Recensie: Karen Köhler – Vuurpijlen vangen
Wars van conventies
De Duitse Karen Köhler (1974) was allereerst assistente bij een fotograaf, werd tot viermaal toe afgewezen op de Duitse toneelschool, maar uiteindelijk eind jaren negentig aangenomen op een Zwitserse acteeropleiding. Onderwijl schreef ze een aantal toneelstukken en, min of meer voor zichzelf, korte verhalen. Een vrouw met doorzettingsvermogen, zo blijkt ook uit haar debuutbundel Vuurpijlen vangen. Hier is een krachtige, originele geest aan het werk. (De verhalen zijn desgevraagd niet autobiografisch, maar ‘door anderen beleefd’. Van nul en generlei belang overigens.) Niet voor niets is het motto ontleend aan de schilderes Frida Kahlo: ‘I tried to drown my sorrows, but the basterds learned how to swim’.
De bundel bestaat uit negen wat langere verhalen, in de ik-vorm geschreven, net zo goed novelles te noemen. Ze lezen bijzonder goed weg, mede door, dat mag ook wel eens gezegd, de fijne opmaak en uitvoering van de verhalenserie van uitgeverij Podium. Ze zijn stuk voor stuk fris en bijzonder in hun schijnbare eenvoud. De taal is krachtig, direct, maar zeer to the point. Sommige zinnen blijven onafgemaakt. Dat staccato stoort niet, versterkt eerder de sterke onderhuidse drive. De geschetste drama’s weten in alle hardheid toch, nee, juist te ontroeren.
Köhler trekt zich – het prerogatief van de debutant, hopelijk blijft dat zo – niet al te veel aan van conventies. De geschetste personages hebben een verleden en maken een ontwikkeling door, maar de vorm waarin ze die giet is aangenaam: een verzameling ansichtkaarten, dagboeknoties, korte effectieve schetsen die aan het eveneens genrevrije werk doet denken van Valeria Luiselli, zoals De gewichtlozen, het sterk associatieve, uitgebeende Verbroken beloftes van Jenny Offill en, van uitgeverij Podium zelf, de verademende nieuwe stem van Emma Hooper in Etta & Otto & Russell & James.
De hoofdpersonages die de verhalen van Köhler bevolken, meestal vrouwen, komen als overwinnaar uit de strijd, sterken zich in elk geval aan de gebeurtenissen. Lijken zich stuk voor stuk te bevrijden. Ze verliezen allemaal wel iets, maar schijnen nadien het leven beter aan te kunnen.
In het langste en misschien wel sterkste verhaal, ‘Cowboy en Indiaan’, wordt een jonge vrouw in de woestijn door een indiaan gered van uitdroging. Ze is net haar spullen kwijt, meegenomen door iemand waarbij ze eerder in de auto zat. Is ze al aan het hallucineren, ziet ze ineens spoken, c.q. een indiaan in een traditioneel gewaad, compleet met verentooi? Handig verwerkt Köhler hier jeugdherinneringen van de vrouw – functioneel, waar dat vaak onverdraaglijk is – die in die tijd ‘de indiaan’, het slachtoffer was.
Zij hoorde tijdens het spelen altijd bij de door de ‘cowboys’ overwonnen groep. Net zolang totdat zij als enige over was. Maar zij volhardde, droeg haar lot met verve, als een ereteken. In haar puberteit, ze ontdekte de lesbische liefde, werd ze door een van de jongens verkracht. Twee verhalen die tegen elkaar schuren, die elkaar versterken, afzwakken, vervreemden, zoals het goede literatuur betaamt.
De indiaan, in het echte leven elektricien en dichter – ja, wat is het ‘echte leven’? Dat is bij al de verhalen van Köhler de vraag – is op weg naar een traditioneel feest en neemt haar mee. De roodhuid krijgt ergens onderweg zomaar op zijn donder van een stel rednecks. De vrouw redt de indiaan, een mooie wisseling van de wacht, en bevrijdt zich daarmee van haar jeugdtrauma.
In ‘Poolcirkel’ is de lezer als het ware de ontvanger van ansichtkaarten en van een paar brieven. Iemand is alleen op reis gegaan, om zich te herpakken, om over een belangrijke beslissing na te denken. Effectiever kun je de twijfel, het proces van het verliezen van bezwaren niet te berde brengen.
In ‘Naam, Dier, Beroep’ deelt de schrijfster een aantal mokerslagen uit aan een toevallige bezoeker aan een dorp. Iemand die een verhouding had met de zus van de vrouw, terwijl zijzelf hevig verliefd op hem was. De zus is op jonge leeftijd op een tragische manier omgekomen bij een auto-ongeluk. De bezoeker heeft eenmalig troost gezocht bij de verliefde tiener. Bij het graf van haar zus, vertelt de vrouw, in licht benevelde toestand, wat ze daar nog meer heeft begraven. Zadelt hem met het probleem op. Opnieuw een bevrijding.
In het titelverhaal verliest een jonge vrouw haar partner. Hier is Köhler heel geserreerd. Kale, bijna toneelachtige teksten. Symbolisch voor de weinig woorden die de twee gebruiken c.q. nodig hebben. Wanneer ze ruziemaken doen ze dat aan de ‘ruziemachine’, een oude Olympia schrijfmachine.
De regels zijn helder:
Steeds maar één tegelijk aan het toetsenbord. Er mag alleen worden geschreven en niet gesproken. Steeds maar één zin, daarna is de ander weer aan de beurt.
Op het moment dat de jongen sterft, wordt zijn hart gedoneerd. Op een of andere manier komt ze er achter wie het hart heeft gekregen. Een wat oudere vrouw die aan nordic walking doet en die veel boodschappen doet in een biowinkel. Ze besluit om in die winkel te gaan werken, voor halve dagen.
De rest van de tijd brengt ze door aan de schrijfmachine, terwijl ze alle regels breekt. Een soort schrijfster wordt. Daar zou je de strijdbare Köhler zelf in kunnen herkennen.
Vuurpijlen vangen is een hele hechte verzameling sterke verhalen. Op het omslag staan een paar dieren afgebeeld. In elk verhaal komt wel en dier voor. Het boek is opgedragen aan Köhlers roedel. Aan haar naasten ongetwijfeld. Maar op een of andere manier refereert het ook aan haar verhalen. Die volgen haar, Köhler vangt ze uit de ether, tja, als vuurpijlen.
Guus Bauer
Karen Köhler – Vuurpijlen vangen. Vertaald door Gerrit Bussink. Podium, Amsterdam. 240 blz. € 18,50.