Recensie: Lord Byron – Brieven en dagboeken
Een intensief en veelbewogen leven
De mythevorming rond Lord Byron is enorm. Hij was een romanticus pur sang, ongelukkig in de liefde, rusteloos en altijd onderweg. Maar weinig mensen hebben echt iets van hem gelezen. Bij De Arbeiderspers is in de Privé-domeinreeks een door Joop van Helmond gemaakte representatieve selectie verschenen uit zijn brieven en dagboeken. Over de correctie van een mythe en adembenemende staaltjes van beschrijvingskunst.
Het is mogelijk steeds opnieuw op Lord Byron te stuiten zonder ooit een letter van hem te lezen; hij is een van die auteurs over wie veel wordt gesproken en geschreven terwijl zijn boeken ongeopend op de plank blijven staan. Natuurlijk, al sinds 1876 is er een internationaal Byron Genootschap dat zich aan de studie van Byrons leven en werk wijdt en dat nu alweer veertien jaar, vanaf 1973, het intrigerende Byron Journal uitgeeft, maar wie niet tot dat illustere gezelschap behoort kent de dichter en vrijheidsstrijder doorgaans alleen van horen zeggen.
In Griekenland, waar hij in 1824 veel te jong overleed, kom je zijn beeltenis geregeld tegen. Beroemd is het schilderij Byron’s Dream van Charles Lock Eastlake, waarop Byron aan de voet van de tempel van Sounion is afgebeeld – slapend, naar het lijkt half uit verveling, half uit gelukzaligheid. Geen reisgids van Griekenland laat onvermeld dat hij op een van de marmeren pilaren van die tempel zijn naam kraste.
En onlangs nog kwamen de feiten en vooral de stijl van zijn leven weer uitvoerig aan de orde, nu in de bundel Voetsporen van Richard Holmes (1985), in een beschouwing over Shelley, met wie Byron in zijn Italiaanse periode bevriend was. Het gaat echter alles over Byron, er is weinig van hem. Des te meer valt het initiatief van Joop van Helmond toe te juichen, die een keuze uit Byrons brieven en dagboeken maakte en in vertaling publiceerde. Byron is weer toegankelijk.
George Noel Gordon Byron, de zesde Lord Byron, werd op 22 januari 1788 in Londen geboren en stierf op 19 april 1824 in het Griekse Messolonghi aan een koortsaanval — wellicht het gevolg van malaria — die door zijn artsen onbekwaam werd behandeld. Tussen die beide data speelde zich een intensief en veelbewogen leven af, gevuld met reizen naar exotische streken, wisselende verhoudingen met vrouwen én mannen, politieke strijd, zowel in Engeland als in het door de Turken overheerste Griekenland, en bovenal de literatuur die al op jonge leeftijd zijn roeping was.
Hij debuteerde in 1807, negentien jaar oud, met de dichtbundel Hours of idleness. De verzen werden vernietigend besproken en pas met het hekeldicht English bards and Scotch reviewers (1809), waarin Byron zijn critici hoonde, maakte hij enige naam.
In datzelfde jaar, 1809, nam Byron zitting in het Hogerhuis, een positie die hem op grond van zijn titel toekwam. Veel hebben de leden van het Huis hem er niet gezien, maar als hij er het woord voerde – in de eerste maanden van 1809, en bij vlagen tussen 1811 en 1816 – vielen zijn betogen op door de sociale bewogenheid die erin weerklonk. Zo bepleitte hij betere leef- en werkomstandigheden voor de arbeiders die aan het begin van de industriële revolutie voor werkloosheid en armoede vreesden, en verzette hij zich tegen de achterstelling van de katholieken in het protestantse Engeland.
