Recensie: David Lagercrantz – Wat ons niet zal doden
Drie á vier cliffhangers per hoofdstuk
De Zweedse onderzoeksjournalist Stieg Larsson (1954–2004) had het idee om een serie van tien vuistdikke thrillers te maken rond Mikael Blomkvist, de oprichter van het maatschappijkritische blad Millennium, en de tegendraadse punkhacker Lisbeth Salander. Zijn plan werd door een hartinfarct gedwarsboomd. Het bleef bij een trilogie die na zijn dood stormenderhand de wereld veroverde en inmiddels ruim tachtig miljoen keer over de toonbank is gegaan. Geen wonder dat de vader en de broer van de jong gestorven schrijver, Erland en Joakim Larsson, ‘het universum van Stieg Larsson levend willen houden’.
Daartoe hebben ze de Zweedse non-fictie en romanauteur David Lagercrantz (1962) gevraagd om met de karakters een vervolg te schrijven. ‘Millenium IV’ heet Wat ons niet zal doden. Het moet gezegd: Lagercrantz schrijft beter, vloeiender. Geen anderhalve pagina over een nieuw aangeschafte koffiemachine bijvoorbeeld. (Ergens begrijpelijk, want Stieg leefde op sigaretten en sloten koffie.) De schrijver heeft zich goed ingelezen in de trilogie. De handelingen en beweegredenen van Blomkvist en Salander zijn conform de eerder geschetste karakters. Het respectievelijk blootleggen en bestrijden van onrecht.
Ditmaal is de Amerikaanse waakhond NSA de gebeten hond. Het tijdschrift Millennium draait slecht, de rol van Blomkvist lijkt uitgespeeld. En dan wordt hij gebeld door ene professor Frans Balder, een geniale wiskundige en informaticaspecialist die verder dan iedereen blijkt te zijn met de ontwikkeling van de kwantumcomputer. Zijn software is gestolen en verkocht aan twee grote bedrijven. Voordat Blomkvist hem echter kan spreken wordt hij vermoord. Zijn zoontje August wordt door de moordenaar gespaard omdat deze in zijn ogen overduidelijk achterlijk is.
Millennium heeft een injectie gehad van een groot mediaconcern. Een oud-studiegenoot heeft daar een en ander in de melk te brokkelen. Financieel heeft hij het goed gedaan, maar eigenlijk benijdt hij de eerlijke, oprechte insteek van Blomkvist. Jaloezie is een van de thema’s in dit boek. Net zo goed als de gevaren van ontdekkingen, het misbruik van innovaties door grote instellingen, door regeringen. Lagercrantz voedt bekwaam het complotdenken.
Uiteraard spelen ook in dit boek obsessies een grote rol. Lisbeth blijft, hoe klein van lijf ook, bruten die vrouwen en/of kinderen molesteren, genadeloos afstraffen. Zij is de beste, meest originele hacker van de wereld, weet zelfs in het Intranet van de NSA te geraken en zichzelf de hoogste status te bezorgen. Zo kan zij ook documenten downloaden die zo geheim zijn dat zelfs de president ze niet mag inzien. Probleem daarbij is dat ze dermate ingewikkeld zijn versleuteld dat het welhaast onmogelijk is om de encryptie te ontcijferen. Priemgetallen spelen daarbij een belangrijke rol. En laat nu de zoon van Balder een savant zijn, iemand van een heel bijzondere Rain Man-kwaliteit. Hij kan priemgetallen zonder moeite ontleden, heeft daarnaast een wiskundig inzicht en kan bovendien ook nog fotografisch goed tekenen.
Een gevaar voor de moordenaar, wiens gezicht hij heeft gezien. Maar die wordt gestuurd door een ander obsessief persoon, de tweelingzus van Lisbeth die het criminele imperium van hun vader heeft overgenomen, dat heeft geüpgraded door innovatieve software te stelen en door te verkopen. Een misdaad die met hulp van de hoogste (regerings-)kaders blijk te worden gespeeld. Blomkvist kan de scoop van de eeuw hebben, Lisbeth bestrijdt op haar gebruikelijke coole manier als een ‘lone wolf’ al het kwaad in de wereld. Je kunt alleen maar sympathie voor deze personages hebben, ze zijn tenminste niet eendimensionaal. Lagercrantz weet vooral in de tweede helft van het boek de spanning er goed in te houden.
Alles goed en wel, maar het boek zucht in pakweg de eerste tweehonderd pagina’s onder de hoeveelheid personages, en vooral onder de uitgebreide bio’s die er kennelijk aan toe moeten worden gevoegd. Een Scandinavische makke? Veel thrillerauteurs uit het hoge noorden overladen je met verschillende perspectieven. Is het van belang om de achtergrond te weten van een taxichauffeur die Blomkvist eenmalig vervoert en verder in het verhaal niet voorkomt, ook al is het in zijn geval maar één alinea? In elk hoofdstuk zijn verschillende protagonisten aan het woord. Lagercrantz maakt (iets te) veelvuldig gebruik van cliffhangers, soms tot drie à vier keer per hoofdstuk.
Wat ons niet zal doden, maakt ons sterker. Het einde – laten we zeggen: Blomkvist en vooral Lisander flikken het weer – laat de mogelijkheid open voor op z’n minst nog een Lagercrantz-Larsson. Zou het niet beter zijn om direct scenario’s rond deze personages te schrijven? Je ziet vooral in het tweede gedeelte de film zo voor je geestesoog.
Guus Bauer
David Lagercrantz – Wat ons niet zal doden. Vertaald door Geri de Boer. Signatuur, Amsterdam. 512 blz. € 22,50.
Geen echte Stieg. Die kon oeverloos doorgaan, tot vervelens toe. Maar wel pakkend!
Dit boek is een eerste concept, een hoofdstukindeling, dat vervolgens hier en daar wat ingevuld is. Hier beter dan daar. Best spannend hoor, maar wat wordt er af en toe doorheen gerausd! En dan de buiging naar de lezers: hoofdpersonen die alles al weten, maar dat tegenover elkaar nog eens herhalen, zodat de nieuwe lezer ook op de hoogte is….
Jammer.
Toch ga ik een vervolg wel lezen.
Heb het boek dan toch maar gelezen, zonder veel verwachtingen. Ik sluit me bij Per aan: personages die oeverloos zaken aan elkaar uitleggen die ze beide allang weten, om de nieuwe lezers te bedienen, en dat op driekwart van het boek, dat komt de vaart niet ten goede. Maar het is erger: alle personages in het boek lijken het zelfde denkhoofd te hebben: dat van Lagercrantz zelf. Waar bij Larsson elk personage duidelijk anders naar de dingen keek, en de lezer zelf mocht uitmaken wat hij of zij daarvan dacht, moeten we het nu stellen met kleurloze, uitleggerige taal die het zelfde is bij elk karakter. Maar wat nog erger is: Lagercrantz meent ons herhaaldelijk te moeten inprenten dat sommige personages slecht zijn, slechte mensen, kwaadaardige karakters. Ook Larssons verfrissend tolerante kijk op mensen met een andere (seksuele) moraal is geheel verdwenen. En zo begeeft dit boek zich op het platgetreden pad van een Amerikaanse B-film met louter helden en schurken, en is de nuance vervangen door moralistisch gepreek. Dat zou Larsson nooit gedaan hebben; bij hem sprak het gedrag van personages voor zich en hadden ook de ergste boeven menselijke trekjes. Als Lagercrantz aan het eind van het boek dan ook nog Larssons personages aan elkaar gaat koppelen (in een soort misplaatste hang naar een happy end?) haak ik definitief af.