een journalist is het toch een interessant onderwerp?

Natuurlijk, maar het onderwerp maakte mij bang, met name Auschwitz. Het symbool voor verschrikking. Toen ik Heiner leerde kennen, verloor ik mijn angst. Hij was charmant en bereid om mij alles te vertellen. Ik kon vragen wat ik wilde. Hoe ging het toe in het verzet? Hoe verliep een dag in een concentratiekamp? Hoe was het om gefolterd te worden? Zijn therapie bestond uit vertellen wat er was gebeurd.

Hoe lang heeft dat gesprek geduurd?

Jaren. Het eerste gesprek was een interview, het tweede een handeling. Het zijn immers geen makkelijke mensen om mee te werken. Ze zijn erg dominant. Ik moest meteen lid van zijn vereniging worden. En hij heeft mij twee vragen gesteld. Kun je een vrachtwagen rijden? Was je al eens in Auschwitz? Dat rijbewijs had ik. In Auschwitz was ik nog niet geweest. Al snel werd mij duidelijk dat hij mij nodig had om hulpgoederen voor zijn oorlogskameraden naar Polen te rijden. Daardoor leerde ik al die mensen kennen. Ik kwam eten, kon blijven slapen en met hen samenzijn. Dat is een vorm van journalistiek die mij zeer bevalt. Het inhaken in een situatie. De strijd van de vakbeweging in de jaren tachtig met het communistische regime kwam mij van pas. Het verzet in Polen leek wel een echo van de Tweede Wereldoorlog. Heiner, mijn protagonist, interesseert zich niet in Solidarność. Het gaat hem alleen om zijn kameraden. In de roman zijn zij voorbeelden van mensen die een concentratiekamp overleven. En ook hoe die daar mee omgaan. Het zingen van kampliederen hebben ze gemeen. Verder zijn het eilanden. Daarom is Heiner gelukkig als hij met hen samenkomt. Alleen zij begrijpen hem. Wij, de lezers, begrijpen hen niet, willen dat ook niet. Heiner deed álles om te overleven. Daar vraag je de slachtoffers niet naar. Hij was een van de weinigen die er wél over sprak. Ze hebben immers ten koste van anderen overleefd. Alleen vrienden hielp je, wie je niet kende niet…

Waren er passages in het boek die u problemen opleverden?

De vertwijfeling van Heiner in Auschwitz. Lena zal nooit zien wat hij gezien heeft, nooit horen wat hij gehoord heeft, nooit het gehijg van de honden horen of Kaduk, een kampbeul, in actie zien. Ik stel mij iets voor als ze erover vertellen. Maar ik zet mijn beelden uit heel ander materiaal in elkaar dan zij. Lena vormt haar beelden uit fragmenten van films, foto’s en documentaires.

Hoe zwaar is het zo’n boek te schrijven?

Je moet je inleven maar ook afstand houden. Er zit een scène in het boek waarvan ik denk, qua gevoel, een beetje dichter bij Heiner te zijn gekomen. Ik had alle gesprekken die ik met hem had gehad nogmaals gelezen. Ook de erg nare verhalen. In een kroeg zaten mensen naast mij een schnitzel te eten. Ze waren vrolijk, er was muziek. En mijn kop zat helemaal vol met die concentratiekampbeelden. Ik dacht: ik neem ze het niet kwalijk… maar er zitten zulke werelden tussen hen en dat wat zich in mijn hoofd afspeelt… Die gedachte heb ik later Heiner in de schoenen geschoven. Hij zegt dan: ‘Ik ben buitenaards.’

Was het nodig om uw interviews te bewerken?

De ervaringen die hij had meegemaakt, de dwangarbeid, de commando’s, de aanleg van straten, die moest ik mij niet gaan voorstellen. Dat was niet nodig. Hij kon mij dat vertellen. Een miljoen verhalen lagen klaar. Zodra je echter een roman schrijft, beginnen de karakters een eigen leven te leiden. Heiner is een andere Heiner geworden. En Lena is mijn creatie. Ze bestaat niet. Ik wilde dat ze intelligent was, zich niet onder de duim liet houden en leerde ook haar eigen verdriet serieus te nemen. Ondanks dat zijn verdriet altijd groter zou zijn.

Hoe lang heb je aan het boek gewerkt?

Tweeëneenhalf jaar. Ik ben wel tien keer naar Auschwitz geweest. Ik wilde precies weten waar Blok 11 was. Alles moest kloppen. Ik heb mij zelfs ’nachts laten insluiten. Ik wilde weten waarom sommige overlevenden dat deden. Ze doen dat omdat het dan zo ontzettend stil is. Dan ben je daar samen met je herinneringen, als in een droom. Overdag is het vreselijk voor hen met al die toeristen… Naarmate je meer weet, wordt het moeilijker. Haast onverdraaglijk. Vooral als je momenten ziet die je verteld zijn. Dan zijn het niet langer kruizen maar zijn Blok. Daar heeft Heiner de doodsakten geschreven. De eerste keer dat ik er was heb ik in de oude SS-barakken geslapen. Dat was griezelig. Ik had het geluk dat mijn begeleiders zelf overlevenden waren. Daar zijn er steeds minder van. Het was alsof ik twee verschillende wezens was. De een nam als mens waar en dacht: mijn god… En de ander moest álles noteren. Je kunt immers alleen maar opschrijven wat je gezien hebt. Daarom kroop ik ook in een ‘stacel’ om mij voor te kunnen stellen hoe dat voor de slachtoffers moet zijn geweest.

