Recensie: Bob den Uyl – Een uitzinnige liefde
En masse worden schrijvers een verschrikking
West-Duitsland, met inbegrip van Berlijn, Rotterdam, België en Frankrijk, dat zijn de locaties die aan de orde komen in het nieuwe boek van Bob den Uyl, de bundel Een uitzinnige liefde. Reisimpressies worden gecombineerd met overpeinzingen over de geschiedenis van de bezochte plaatsen en dat levert een boeiende mélange op. Welk onderwerp hij ook kiest, Den Uyl slaagt er vrijwel steeds in aan zijn observaties een groot aantal ideeën te ontlenen; zijn beschrijvingen lijken vooral tot doel te hebben opvattingen te genereren.
Daarmee wil ik niet de indruk wekken dat de drie teksten in Een uitzinnige liefde met filosofie beladen zijn, het is juist de kracht van Bob den Uyl ogenschijnlijke kleinigheden tot uitgangspunt te nemen en daar zijn bespiegelingen aan te verbinden. Het verschil tussen Nederlandse en Duitse bakstenen, bijvoorbeeld, en het feit dat Nederlanders zich veelvuldig in de Duitse cultuur verdiepen terwijl Duitsers niet of nauwelijks in de Nederlandse cultuur geïnteresseerd zijn. Men leze pagina 18 en 19.
Helaas benut Den Uyl die kwaliteiten in deze bundel het minst in zijn typering van Rotterdam, zijn geboortestad. ‘Stadsproblemen’ heet die tekst en de opzet ervan is ambitieus genoeg, wat mag blijken uit titels als ‘Het ontstaan van een stadsbeeld’ en ‘De mythe van de wederopbouw’. Intrigerende onderwerpen allemaal, zeker om ze eens door een literator beschreven te zien en niet door een stedenbouwkundige of archivaris.
Maar veel dieper dan aan de oppervlakte graaft Den Uyl niet, zijn overpeinzingen beperken zich tot een pleidooi om aan de waandenkbeelden over Rotterdam een einde te maken (je wordt er niet vies door een ‘voortdurende neerslag van roet en oliedelen’) en tot een aantal beschrijvingen van gebouwen en locaties die, veelal lang na de ‘wederopbouw’, toch nog moesten verdwijnen. In de planologische overwegingen die daaraan ten grondslag lagen treedt Den Uyl niet. Jammer, want de totstandkoming van een nieuwe architectuur en van nieuwe ruimtelijke vormen – Rotterdam is er rijk aan – vind ik één van de boeiendste dingen om over te lezen.
‘Kracht naar kruis’, impressies van België en Frankrijk, en vooral de ‘Neurenbergse protocollen’ zijn staalkaarten van Den Uyls kunnen. De laatstgenoemde tekst is een speurtocht naar de rudimenten van het Derde Rijk, waartoe plaatsen als Neurenberg, Berlijn en Bayreuth worden bezocht. Berlijn levert een fraaie beschrijving op van het gedrag van krakers en politie-agenten die nog voor ze op elkaar inslaan door de komst van een Italiaanse ijscoman met elkaar verbroederd raken; Den Uyl en de pro-Oostduitse docente Nederlands aan een Berlijnse universiteit slagen daar niet in.
In ‘Een afscheid van Bayreuth’ wordt het beëindigen van een vriendschap, geïllustreerd met de ontvangst van een brief, subtiel verweven met bezoeken aan de villa van Richard Wagner (‘Van binnen is het eigenlijk ook niets’) en aan een schrijfmachinemuseum. Als dat bezoek tegenvalt, verhaalt Den Uyl zijn teleurstelling op een medewerkster van het toeristenbureau – al ging het natuurlijk eigenlijk om die brief.
Mooi is ook de thuisreis uit Duitsland beschreven: een cruise over de Rijn van Bazel naar Rotterdam, met zeventig schrijvers aan boord. ‘Een schrijver in enkelvoud is bijna altijd een aangenaam en onderhoudend mens maar en masse worden schrijvers als elke andere vakgroep een verschrikking.’ Waarvan akte.
Anton Brand
Bob den Uyl – Een uitzinnige liefde. Querido, Amsterdam, 157 blz.
Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 5 december 1986.