Liever reisde hij. Alweer in 1809 begon hij aan zijn Grand Tour door Zuid-Europa, die hem tot in Albanië en Constantinopel voerde en twee jaar duurde. Zijn indrukken beschreef hij onder meer in gloedvolle brieven aan zijn moeder en aan zijn mentor Francis Hodgson en ook in Childe Harold’s Pilgrimage (1812), het dichtwerk dat hem niet alleen beroemd maakte maar waarmee ook de mythevorming rond zijn persoon begon. Byron raakte bekend als de romanticus bij uitstek, ongelukkig in de liefde, rusteloos, altijd onderweg. En al riep hij bij herhaling uit dat hij niet op zijn hoofdpersoon zou willen lijken, het heeft er alle schijn van dat hij zijn imago met zorg conserveerde.
In 1815 trouwde hij met Annabella Milbanke, bovenal om een eind te maken aan de geruchten dat hij een verhouding had met zijn halfzuster, Augusta Leigh. Hoewel nog datzelfde jaar dochter Augusta Ada werd geboren, was het huwelijk van meet af aan een mislukking, en in 1816 verliet Byron Engeland voorgoed. Hij vestigde zich in Genève, waar hij Shelley ontmoette en een kortstondige affaire had met Claire Clairmont, de stiefzuster van Shelley’s echtgenote Mary. Er kwam een dochter uit voort, Allegra, voor wie Byron enige tijd zorgde en die hij later achterliet in een klooster nabij Venetië, waar ze – vijf jaar oud – in 1822 overleed.
Het is dit dochtertje dat een belangrijke plaats inneemt in het essay van Richard Holmes, die Byron tussen de regels door van harteloze nalatigheid beticht. Hoe anders luiden de brieven die Byron zelf aan zijn beslissing en aan Allegra’s dood wijdde!
In Italië beleefde Byron zijn creatiefste periode, aan de zijde van gravin Teresa Guiccioli. Hij schreef er diverse drama’s en zijn bekendste gedicht, Don Juan (1819). In 1823 sloot hij zich aan bij het London Greek Committee en stak hij de Adriatische Zee over om de Grieken te steunen in hun strijd tegen de Turken. Het bleef bij financiële steun, tot heldhaftigheden kwam het nauwelijks. De landing in Messolonghi, in januari 1824, werd hem al snel fataal.
Byrons brieven, 3.000 in getal, twaalf delen dik, werden in 1982 bijeengebracht door Leslie Marchand, een Britse hoogleraar die eerder een driedelige biografie van Byron schreef (1957). Uit dat immense aanbod koos Joop van Helmond 150 brieven, die hij met elkaar representatief genoeg achtte om ‘een zo volledig en getrouw mogelijk beeld te geven van een uitzonderlijk leven’.
Daarin lijkt hij me voortreffelijk geslaagd, mede dank zij het toevoegen van fragmenten uit de dagboeken die Byron van tijd tot tijd bijhield. Al wat je er op aan kunt merken is dat een biografische notitie ontbreekt en dat Byrons politieke standpunten misschien wat worden onderbelicht.
Daar staat een overbelichting van de avonturen met jongens en mannen tegenover, maar dat is dan een welkome compensatie voor Marchands omstandige betoog ‘dat Byron zich nimmer schuldig heeft gevoeld over de homoseksuele contacten in zijn leven’. Nee, waarom zou hij?
Het aantrekkelijke van Van Helmonds selectie is niet alleen dat er weer een Nederlandstalige tekst van Byron beschikbaar is die je, als andere correspondenties, ademloos leest, maar ook dat de mythe van de romanticus pur sang erin wordt gecorrigeerd. De treurige geschiedenis met Allegra mag een voorbeeld zijn: Byrons eigen woorden brengen Richard Holmes welhaast in diskrediet.
Het aanmatigende en wat overspannen geschrijf dat zozeer aan het beeld van Byron als romanticus kleeft, blijft goeddeels beperkt tot de jeugdjaren; eenmaal onderweg toont Byron zich ook een man die een ernstig en evenwichtig oordeel wist te combineren met passie en humor. En bovenal met adembenemende staaltjes van beschrijvingskunst.
Anton Brand
Lord Byron – Brieven en dagboeken. Vertaald door Joop van Helmond. De Arbeiderspers, Amsterdam. 476 blz.
Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 23 januari 1987.