Column: Erik Nieuwenhuis – 1990 – Corry Konings, Mooi was die tijd
1990 – Corry Konings, Mooi was die tijd
Werkloos zijn op je vijfentwintigste is het mooiste wat er is. Wás moet ik zeggen, want met de neo-liberalen aan de macht is de sjeu d’r wel een beetje vanaf, denk ik. Mijn belangrijkste verplichting in 1990 bestond in het invullen van een briefje van de sociale dienst. Alleen bij ‘heeft u in de afgelopen maand gesolliciteerd?’ hoefde je ‘ja’ in te vullen. De overige vragen beantwoordde je met ‘nee’ en korte tijd later stortte de lokale overheid 1173 gulden op je rekening. Dat was natuurlijk niet genoeg. Juist in de periode dat je eindelijk tijd had om eens flink geld uit te geven aan bier, bioscoop, en boeken, werd je gedwongen je budget zo te beheren dat je eens in de drie maanden een positief saldo op je rekening had. Door wat geschuif met geld, van en naar lotgenoten (een verre voorloper van het begrip ‘flitskapitaal’) lukte dat meestal net. Maar voor boeken en bioscoop schoot niet veel over. Desperate times, desperate measures: je moest wel weten waar je prioriteiten lagen.
Mijn dag begon ergens rond het middaguur. Soms voelde ik me daarover wel eens een minuut of wat schuldig tegenover de belastingbetalers die mijn persoonlijke ontwikkeling financierden. Ik werkte dat jaar in vlot tempo en met veel plezier wat achterstanden weg door Céline, Tsjechov, Gogol, Tolstoi, de familie Mann, Schopenhauer, Flaubert, Carver en de strips van Hein de Korte te lezen. Er waren ook mensen die daar geen tijd voor hadden. Die voor acht uur ’s ochtends al op de fiets naar hun werk moesten. Dat wist ik, omdat ik ze wel eens tegenkwam als een discussie over de betekenis van het postmodernisme voor het toenmalige voetbal uit de hand was gelopen, en we pas na de ochtendkoffie in een naar pis en bedorven melk geurend hol weer op huis aan gingen. Ik zag ze, die fietsers. En ik bewonderde ze. Maar ik besefte heel goed dat ik voor zulke dingen nooit tijd zou hebben. Na het ontbijt en de krant, was het maar zo weer halfdrie: tijd om een paar regels poëzie te schrijven:
Dichter bij huis
dan de vergekeken, aardschokkende dood
van duizenden en nog eens
De donkere dagen voor de verdoemenis
(haal een boom in huis
en houd de dood buiten)
Dan liep het al snel weer tegen halfzes: tijd voor de boodschappen bij de Nieuwe Weme. Na de pasta met kaas en spekjes en een salade van halve tomaat had je net even tijd voor een paar hoofdstukken Bret Easton Ellis, David Leavitt, of een andere hippe Amerikaan met wie je je op jouw bescheiden manier op je studentenkamer aan de Slachthuisstraat wel kon identificeren. Je moest wel een beetje doorlezen, want de discussie van de avond ervoor had eigenlijk meer vragen dan antwoorden opgeleverd en het definitieve gesprek over de toekomst van de roman moest ook nodig eens worden gevoerd. Liefst in een café met een paar beugeltjes Grolsch erbij, want dat praatte toch een stuk makkelijker. Ook die avond eindigde weer, zonder manifest of ook maar het begin van een begripsomschrijving in zo’n kamer waar de lucht van zeven generaties studenten diep in meubilair en vloerbedekking was getrokken. Morgen weer een dag.
Vanuit dit paradijs is het maar een kleine stap naar Mooi was die tijd van Corrie Konings die het in 1990 tot de vierde plaats in de hitparade schopte. Ik heb het geloof ik al eens eerder aangehaald: youth is waisted on the young. Hoewel je zelf het gevoel hebt dat je lekker existentieel bezig bent op de modderige bodem van de levensput, is alles natuurlijk nog vrolijke spielerei in een zomers pierenbadje. Wat ik me nu herinner als een van de meest zorgeloze en vrolijke jaren uit mijn leven, voelde damals als iets heel anders. Dat besluit ik tenminste uit een ander, in dat jaar geschreven gedichtfragment:
Vertederd nog naar haar
verterend lichaam kijkend,
keerde hij en ontkwam.
In werkelijkheid had ik nog nooit een dode gezien, natuurlijk. Ik was een jongetje dat met matchbox -autootjes speelde, in de hoop ooit een truck te mogen besturen.
Corrie Konings hoorde ik op de radio en in het café in de hoerenbuurt waar je soms terechtkwam als het te druk was in de legendarische Benzinebar. 1990 was het jaar waarin het grote terugblikken begon. Statistisch gezien ongeveer op een derde van mijn leven hád ik inmiddels ook wat om op terug te kijken: een verloren jeugd, drie mislukte relaties en een studie waar je verder niks aan had.
Mooi was die tijd
Toen wij verliefd en samen waren
Nog jong en onervaren
Net als de storm vloog ieder uur snel voorbij.
Tekstueel bekeken is het Nederlandstalig repertoire van de gestampte pot. Maar in muzikaal opzicht hoor je toch de aankondiging van een nieuwe tijd. Het intro is uit dezelfde synthesizer getrokken als Radio Gaga van Queen. Het geluid vergelijkbaar met de – in het genre gedurfd internationale – sound van Rene Frogers megahit uit 1989. Als ik het groter maak dan het is, moet u het maar zeggen. Maar ik denk dat er een rechte lijn loopt van Froger en Konings, via Guus Meeuwisse naar Ali B.
Dit zijn de jaren waarin de Nederlandstalige muziek van rokerige jajemhuizen op de Zeedijk, via studentikoze ballententen zijn weg vindt naar de cd-spelers in onze auto’s. We gaan ons minder schamen voor popmuziek in onze moerstaal. Of dat een zegen is voor de beschaving in haar geheel, moet u zelf maar uitmaken. Maar dat we ons niet generen voor de Nederlandse taal lijkt me alleen maar winst. Want iedereen die het Engels een beetje machtig is, weet dat stoplappen, klemtoonverschuivingen en stilistische missers geen exclusief Nederlandse hobby zijn. Vergelijk wat dat betreft
net als de storm vloog ieder uur snel voorbij
van Corry Konings maar eens met
It’s been so lonely without you here
Like a bird without a song
van Sinead O’Connor om wie we dat jaar collectief leegliepen van ontroering. (En terecht, trouwens). Ik ben eenenvijftig. Het ligt in de natuur der dingen dat ik vind dat het wat betreft het peil van de Westerse beschaving na Corrie Konings allemaal alleen maar minder is geworden. Ik heb nooit wakker gelegen van metrische, grammaticale en logische oneffenheden als:
Toch blijf jij voor altijd in mijn gedachten
En herinner jij mij aan die nachten
Want die tijd is voor ons te snel voorbij gegaan
Wat moet je met metrum, grammatica en logica als de weemoed je met windkracht acht in je gezicht blaast? Verder bleef 1990 een jaar zonder grote drama’s. Een beetje klooien in de marge, een paar betekenisloze amourettes. Voorzichtig terugblikken. Nog veel voorzichtiger vooruitkijken. Een sabbatical voorafgaand aan een bestaan in de tredmolen. Een aanrader, zondermeer.
Erik Nieuwenhuis