Interview: Rafael Chirbes over Aan de oever
‘Er bestaat waarschijnlijk geen echt onschuldig mens’
De Spaanse schrijver Rafael Chirbes (1949) is een meester in het ontrafelen van de recente geschiedenis van het Iberisch schiereiland, en daarmee eigenlijk van de hele Europese Unie. In zijn nieuwste roman Aan de oever komen en passant onder meer de veranderende maatschappij, de invloed van het geloof, de (economische) vluchtelingenstroom, werkloosheid, afkalvende zorg, de terugtrekkende overheid en de beerputten van het grote geld aan de orde.
Waarom wisselt u zo goed als zonder aankondiging van perspectief?
Het heeft zich gedurende het schrijven van eerdere romans zo ontwikkeld. Ik ben begonnen met een passieve verteller, derde persoon enkelvoud, die zo opliep met de beschreven personages, zich zo met ze identificeerde dat hij langzaam samenvloeide met de beschrevenen. Elk apart gezichtspunt van de personages werd zo het perspectief van de verteller.
Voor mij is het geheel belangrijker dan de personages elk apart. Op die manier kun je de ziel van een boek blootleggen. Het scheppen van een nieuwe, grotere entiteit, een overkoepelend orgaan, zou je kunnen zeggen. De manier van opschrijven moet een zuigende werking hebben, om het geheel bij elkaar te houden. Ik ben in dat proces overigens een hybride, pas me moeiteloos aan, ervoor wakend dat ik niet zelf nadrukkelijk op de pagina’s opduik. Natuurlijk vind je de auteur tussen alle personages. Je bent ze allemaal, verkondigt al hun meningen, voelt hun stemmingen, werkt met hun emoties, maar tegelijkertijd ben je ze absoluut niet. Uiteindelijk is een roman een groot zelfonderzoek. Chirbes contra Chirbes.
Waarbij u verschillende idiomen nodig heeft?
Voor mij is de roman als een inktvis met al zijn tentakels. Elk personage heeft zijn of haar eigen idioom. Ik probeer die ‘vaktaal’ een beetje op te rekken, een weinig uit te vergroten waardoor het karikaturaal wordt en de lezer beseft dat het wellicht anders zou kunnen zijn als altijd gedacht. Op die manier probeer ik het zelfonderzoek bij de lezer op te wekken.
Uiteindelijk gaan uw boeken over verschuivende intermenselijke verhoudingen?
Mijn generatie is geblinddrukt door de transitie van de dictatuur naar de democratie. Mensen die elkaar in hun jeugd goed kenden, vriendschappelijk met elkaar omgingen, groeiden onvermijdelijk uit elkaar. Het werd direct pijnlijk duidelijk wie het ging maken en wie niet verder zou komen. Het studeren werd voor arm en rijk mogelijk, maar de armen sleepten de geschiedenis en de daaraan verbonden nederigheid mee. Je neemt de kleur aan van waar je je tegen verzet.
Deze scheefgroei is vooral veroorzaakt doordat er na de dood van Franco geen revolutie heeft plaatsgevonden, geen ‘eindstrijd’ die voor een zekere zuivering had kunnen zorgen. Geld koopt de onschuld van de volgende generatie. Protagonist Francisco, zoon van een falangist, heeft dankzij zijn vader kunnen studeren en zich kunnen ontwikkelen tot sociaaldemocraat. Voordat je kunt eten, heeft er iemand moeten jagen. Er bestaat waarschijnlijk geen echt onschuldig mens.
Niets is erger dan armoede?
Boven aan de ladder van het kwaad staat evident de dood, vlak daaronder komt de macht. We zijn ons leven lang bezig met het kwaad buiten de deur houden, met trachten de aftakeling tegen te gaan en onze waardigheid te behouden. Met geld heb je nog de mogelijkheid om het leven, om de dood te verzachten. Ik woon alleen en ben bang om de controle te verliezen, om als een kasplant maar door te blijven leven. Op dat moment wordt mijn voortbestaan een baan voor twee of drie mensen. Dat getuigt van een zeker woest egoïsme. Mag ik dat mijn omgeving, de samenleving aandoen? Hoeveel ruimte wil je innemen op deze aardbol?
