Recensie: Bohumil Hrabal – Lieve Dubenka
Viareggio, 18 september 2015
Beste Bohumil Hrabal,
Of had ik ‘lieve Bohumil Hrabal’ kunnen schrijven?
U schrijft met liefde over uw katten, over alles schrijft u met liefde eigenlijk, maar ik heb u niet gekend, vandaar de terughoudendheid. Natuurlijk ken ik u uit uw werk, u schrijft zeer autobiografisch, althans zo lijkt het, maar voor ‘lieve’ moet ik u persoonlijk hebben gekend, anders is straks alles en iedereen lief. Misschien is dat ook wel zo, al moeten we niet uitsluiten dat in sommigen harten na verloop van tijd de duivel begint te dansen.
In 1997 viel u uit een raam op de vijfde verdieping van het Bulovka-ziekenhuis in Praag; er wordt over getwijfeld of het zelfmoord was of niet, de vijfde verdieping komt zoals u weet een aantal keren in uw werk voor. Ik zat toen nog op de middelbare school en behalve dat ik in 1997 zoals de jaren ervoor in Tsjechië op vakantie was geweest met mijn ouders – ook zijn we in Praag geweest uiteraard, ik had u dus in theorie tegen kunnen komen – hield ik me met veel bezig behalve literatuur, muziek was mijn passie, afgezien van het feit dat ik op mijn vijftiende als door een bliksemschicht was geraakt door De donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans, een boek dat u niet kent, maar dat u vermoedelijk ook goed zou hebben gevonden, om veel redenen.
Over bliksemschichten later meer, nog iets over die literatuur op de middelbare school – deze brief schrijf ik aan u, maar in uw brieven aan uw ‘lieve Dubenka’, nu uitgegeven in Nederlandse vertaling door Uitgeverij Pegasus, vertelt u er ook lustig op los over uzelf en laat u zich weinig gelegen liggen aan de geadresseerde. Sta me deze imitatio toe, opdat men nieuwsgierig worde naar uw brieven.
U heeft de brieven nooit verstuurd, zoals uw Nederlandse vertaler, Kees Mercks, opmerkt in zijn nawoord. Toch zijn ze in zekere zin wel verstuurd, want ik ontving het boekje met de drie brieven op een donderdagochtend in mijn postbus. De zon scheen, dat kan geen toeval zijn. U was dol op de zon, ik herinner me beschrijvingen in uw autobiografie, in het Nederlands verschenen onder de titel Verschoven zelfportret, dat u op de binnenplaats van uw huis telkens opschuift met tafel, stoel en typemachine om in de zon te kunnen blijven tikken. Na lange tijd interesse voor de schaduw te hebben gehad, krijg ik ook steeds meer waardering voor de zon. De weg van Van Gogh: donkere tinten om te eindigen met zonnige kleuren. Net als Van Gogh ben ik onbeholpen begonnen – ik schrijf af en toe weleens wat – maar volgens mij krijg ik het steeds beter onder de knie. Of ik een genie ben? Dalí merkte zoals u waarschijnlijk weet op: ‘O Salvador, nu ken je de waarheid: als je doet alsof je een genie bent, dan word je er een.’ Iedereen een genie.
De brief als literaire vorm en narcisme dus, of kan er beter van een spiegel worden gesproken? Narcisme is zo’n beladen term, en zoals Van Gogh sprak over ‘actieve melancholie’, zo kan er ook over ‘actief narcisme’ worden gesproken. Het schrijven van de brieven heeft u op de been gehouden, schrijft u, een verweer tegen het niet-zijn, omdat veel kunstenaars nadat ze hun hoogtepunt hadden bereikt oog in oog stonden met het enorme, gigantische NIETS en toen zelfmoord pleegden.
Kafka, u goed bekend, sprak over boeken die als een bijl de ijszee van ons bewustzijn opensplijten. Zo hebben uw brieven aan uw Dubenka ook mijn bewustzijn opengespleten. Over het opensplijten later meer, u heeft het in de brieven over een bliksemschicht uit de zon.
