Recensie: John Williams – Niets dan de nacht
Hallucineren bij een spiegelei
Een schrijver wordt dankzij een van zijn romans groots herontdekt en vervolgens schiet de uitgever elke flinter die maar te vinden is van het oeuvre op de lezer af, tot aan het debuut aan toe. De schrijfontwikkeling in omgekeerde volgorde. Hetgeen zeker interessant kan zijn om later werk in perspectief te plaatsen, maar vaak is de backlist eerder een molensteen om de nek van een geslaagd werk. Is dat ook het geval bij Niets dan de nacht van John Williams?
John Edward Williams’ (1922-1994) semi-autobiografische roman Stoner, in 1965 waarschijnlijk door het ‘alledaagse’, door het fijne realisme over het hoofd gezien, werd in het nieuwe millennium terecht een eclatant succes. Het is een meesterlijk relaas over het gewone leven van een welhaast onzichtbare man: een boerenzoon die tot verdriet van zijn ouders zijn leven aan de literatuur en aan de liefde wijdt en uiteindelijk op beide vlakken faalt. Maar hoe, een grandioos mooi vergooid leven.
Na het succes van de roman volgden al snel heruitgaven van Butcher’s Crossing, een anti-western, en Augustus, een briefroman over de Romeinse keizer, beide degelijk, kwalitatief, maar niet van de absolute meesterklasse zoals Stoner. In de, overigens onvolprezen Lebowski Book of the month club, is nu het debuut van Williams uitgebracht: Niets dan de nacht. Deze korte roman verscheen in 1948 toen Williams aan de Universiteit van Denver bezig was met zijn Master in Arts.
Hoofdpersoon Arthur Maxley is, in tegenstelling tot Williams zelf, van goeden huize. Hij heeft een toelage van zijn vader en leeft er met personeel bij de hand lustigjes op los. We maken hem mee op een cruciale dag – altijd een pre wanneer een verhaal of een roman een dergelijk beperkte tijdspanne beslaat – namelijk de dag waarop hij voor het eerst weer zijn vader zal ontmoeten. Er is in het verleden iets zeer ernstigs voorgevallen en sindsdien heeft Arthur geen contact meer gehad, anders dan middels de post. Eens in de zoveel tijd een cheque en af en toe een nietszeggend briefje vanuit een plaats waar vader zaken drijft. Een man overduidelijk ook op de vlucht voor het verleden.
Arthur heeft het lage zelfbeeld van de (rijke) jongeling. Wanneer hij in de spiegel kijkt, voelt hij alleen maar walging, lukt het hem nauwelijks om een zekere afstandelijkheid te bewaren. Maar hij heeft zich iets voorgenomen. Vanaf deze dag gaat hij zijn uren indelen, alsof hij een kaart bewandelt. (En dat is nu precies wat we gedurende dit boek doen. Ergens doet dit werk denken aan De wandeling van Robert Walser, in dezelfde bookclub verschenen.) Hij eet wat in een etablissement, hallucineert bij een spiegelei, neemt zich voor om de volgende dag toch echt te gaan wandelen. Het liefst dompelt hij zich onder in het halfduister van zijn woning.
Maar er is een brief gekomen van zijn vader. Hij meldt zijn ‘lieve zoon’ (sic) dat hij enige dagen in het plaatselijke luxehotel verblijft en dat hij hem heel graag wil zien en met hem wil praten. Duistere wolken pakken zich samen boven het gemoed van de jongeman.
Onwillekeurig haalde hij zich zijn vader voor de geest zoals hij hem de laatste keer had gezien, bijna drie jaar geleden. [… ] Een keurig grijs pak en een breed, bleek voorhoofd: dat was zo’n beetje wat hij in zijn herinnering kon zien. De rest was vaag en, voorzover niet vergeten, ten minste versluierd, door een geregelde uitgeoefende, bewuste wilskracht.
In zijn slaapkamer negeert hij bewust de foto die onderin zijn nachtkastje ligt. De foto van zijn o zo aanbeden moeder. Een autobiografisch element van de schrijver, die naar verluidt zijn moeder ook adoreerde, welhaast op oedipale wijze. Daar houdt de overeenkomst met het leven van Williams zelf wel op. Hij kreeg geen fijne aanbiedingen van een boekclub per post, geen uitnodigingen voor concerten en soireetjes. Hoogstens zijn Arthur en zijn schepper beiden klein van stuk en brildragend. Zou de uitgever die het in 1947 accepteerde en de degelijkheid van het verhaal roemde, ervanuit zijn gegaan dat het een memoir is, in de trant van het werk van F.Scott Fitzgerald, waar dit debuut wel een beetje tegenaan schuurt?
De beschrijving van het instoppen van Arthur als klein kind door zijn moeder is weergaloos poëtisch, intens en helder tegelijk. Hier zie je duidelijk dat de klankkleur van Stoner al aanwezig is. Williams roemt bij monde van Arthur de beste tijd van het leven, namelijk de verloren kindertijd. De fijne melancholie van de zwakke stem van de moeder en het verheugde jongetjeshart. Wanneer het leven een aaneenschakeling is van gelukzaligheid. Een gelukzaligheid waar ooit abrupt een einde aan kwam. Wat er precies gebeurd is, laat Williams vooralsnog in het midden. Eerst moet er wat gedronken worden en een beetje charlestonesk aan de zwier gegaan.
De stilte tijdens het etentje met de vader is mooi broos weergegeven. Even is er een zekere toenadering. In een fits ziet hij dat ze beiden een ingewikkelde puinhoop van hun leven hebben gemaakt en blijven maken. Maar op de excuses en de handreiking van zijn vader zit hij toch niet te wachten. Even voelt hij zelfs genegenheid voor hem. Het zorgt voor verwarring, afwijzing, verstarring. Arthur dompelt zich onder in de drank en in het feestgewoel. Er dient zich een schone aan met wie hij zich een tijd verpoost. Maar uiteindelijk dringt door het donkere, hete en wilde gezicht van het meisje opnieuw het gezicht van zijn moeder door. De emoties raken aan het kookpunt.
Uiteindelijk, met een schrijverstrucje, maar op uiterst elegante wijze, laat Williams nog eenmaal voor de ogen van zijn protagonist afspelen wat er zoveel jaren eerder is gebeurd tussen vader en zijn geliefde moeder. Williams weet in Niets dan de nacht de eenzaamheid van de mens tot de kern terug te brengen. Hij is – het zal paradoxaal klinken – helder poëtisch en daarnaast nietsontziend in zijn thematiek. Geen gemakkelijk onderwerp: de vurige liefde voor de moeder, de verloren tijden van eenvoudig geluk, de allesverzengende verlating. Het is interessant om het debuut nu in het groter geheel te kunnen plaatsen, maar dit werk kan het ook alleen af.
Guus Bauer
John Williams – Niets dan de nacht. Vertaald door Edzard Krol. Lebowski, Amsterdam. 128 blz. € 19,99.