Recensie: Carolijn Visser – Alle dagen vrij
Alcohol, seks en apathie
In 1983 publiceerde Carolijn Visser, een nog jonge journaliste, de bundel Grijs China; het was het verslag van haar omzwervingen door China. De artikelen, die merendeels eerder in NRC Handelsblad werden geplaatst, vielen op door hun onbevangen waarneming en trefzekere stijl: jong als ze was, Carolijn Visser liet zich door haar Chinese gidsen geen rad voor ogen draaien, en wat ze zag belandde vakkundig op papier.
Haar beschouwingen werden in korte tijd bij velen zo populair dat Nico Scheepmaker ze in zijn rubriek ‘Trijfel’ de naam ‘Carolijns’ gaf — schrijfster en geschrevene vielen naar zijn idee samen, de artikelen verwierven zichzelf een eretitel. Het succes van die eerste bundel ‘Carolijns’ moest wel in een spoedig vervolg resulteren, en dat werd Alle dagen vrij, een verzameling artikelen over ‘Jeugd in de jaren ’70-’80’.
Die artikelen werden geschreven tussen 1977 en 1984, ze zijn min of meer in chronologische volgorde geplaatst en geven aldus niet alleen een beeld van wat de jeugd in Nederland, de Verenigde Staten, Hongarije, Zwitserland en Japan bezighoudt, maar ook van de ontwikkeling die Carolijn Visser als journaliste en schrijfster doormaakte.
Haar benadering is sterk fenomenologisch: ze beschrijft wat ze ziet en hoort zo exact mogelijk en heeft niet de pretentie een onderwerp in zijn historische context te analyseren om er vervolgens het laatste woord over te spreken. Werden haar eerste artikelen — over de Nederlandse ‘jeugd van tegenwoordig’ — nog sterk door haar eigen ervaringen en opvattingen gekleurd, in het recente werk laat Carolijn Visser vooral degenen die ze ontmoet aan het woord; haar teksten worden daardoor objectiever.
Aan die fenomenologische benadering kleeft een bezwaar dat zich in de eerste artikelen het meest laat voelen: het portret dat Carolijn Visser van de Nederlandse ‘jeugd van tegenwoordig’ geeft (dus van haar eigen generatie) is geslaagd genoeg, maar ze presenteert de uitzichtloosheid en de verveling aan het eind van de jaren zeventig als iets nieuws — alsof het een decennium eerder, na de ondergang van de flower power en wat dies meer zij, anders was. In latere artikelen, als de schrijfster wat meer afstand tot het onderwerp heeft, vervalt dat bezwaar: wat blijft is een indringende beschrijving van een subcultuur die zich over de hele wereld heeft verspreid, door alle sociale lagen heen. Alcohol- en drugsgebruik, disco en punk, vrije seks en apathie zijn de pijlers ervan; een enkele keer — als in Zürich in 1980 — slaat de vlam in de pan.
‘Ik heb totaal geen behoefte om een ideale samenleving na te streven,’ zegt Eduard, een drieëntwintigjarige reclametekenaar in Californië. ‘Je verandert toch niets, je zou je hele leven achter iets onbereikbaars aanjagen.’ Hij verwoordt de gedachte van een generatie, die door Carolijn Visser scherp is getekend.
Anton Brand
Carolijn Visser – Alle dagen vrij. Jeugd in de jaren ’70-’80. Meulenhoff, Amsterdam, 164 blz.
Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 25 januari 1985.