Ja, literatuur op de middelbare school. Er waren enkele jongens in mijn klas die zich met het schrijven van poëzie bezighielden. Ik had toen nog niets met poëzie, nu ook niet echt heel veel eigenlijk, maar waar bij hen de poëzie ophield en het anarchisme begon was moeilijk te zeggen en anarchisme heeft me wel altijd aangesproken. Nooit heb ik deel uitgemaakt van hun groep, maar ik heb wel bij mogen dragen aan enige projecten zoals het vinden van synoniemen of beter gezegd eufemismen van het mannelijk geslachtsdeel. Mijn bescheiden bijdrage was ‘reep’.
Puberaal zou je kunnen zeggen, en pubers waren we, maar dichtkunst lijkt me voor een goed deel plezier hebben over woorden. Zoals een kind met blokken speelt, speelt de dichter met woorden. En wat is er plezieriger naast andermans geslachtsdelen dan het eigen geslachtsdeel? Synoniemen daarvoor vinden moet wel het hoogste zijn wat in de dichtkunst kan worden bereikt. En naast het feit dat het dier in de mens niet moet worden ontkend, ook als zogenaamde volwassene niet, zit het publiek ook niet op al te veel reflectie te wachten.
Met literatuur hield ik me dus zijdelings bezig, voor de rest richtte ik me op verliefdheden, maar zoals u aantoont met u brieven en vele anderen voor u is dat eveneens op te vatten als een vorm van literatuur natuurlijk. Ik was een dichter, maar ik had geen woorden nodig.
U was verliefd op Dubenka, of Miss April zoals ze echt heet, de Amerikaanse studente Tsjechisch die u in Café de Gouden Tijger benaderde voor een lezingenreeks aan Amerikaanse universiteiten. U geeft hilarische beschrijvingen van anderen die u in De Gouden Tijger benaderd hebben voor van alles en nog wat – de onaangename gevolgen van de roem – zoals iemand die vijftienduizend mark nodig heeft om voor zijn kinderen een handeltje in strijkstokken te beginnen, want paardenhaar was alleen in West-Duitsland verkrijgbaar, een handeltje waarbij u stille vennoot kon worden. Of die Italiaan die graag uw appartement in Praag zou willen huren, omdat u toch het grootste deel van de tijd in Kersko in de bossen doorbrengt.
Maar u zei tegen hen dat ze op konden sodemieteren. Dat klinkt hier een beetje onbeschoft, maar u maakt in uw brieven de onbeschoftheid beschaafd, en sommige verzoeken wáren onbeschoft.
Fantastisch die melkvrouw van de Molkerei van negentig kilo die ten overstaan van iedereen in de kroeg beweert een kind van u te willen en wel meteen en door wie u over de schouder wordt genomen, de heer Mercks had het er al over toen ik hem interviewde. Met de schoenen tegen het plafond schuren. Pure slapstick!
In het genoemde Bulovka-ziekenhuis, waar u via het raam in de eeuwigheid bent gevallen – is het echt waar dat het afdelingshoofd gynaecologie op zijn Hondaatje door de gangen scheurde? – zei u tegen een dame van de Vereniging Voer de Vogeltjes die een bijdrage vroeg voor de duifjes dat ze ook kon opsodemieteren.
Tegen Dubenka, of Miss April, zei u niet dat ze op kon sodemieteren. Begrijpelijk, uw vrouw was al een tijd overleden en als dan een studente Tsjechisch uit Amerika als een bliksemschicht in je leven komt, dan zeg je niet dat ze op kan sodemieteren, dan bestel je een Pilsener en maak je een praatje.
Naast het feit dat de brieven voor u literatuur waren verstuurde u de brieven nooit, omdat u misschien dacht dat u zich belachelijk zou maken als u, een oude man, met de brieven bij haar aan zou komen. In elk geval heeft u uw liefde voor haar vereeuwigd, dat lijkt me niet iets waar je een vrouw mee beledigt. Zou ze de brieven alsnog gelezen hebben? Leeft ze eigenlijk nog?
