Recensie: Larry Tremblay – De naam van mijn broer
Oorlog als spannend spel
Het is in de roman De naam van mijn broer van de Frans-Canadese schrijver Larry Tremblay (1954) duidelijk te merken dat hij tevens een gevierd dramaturg is. Het boek is opgebouwd als een toneelstuk in drie bedrijven en heeft als apotheose de opvoering van een speciaal voor de examenklas van een Amerikaanse acteeropleiding geschreven stuk. Maar het verhaal begint in een niet nader bij naam genoemd Arabisch land dat in constante oorlog verkeert met de buren. Het laat zich raden, maar is van generlei belang aangezien de waanzin van de oorlogshandelingen, de vaak vergezochte legitimatie het daadwerkelijke onderwerp is.
Tremblay concentreert deze strijd heel adequaat rond een berg, met aan de ene kant de sinaasappelboomgaard van de Arabische familie en aan de andere kant een militaire basis van de ‘vijandelijke honden’. Een klein decor maakt de grote geschiedenis nu eenmaal beter invoelbaar. Zahed en Tamara hebben twee zonen, de eeneiige tweeling van negen jaar, Amed en Aziz. Hun grootvader heeft met veel moeite, en door Allah regelmatig aan te roepen, een stuk van de ruige bergflank omgetoverd tot een oase met twee huizen. Een voor hem en zijn vrouw Shahina en een voor zijn zoon Zahed met zijn gezin.
Zonder pardon wordt op een nacht met een bom van de andere zijde een einde gemaakt aan de idylle. Het huis van opa en oma wordt verwoest en de tweeling vindt de oudjes in stukken gereten tussen het puin. Tremblay schetst dit alles in een paar zinnen. Het begin is sowieso haast documentair, waardoor de personages op afstand blijven, maar houd vol, want dit past in het totaalconcept van deze roman. De manier waarop Tremblay deze geschiedenis heeft teruggebracht tot de essentie is eerder verademend. Er zijn maar weinig vuistdikke pillen waarin de uitweidingen niet overbodig zijn.
De schrijver keert snel terug naar de gezinssituatie van voor de explosie en werkt doordacht toe naar zijn intrigerende dilemma. Amed en Aziz zijn voor de buitenwacht als twee druppels in de woestijn, ze lachen en huilen tegelijk, maar onderhuids verschillen ze behoorlijk. Amed hoort stemmen en Aziz heeft van moederskant botkanker geërfd. Hij is net uit het ziekenhuis in de grote stad ontslagen waar hij het idee had ‘in alle bedden te liggen’. Tremblay doseert ook zijn poëtica goed.
Dan verschijnt er op een dag een jeep met ene Soulayed, een man van aanzien, iemand die je niet tegenspreekt. Ook vanwege zijn Kalasjnikov. Hij heeft een vader meegenomen die zijn enige zoon heeft opgeofferd aan ‘de goede zaak’. Hij bewerkt het gemoed van de rouwende Zahed.
‘Denk niet dat ik, omdat ik met een machinegeweer bij je ben gekomen, niet de ogen en oren van een dichter heb. Ik hoor en zie wat rechtvaardig en goed is. Je bent een man van het hart. Je huis is netjes. Alles staat op z’n plaats. […] Alleen een man van gerechtigheid kon deze grond zonder gezicht omvormen tot een paradijs. […] Wraak is de naam van jouw rouw.’
Hij laat een jutezak achter met een bomgordel en de opdracht voor Zahed om een van zijn zoons te kiezen. Een ‘eenvoudige’ keuze, zou je haast zeggen. Aziz zal toch al snel sterven. Maar dat past niet in de overtuiging van Zahed. Aziz is al door Allah genomen. Het zou in dat geval geen echt offer zijn.
Tremblay laat met een enkel beeld duidelijk zien hoe ‘de jonge soldaten’ overweldigd zijn door de aangeprate heroïek, bijna aandoenlijk. Aziz en Amed pikken een riem van hun vader en maken er drie met zand gevulde conservenblikken aan vast. Zo rennen ze door de boomgaard en blazen zich om de beurt op. De bomen als de vijandige soldaten, de sinaasappels als bommen. Oorlog als een spel, een spel waardoor je eer voor jezelf en je familie kunt behalen. Zo zien de generaals, de hoge heren, het graag. Soulayed is dus in zijn nopjes. De keuze van Zahed valt op Amed. De argumentatie is uiterst wrang:
In zijn toestand zou het Aziz ook niet lukken. Hij is te zwak. […] Je stuurt een ziek kind niet de oorlog in.
Maar de moeder is een andere mening toegedaan. In stilte uiteraard. Zij bewerkt Amed. Hij moet Aziz in zijn plaats laten gaan. Poef! De schrijver verschuift hier het dilemma naar de kinderen! Die het nog steeds als een spannend spel opvatten. Het feit dat er geen winnaar kan zijn, vergeten ze in de opwinding.
In het tweede gedeelte is ‘Aziz’ een jongen van twintig die een acteeropleiding volgt in Amerika. Hij is naar zijn tante gestuurd die al jaren, nog voor de dood van de grootouders, is geëmigreerd en samenwoont met een man van over de berg, een vijandelijke hond. Langzaam laat Tremblay hier het voorafgaande ontvouwen, laat ‘Aziz’ (die eigenlijk natuurlijk Amed is) de daad herbeleven en zijn mening verschuiven, ook ten opzichte van de vijanden. Hij leert nuanceren en komt tot besef dat ze gemanipuleerd zijn, dat aan de andere kant van de berg geen militaire basis was, maar een vluchtelingenkamp. Zijn broer is ‘voor de goede zaak’ een meervoudig kindermoordenaar geworden. In tijden van oorlog bestaat er geen grens tussen de wereld van volwassenen en die van kinderen.
Saillant detail: Zahed dankt Allah voor de wonderbaarlijke genezing van zijn overgebleven zoon. Hij ziet daarin een rechtvaardiging van zijn beslissing. Totdat hem duidelijk wordt gemaakt dat zijn twee zoons en zijn vrouw een spel met hem hebben gespeeld. De doordachte constructie van De naam van mijn broer laat het ijzingwekkende dilemma helemaal tot zijn recht komen. De waanzin van het martelaarschap, de waanzin van de generaals die daartoe oproepen. Een thema dat helaas al sinds mensenheugenis actueel is.
Guus Bauer
Larry Tremblay – De naam van mijn broer. Vertaald door Gertrud Maes. Nieuw Amsterdam, Amsterdam. 144 blz. € 17,95.