Na een paar ziekenhuisopnames ben ik claustrofobisch geworden. Ik mag er niet aan denken om met een zuurstofkapje op, met een laken vastgebonden te worden aan een stoel, zoals de vader van Esteban in Aan de oever. Iedereen is bang voor de dood, maar hoe ver moeten we gaan met het sponseren van de farmaceutische industrie? We willen vandaag de dag misschien wel veel te veel levens leven. Een man van tachtig die nog een nieuwe verhouding begint met een vrouw van begin twintig. Esteban wil op zijn zeventigste nog eenmaal een man van de wereld worden, een man die het gemaakt heeft. Hij zet zijn spaargeld én dat van zijn inmiddels zo goed als onmondige vader in bij bouwprojecten. En dan slaat de crisis toe en gaat het familiebedrijf, de timmerfabriek die al generaties bestaat, ten onder.
Het is bijna alsof hij de slag moet verliezen, net als zijn vader, de verstokte communist? Had deze, wanneer hij niet was gaan dementeren, hem daarvoor kunnen behoeden.
De vader heeft voor de gevolgen van zijn wereldbeeld moeten boeten en zijn kinderen natuurlijk ook. Hun kansen in de maatschappij werden door zijn overtuiging beperkt. De vader was meer begaan met de politieke situatie in de wereld dan dat hij empathie op kon brengen voor zijn kinderen. De klassieke fout: de hoop dat de kinderen de gefnuikte ambities van de ouders waarmaken. Het is niet erg als je de slag verloren hebt. Een volgende generatie kan weer opnieuw beginnen met het vormgeven van de wereld. Natuurlijk wordt zogezegd het wiel elke keer opnieuw uitgevonden, maar daarom is de mensheid er nog steeds.
Als kinderen zich uitsluitend door ouders zouden laten leiden, dan zou de wereld niet meer bestaan. Dan is er geen strijd meer voor rechtvaardigheid. Iedereen moet de kans krijgen om zich te vergissen, gun de nieuwe generatie hun idealen. Laat ze zelf de fouten ontdekken, geef ze de kans om die te beleven.
Toch lijken de familiebanden, in het zuiden en oosten van Europa altijd al erg belangrijk, de laatste tijd sterker te zijn geworden.
Van oudsher verzamelde een familie rijkdom en hield dat binnen de gelederen. Die structuur was de laatste tijd ook in Spanje aan het verdwijnen. Maar de waarde van de familiestructuur wordt weer onderkend. Door noodzaak, niet door bloedbanden. Sneue oudjes zijn momenteel gewild. Ze hebben meestal wel een pensioentje, goed voor het aftroggelen van een paar tientjes of tenminste eten voor een gedeelte van de maand voor de hele familie.
De familie bedekt eigenlijk de ware omvang van de crisis. Daarnaast is de Spaanse regering goed in boerenbedrog. Madrid zegt dat de werkloosheid wel meevalt. Geen wonder, er zijn heel veel landgenoten uitgeweken naar bijvoorbeeld Marokko om voor een schijntje te gaan werken. De meeste mensen verdienen nu maar een derde van pakweg zes jaar geleden. Wanneer je nu zo rond de 1.500 euro per maand krijgt bijgeschreven, kun je dat maar beter stilhouden. Dat is nu rijkelijk beloond. Waar we in de afgelopen decennia allemaal tot een soort brede middenklasse waren gaan behoren, is de klassenstrijd door de crisis eigenlijk weer in alle hevigheid ontbrand. En de politici proberen dat te verbloemen. Zijn trouwens niet alle regeringen daar meester in? Het toe-eigenen van de taal en van de normen door de overheid is het hoofdthema van Aan de oever.
Vroeger kreeg ik stripjes om minimaal vijfmaal per dag mijn diabetes te controleren. Dat was duur, vijftig euro per maand. Nu hebben ze bepaald dat bij diabetes type twee eenmaal per dag voldoende is, sterker nog: dat het waarschijnlijk gezonder is. Is dat niet leuk, de crisis geneest. De moraal is elastisch.
Guus Bauer
Guus Bauer sprak eind vorig jaar met Rafael Chirbes.
(foto auteur uit onderstaand Spaanstalige filmpje waar ook de Aan de oever op tafel ligt.)
Razend interessant en prachtig deze Spaanse schrijver Rafael Chirbes. Pas ontdekt dankzij Tzum!