Ik ben af en toe misschien afgedwaald, maar deze brief schrijf ik in navolging van u en de surrealisten automatisch. Uw brieven aan de lieve Dubenka lijken ook automatisch te zijn geschreven en in het nawoord van de heer Mercks staat dat sommigen ze warrig vinden. Die kunnen uiteraard wel opsodemieteren.
De interpunctie heb ik gehandhaafd. Er zijn boeken van u waar u de interpunctie heeft opgegeven, zoals in het genoemde Verschoven zelfportret, een boek dat ik eens in de zo veel tijd lees en dat in feite op te vatten is als één lange liefdesbrief aan uw echtgenote.
Sommige stukken op de site Tzum, waarop deze brief zal verschijnen, heb ik ook volledig automatisch geschreven, ik weet niet meer welke allemaal. Laat hoofdredacteur Coen Peppelenbos het niet horen. Onder andere een stuk over een boek van Jens Peter Jacobsen, zoals u wellicht weet de favoriete schrijver van Rilke, u eveneens bekend, die heb ik automatisch in de brandende zon hier in Viareggio geschreven. Sommige recensenten kunnen misschien ijskoud blijven bij het lezen van hun wekelijkse portie, je moet maar net de goede boeken krijgen toebedeeld natuurlijk, maar ik kan er soms niet aan ontkomen dat de bijl mijn bewustzijn opensplijt en er golven van vuur uit mijn pen vloeien. Laat men er zich over opwinden, ten negatieve of positieve, laat men er zijn voordeel mee doen, en zelf worden wie hij is door wat hij leest.
Zoals u hebt gelezen, schrijf ik dit in Viareggio. Rilke schreef hier zijn bekende brieven aan de jonge dichter. Zo komt alles samen. Ik ben natuurlijk geen Rilke en u bent geen jonge dichter, al bent u als dichter begonnen, en u bent altijd jong gebleven; jong van geest, zeggen ze dan.
Ik zit op het terras van Bar Eden, mijn favoriete café in deze badplaats – Kersko was uw Eden, het kattenparadijs – en het is nog vroeg, dus even geen bier; om geïnspireerd te raken heb ik geen bier nodig. U ook niet denk ik, u dronk tegen de melancholie, wat inspiratie betreft moet u zoals Obelix als kind in een vat met toverdrank zijn gevallen.
En er was natuurlijk oom Pepin, uw grootste inspiratie; u geeft in een brief zelfs aan dat hij door u spreekt. En er was het ongeval in Kladno, in de Poldi-hoogovens, waarbij uw hoofd werd opengebarsten. Geloof het of niet, maar ook mijn hoofd is een paar jaar geleden opengebarsten; ik liep in Bergamo tegen een bord van de kapper aan. Een van de redenen vermoedelijk dat ik in de gezegende lente van 2014 een tijdje heb gedacht dat ik een profeet was. De mensen zitten uiteraard niet op een profeet te wachten, en met enige hulp was ik na een tijdje weer profeet af. In de daarop volgende zomer heb ik bergen in de Alpen beklommen, ik zocht de eenzaamheid weer na de mensen te hebben toegesproken. Sommigen zouden het als een jaar van ziekte beschouwen, ik zie het als een jaar van genezing, een genezing van mezelf. Althans, ten dele.
Ik kijk uit over de boulevard met daarachter een parkje waar eens een kermisje was. Met een rupsbaan die door een appel heenbijt. Ooit zag ik er ouders met hun kind in zitten die het grootste plezier hadden. Over de verdrijving uit het paradijs moeten we misschien inderdaad lachen. Je dood lachen, om weer te kunnen leven…
Er zijn trouwens al veel namen gevallen, maar u laat ook altijd veel namen vallen, en waar het bij anderen namedroppen is, wordt het bij u een eerbetoon. Net als mijn vriend Herr Seele. Naast een eerbetoon is het eveneens enthousiasme. En esthetiek natuurlijk. U past de collage toe, u knipt uit andere teksten en verwerkt ze in uw eigen teksten. Een grafrover noemde u zichzelf als ik het me goed herinner.