Sommige passages zijn zo surrealistisch dat ze haast mooi worden.

Soms kost het veel tijd om iets gruwelijks zo te beschrijven dat het tot zijn recht komt. Neem die scène waarin vier mannen in een krap eenpersoonsbed moeten slapen en zo een vierkoppig monster vormen. Ik stel mij dat voor, wil het beschrijven… en dan kloppen de woorden niet. Vervolgens kwel je jezelf eindeloos met het zoeken ernaar. Je vloekt. Hardop praten helpt soms. Of naar buiten gaan en een uurtje langs het water lopen. Geduld moet je hebben. Ook omdat het soms dagen kan duren voor je het weet. Dat ‘buitenaards’ zijn, heeft ook lang geduurd. Terwijl het zo logisch is. Ik weigerde hem te laten zeggen dat hij gestoord was. De afstand tot andere mensen, daar ging het om.

schreckenHet schrijven van de laatste veertig pagina’s komt over als schaatsen op dun ijs.

Ik heb Heiner naar Noord-Friesland gebracht. De frisse lucht leek mij goed voor zijn hart. Ik wilde kijken wat er zou gebeuren. Het dorp dat ik voor ogen had stond op een terp. Het is er benauwd, de huizen staan dicht op elkaar. Oke, een gehandicapt kind, woont daar en Heiner voelt onmiddellijk sympathie voor hem. Hij is opener naar andere mensen geworden. Zodra hij echter, vlak voor kerstmis, het aanbod krijgt in de kerk ‘te preken’, is hij weer volledig met het verleden bezig. Lena maakt hem duidelijk dat hij het kerstgevoel van de gelovigen niet mag vergallen. Ze weet niet dat Heiner vermoedt dat een van de bewoners een fout oorlogsverleden heeft. Juist deze man laat hij een cape voor Oke naaien. Het gruwelijke kerstverhaal, met doodvriezende kampslachtoffers onder een kerstboom, dat Heiner vertelt, heeft slechts één bedoeling: kijken hoe die man reageert.

Hoe zit het met het einde van het boek?

Het slot was gecompliceerd. Ik wilde iets met Heiners dochter doen. Ze is door hem in de steek gelaten en moet woedend zijn. Dat ze iets over hem leest en hem dan bezoekt. Het zou geen harmonisch gesprek zijn. Dat ze zegt: ‘Iedereen zegt dat ik jouw ogen heb, die ogen wilde ik eindelijk wel eens zien. Meer niet…’ Maar ze speelde een te kleine rol in het boek om dat te laten gebeuren. En toen vond ik de kleine Oke. Namen zijn erg belangrijk. Oke betekent eiland.

Is het cadeau dat Oke Heiner schenkt ook een geschenk voor de lezer?

Allereerst is er de suspense dat Heiner denkt dat de man, van wie hij vermoedt dat het een nazi was, voor de deur staat. En dan ligt er een pakje van Oke in de sneeuw. Er zit niets in… Op liefde en menselijkheid na dan. En de postzegels waarvan de tanden zijn afgeknipt. Veel lezers begrepen dat niet. Sommigen dachten dat Oke zijn cape terug gaf omdat hij ‘voelde’ dat die door een slecht mens was gemaakt.

Welke tip heeft u voor beginnende schrijvers?

Mijn agent hielp mij met de opmerking dat het bij dit verhaal niet om journalistiek ging en dat het dus langer mocht worden. ‘Alles moet met elkaar verbonden zijn.’ En hij verwees naar Tsjechov. ‘Wanneer een geweer aan de muur hangt moet het ergens, later in het boek, afgaan.’ Als een auteur zinloze passages aan zijn verhaal toevoegt, verliest hij zijn lezer.

Hoe kwam uw laatste roman Trümmergöre, die zich in het naoorlogse Hamburg afspeelt, tot stand?

Deze roman ontstond op een heel andere manier. Nu de angst is verdwenen was bijna niet verschenen. Eichborn Verlag was failliet en zocht naar een koper, en die vonden ze niet. Ik was zo verslagen dat al dat werk misschien voor niets was geweest. En wat doe je dan? Huilen? Uit het venster springen? Je kunt ook aan een nieuwe roman beginnen. En ik wist precies hoe die begon.

Peter de Rijk

Monika Held – Nu de angst is verdwenen. Vertaald door Jantsje Post, Cossee, Amsterdam. 256 blz. € 19,90.

Dit interview verscheen eerder op de site van Scriptplus.