Recensie: Maylis de Kerangal – De levenden herstellen
Ik denk niet meer, dus ik ben niet meer
Drie vrienden van rond de negentien jaar zijn bezeten van het surfen, van de mythische lichaamscultuur, de verbondenheid met de natuur, de vrijheid. Zodra er ergens een juiste golf valt te verwachten, spoeden ze zich daarheen, weer of geen weer, zomer of winter, het tijdstip maakt niet uit. Na een sessie op de plank in alle vroegte op een winterochtend rijden ze, blauwbekkend, welhaast stoned van de inspanning met hun bestelbusje tegen een betonnen paal. Een paar gebroken botten bij de bestuurder en bij degene die aan de raamkant in de veiligheidsriem zit. Simon Limbres is minder fortuinlijk. Hij wordt, tussen hen in gezeten, door het raam gekatapulteerd en belandt in coma op de intensive care van het ziekenhuis. Alwaar blijkt dat hij inoperabel is en feitelijk al hersendood.
Dat is de prelude van de roman De levenden herstellen waarmee de Franse schrijfster Maylis de Kerangal (1967) nu terecht internationaal doorbreekt. Zij weet namelijk heel erg dicht onder de huid te kruipen van de naasten en de direct betrokkenen, zoals artsen en verpleegkundigen. (En in het laatste geval dan met name bij de chirurg, de ic-verpleegkundige en degene die donororganen begeleidt.) Daarvoor heeft ze een specifieke stijl gebruikt die enige gewenning behoeft, maar die de lezer uiteindelijk beloont, verwarmt, zou je zelfs kunnen zeggen. De komma en de puntkomma zijn haar favoriete leestekens. In eerste instantie smeek je om een punt, maar na een paar pagina’s ben je vertrouwd met de lange zinnen en zie je ook in waarom haar werkwijze uitstekend past bij de manier waarop ze het onderwerp aansnijdt. Bovendien zorgt ze voor precies voldoende witregels. Die vormen de (rust)punten waarop gereflecteerd kan worden.
De Kerangal laat de vertwijfeling van de ouders mooi zien. Het lichaam van hun zoon ziet er, behalve het verband om zijn hoofd, blakend uit. Jeugdig, krachtig. Het is alsof hij slaapt. Maar alleen de machines houden hem in leven. De revolutionaire verschuiving in de medische geschiedenis, die plaatsvond in 1959, de herdefiniëring van de dood: niet het hart, maar de hersenen bepalen wanneer iemand dood verklaard wordt. Ik denk niet meer, dus ik ben niet meer. De geboortegrond voor de transplantatie van organen.
Het is de onomkeerbaarheid van de situatie die De Kerangal zo waarachtig beschrijft. Het dunne koord waarop alle betrokkenen met elkaar balanceren. Verpleger Thomas, hoofd donatie, moet de ouders toestemming ontfutselen om de organen te mogen ‘oogsten’, zonder een betamelijke scheidslijn te overschrijden. Hoe graag hij ook wil scoren. Het wikken en wegen maakt deze roman zo subtiel. Het is niet zozeer een document over de dood, over donatie, maar over het leven dat verdergaat. Ergo: de titel.
Het uitnemen van de organen, de procedures zijn haarfijn beschreven. Letterlijk bloedstollend, maar ook uiterst interessant. De Kerangal gaat humaan met het thema om. Ze beschrijft een parallelle wereld waarvan de meesten geen weet hebben. Deze roman is, zonder het er dik op te leggen, fijn filosofisch, zet aan tot denken over de abruptheid van leven en dood. De personages zijn liefdevol neergezet, zijn waarachtig. Ieder op zich weet zich, hoe lastig ook, te verzoenen met het lot.
Uiteindelijk worden nieren, longen, lever en hart van Simon voor hergebruik klaargemaakt. Alleen aan zijn ogen mogen ze van de ouders niet komen. De artsen die de laatste – lees: langst houdbare – organen uitnemen, de nieren namelijk, maken Simon weer heel. Ze vullen zijn lichaam op met kompressen en naaien hem met de kleinst mogelijke steek weer dicht. Zo gaat hij terug naar zijn geliefden en is ook hij weer ‘hersteld’.
De scène waarin tijdens de ingreep door hoofd donatie Thomas een pauze wordt ingelast – het moment waarop alle organen vrij zijn gelegd en geïntubeerd, vlak voordat het hart wordt afgekoppeld en het bloed in een emmer zal kletteren – is van een moeilijk te beschrijven schoonheid. Dan dendert de donatietrein door. Tegelijkertijd wordt in een ander ziekenhuis de ontvanger van het hart gereed gemaakt om Simons sterke pomp te ontvangen. Met spanning wacht je op de eerste schok. Gaat het lukken of zal de hartpatiënte alsnog sterven. De levenden herstellen is een liefdevolle, intense roman.
Guus Bauer
Maylis de Kerangal – De levenden herstellen. Vertaald door Jan Pieter van der Sterre en Reintje Ghoos. De Bezige Bij, Amsterdam. 272 blz. € 18,90.
Aix-la-Chapelle
De auteur Maylis de Kerangal heeft een literaire avond inhoud gegeven in Aken. 12 januari 2016. In het kader van de Euregio Schüler LiteraturPreis. Enkele opmerkingen van haar kant sluiten aan bij de degelijke recensie van Tzum.
Titel
Wat de titel betreft, uitgeverij Suhrkamp had aanvankelijk moeite met Die Lebenden reparieren. De auteur heeft toegelicht dat de titel als zinswending in de roman voorkomt en dat het hier een citaat betreft uit een toneelstuk van Anton Tsjechov. Aan het slot van Antonov zegt de oude arts: Het gaat erom de doden te begraven en de levenden te repareren. Gezien de ingrijpende emoties die de betrokkenen ondergaan, valt er nogal wat te herstellen. Het Duitse woord Widergutmachung klinkt er ook in door. Dat naamwoord leidt ons naar een antropologische dimensie van de roman. De donor geeft zijn hart en organen. Wie een geschenk geeft, verwacht over het algemeen een geschenk terug. Zo is de praktijk in samenlevingen. Bij orgaandonatie is dat evenwel – uiteraard – onmogelijk. Het geschenk is irréparable. De desacralisatie van het intiemste wat de donor geeft, kan niet beantwoord worden. Het lichaam wordt onvoorwaardelijk aan de samenleving geschonken. De samenleving kan niets terug doen.
Engagement
Maylis de Kerangal heeft een geëngageerd boek geschreven. Het is evenwel geen documentair verslag over orgaantransplantatie of een militant boek om ervoor te pleiten deze nieuwe medische praktijken voor zoveel mensen die wachten op een nieuw hart mogelijk te maken. Het boek is literatuur. Het gaat niet over de werkelijkheid, maar over het leven. En literatuur is wild, vrij, doet wat zij wil. De stijl is daarbij de dragende kracht. De roman is een taalaangelegenheid. Soms barok, soms documentair, altijd gebaseerd op onderzoek en eigen ervaringen met verlies.
Aantekeningen André van Dijk