Recensie: Gerard van Emmerik – De nieuwe Kratz
Een nieuwe jongen
Julien is een mooie en rustige jongen van zestien jaar die bewust alleen is opgevoed door zijn moeder, een telemarketeer, een thuistelefoniste die met haar welluidende stem vooral oudjes van alles in de maag splitst. Hij is ontstaan na een one-night-stand met een Scandinaviër, een Noor waarschijnlijk. Maar moeder heeft haar keuze niet echt overzien en heeft haar zoon – het is maar voor een paar weken – bij een instituut voor wezen, lastpakken, licht-gehandicapten en kinderen met probleemouders gedropt. Ze heeft tijd voor zichzelf nodig. We leven in het ultieme ego-tijdperk.
In De nieuwe Kratz van Gerard van Emmerik (1955) is het kind een accessoire. (Totdat ze gaan puberen en lastig worden.) Zoals vroeger – en wie weet nog steeds – een huisdier aan een boom werd gebonden wanneer de vakantie begon. Kinderloze ouders, of ouders die een kind verloren hebben, kunnen in het instituut een ‘nieuwe’ ophalen. Net als in het asiel uiteraard eerst op proef. Tweede kansen alom. Karl en Hildegard Kratz hebben een zestienjarige zoon verloren en na veel wikken en wegen besloten om Julien in huis te halen. De weken die zijn natuurlijke moeder hem voorspiegelde zijn maanden geworden. Het ziet er niet naar uit dat – hoe vurig Julien er ook naar verlangt – ze ooit weer samen thuis voor de tv zullen hangen en pizza eten.
Van Emmerik is een vakman – niet voor niets geeft hij al jaren les aan de Amsterdamse Schrijversvakschool. De constructie is doortimmerd, zijn taalgebruik als vanouds ingetogen. Wat is er gebeurd met Mikael, de eerste, enige echte Kratz? En is de moeder van Julien nu echt ziek, of heeft Julien gelijk als hij denkt dat ze zichzelf laat wegteren om maar van hem af te zijn en cultiveert ze een namaakhoestje? Details daaromtrent worden goed gedoseerd. Geen opzichtige cliffhangers, maar slimme, terloopse verwijzingen. Deze roman is degelijk, maar niet zo verontrustend als de voorganger De kippenjongen. Daartoe ontbreekt een zekere gejaagdheid.
De manier waarop Karl, Hildegard en Julien hun best doen om de gang van zaken gewoon te vinden is daarentegen ernstig benauwend. Het typische magere proza van Van Emmerik is in dat kader heel effectief. Afgewogen woorden, afgewogen beelden. Huize Kratz ligt ergens middenin de rimboe. Dat komt goed uit want Julien weet alles over tuinieren. Over zijn vader heeft hij alleen een paar dingetjes op het internet gevonden. Hè, maar wie is die man dan, een bekende Noor wiens voornaam begint met een A en de achternaam met een B? Die met de beruchte massaslachting op zijn naam? Zou het, of heeft Julien zich bij gebrek aan echte kennis zich maar iets in het hoofd gehaald?
Julien voelt zich ergens wel prettig onder de bemoedering van Hildegard. Mooie, kleine beelden. In het bovenkamertje dat hij toebedeeld krijgt, de oude van Mikael, is de deur van het balkon voor de zekerheid vergrendeld. Een vooruitwijzing. Hildegard babbelt maar politiek-correct door, bang om hem voor het hoofd te stoten, om hem ook weer snel te verliezen. Over het nieuwe bureau, over de moderne matras waarover de reclame meldt dat die zich aanpast aan het lichaam. Julien gaat op bed liggen en bemerkt dat de fabrikant niet heeft gelogen. Ook hij zal zich aanpassen, heeft een dringende behoefte aan gewoonheid. Al is die gewoonheid wellicht gespeeld, ieder voor zich, of zoals Van Emmerik het verdicht: ‘Met z’n drieën. Driemaal één.’
Hildegard is lid van een praatgroepje van ouders die een kind hebben verloren. De ‘therapeutische’ verslagen zijn hilarisch ongemakkelijk. Een van de deelnemers neemt onbedoeld de groep op de hak. Zijn overleden kind, Gerb, blijkt een reu. Tja, mag je eigenlijk niet net zoveel verdriet voelen wanneer een geliefd huisdier overlijdt? Hildegard kon eigenlijk geen traan laten over haar zeer gesloten zoon. Al zal ze dat publiekelijk nooit toegeven. Met Julien heeft ze een gemakkelijkere variant in huis gehaald. De leden van de praatgroep zijn, behalve misschien het baasje van Gerb, om de kriebels van te krijgen. Karl houdt zich terecht volledig afzijdig van dit onechte, zeurderige, lamenterende zootje. Dat leeft van waarschijnlijk een hoop valse herinneringen.
Hildegard heeft naast haar groepje nog een wurgende vrijetijdsbesteding: ze scrabbelt met eenzame bejaarde dames in ruil voor een kop koffie met wat lekkers. Om zogezegd de eenzaamheid bij hen te verdrijven. Maar wie is er nu eigenlijk echt moederziel alleen? Het is overigens een wonder dat ze zich niet bezighoudt met vrijwilligerswerk aangaande de vluchtelingen die in het pand naast huize Kratz zijn gevestigd. Een parallel die er niet met de haren bij is gesleept, aangezien deze roman ver voor de huidige toestroom van vluchtelingen is geschreven. Alle personages in de nieuwe Kratz vertonen voortdurend tenslotte vluchtgedrag.
In het instituut heeft Julien een kamer gedeeld met Neil, een wat zwaarlijvige jongen, een paar jaar ouder en redelijk beperkt. Subtiel heeft Van Emmerik hier de eerste aftasting verwerkt van jongens die niet helemaal zeker zijn van hun seksualiteit. De hoofdstukken met flashbacks zorgen ervoor dat het totaalbeeld langzaam wordt ingekleurd. Is Hildegard deze weg ingeslagen om meer informatie te krijgen over haar zoon, door een ongeluk omgekomen op een open dag bij het instituut waar ze Julien vandaan heeft gehaald? Was het überhaupt wel een ongeluk? Weten Julien en ook Neil misschien meer? Een goede spanningsboog, vakkundig. Emmerik, nu ja, zoals gezegd literair docent en om het anderen te kunnen leren, moet je het eerst zelf helemaal in de vingers hebben.
Guus Bauer
Gerard van Emmerik – De nieuwe Kratz. Nieuw Amsterdam, Amsterdam. 224 blz. € 18,99.