Uw brieven aan Dubenka las ik voor het eerst op vrijdag 11 september 2015, de dag nadat ze in mijn postbus waren beland. Ik schreef al dat ik erdoor was getroffen. Ironisch, u heeft niet meer meegemaakt wat er op die dag in 2001 is gebeurd, maar de Twin Towers gingen tegen de vlakte. De zoon van Sjors Boes, zoals u hem in de brieven noemt, die ook Sjors Boes heet, verklaarde de oorlog aan het terrorisme.
Er komen vallende torens voor in uw brieven, uw schrijft dat u een tarotkaart had getrokken met daarop een door de bliksem getroffen toren. Vladimírs explosionalistische kaart! Een bliksem die komt van de zon en die zou verwijzen naar het feit dat iemands uiterlijke wereld hard wordt getroffen en zijn heden totaal verstoort; vernietiging om godswege die leidt tot leven…
U heeft het toevallig over een vliegtuigongeluk. Ach, het kan allemaal geen toeval zijn. Zoals het ook geen toeval kan zijn dat afgelopen maandag voor mijn hotel in Wenen een bus met het damesbasketbalteam van Nymburk stond. Knipoogde u vanuit de hemel?
Wenen is prachtig – ik heb tot mijn geluk een boek van u in mijn bezit dat door u gesigneerd is in Wenen – maar begin oktober zal ik eindelijk weer Praag kunnen bezoeken, de stad van de verborgen herseninfarcten, zoals u het noemt in een brief, en waar ik in feite altijd heimwee naar heb.
Ik reis samen met mijn vader, een surrealist – hij koos het meest surrealistische beroep dat er bestaat –, die een paar jaar geleden werd geraakt door een bliksemschicht uit de zon; door andere bliksemschichten, via de handen van mijn moeder, stond hij weer op.
Neergeslagen worden, weer opstaan en dan weer neergeslagen worden, een betere samenvatting van de levensloop is er misschien niet. Regressus ad originem, of is het progressus? Beide waarschijnlijk, leve de paradox.
Mijn vader kent uw werk niet, maar hij is wel een liefhebber van Kafka, kent zijn Latijn en spuugt niet in een halve liter bier. Dat is meer dan het halve werk, vandaar naar uw werk is het een hazensprong. Wel heeft hij de prachtige foto gezien van u met Bill Clinton en Havel die in De Gouden Tijger hangt. Bovendien heeft hij weet van het concept van de de Heilige Geest, waarvan uw werk lijkt doordrongen, u noemt de Heilige Geest vaak.
Het wordt een literaire reis, maar een gunstige bijkomstigheid is dat de schrijvers veel in cafés hebben doorgebracht, dus we kunnen het nuttige met het aangename verenigen. Het drinken is zoals u het met me eens zult zijn het nuttige en de literatuur het aangename.
Wij zullen in navolging van u gemaskerd, larvatus prodeo, door de straten en kroegen van Praag schrijden. Net als de door u beschreven verdoemde Praags-Duitse dichter Bohémien aus Böhmen Victor Hadwiger, die larvatus door Praag zwierf, arm als een bedelaar, maar fier als een koning.
We zullen uiteraard even binnenstappen bij De Gouden Tijger om de foto weer eens te bekijken, alsof u nog aanwezig bent, en waar we hopelijk de ober Segmüller aan de tap treffen, de middenvelder van Slavia die u beschrijft met zijn melancholieke ogen omdat hij niet meer voetbalde, en zijn roem die glinsterde als zijn dun geworden haar.
Waarschijnlijk niet, niet alleen haren en roem verdwijnen.
Wie er ook achter de tap moge staan, hopelijk zal hij ons goed inschatten dat we dorstig zijn en ons ongevraagd een Pilsener voorzetten, een geste waarop u zo gesteld was. De Heilige Geest heeft geen woorden nodig, die kan zwijgend tot ons komen.
Wij hoeven alleen onze mond open te doen, de rest volgt automatisch.
Hartelijke groet,
uw Johannes
Bohumil Hrabal – Lieve Dubenka. Vertaald door Kees Mercks. Pegasus, Amsterdam, (500 exemplaren), 32 blz. € 14,50.