Recensie: Paul Auster – Het spinsel van de eenzaamheid
De sporen uit het verleden in de loop van het leven
De Amerikaan Paul Auster had al diverse dichtbundels en essays gepubliceerd toen hij in 1982 naam maakte met een autobiografisch geschrift, The Invention of Solitude, dat nu in vertaling is verschenen in de reeks Privé-domein van De Arbeiderspers. Het spinsel van de eenzaamheid, zoals de Nederlandse titel luidt, is niet een autobiografie in de strikte zin van het woord. In twee essays beschrijft Auster markante momenten in zijn leven, eerst naar aanleiding van de onverwachte dood van zijn vader en vervolgens als reactie op de dood van zijn grootvader en zijn eigen echtscheiding. Het is dus niet zijn eigen leven dat centraal staat, veeleer onderzoekt Auster de invloed die zijn ouders en grootouders, immigranten van joodse afkomst, op zijn levensloop en wedervaren hebben gehad.
Het eerste opstel, ‘Portret van een onzichtbare man’, begint met een motto van Heraclitus: ‘Als men de waarheid zoekt, moet men voorbereid zijn op het onverwachte, want de waarheid is moeilijk te vinden en raadselachtig wanneer ze gevonden wordt.’ Dat aforisme blijkt zeer van toepassing op het verhaal dat volgt: een karakterbeschrijving van de juist overleden vader. Hij was een gesloten man, die zich sociaal afzijdig hield, een contactgestoorde, ‘immuun voor de wereld’. Het toeval brengt Auster op het spoor van een voorval dat vaders jeugd in hoge mate beïnvloed moet hebben en dat wellicht een verklaring biedt voor zijn leefstijl en levenshouding: toen hij een jaar of acht was, in januari 1919, werd zijn eigen vader door zijn moeder doodgeschoten. Dat gebeurde in de keuken van hun huis in Kenosha, Wisconsin, en de kranten stonden er vol van. Aan de hand van krantenartikelen reconstrueert Auster de geschiedenis van de moord en zo komt hij erachter dat zijn grootmoeder, een jiddische memme, al eens een poging tot zelfmoord had gedaan en dat er na de moord een aanslag op haar leven werd gepleegd door een broer van de grootvader, uit wraak. Grootmoeder wordt ten slotte vrijgesproken omdat ze op het moment waarop ze schoot ontoerekeningsvatbaar wordt geacht; het is het begin van levenslange omzwervingen door de Verenigde Staten, samen met haar kinderen, onder wie de vader van de auteur.
Het is nog niet eens deze curieuze geschiedenis die ‘Portret van een onzichtbare man’ zo boeiend maakt. Wat boeit is vooral de manier waarop Auster zijn verhaal vertelt: hij heeft een uiterst weerbarstige problematiek onder handen, je voelt de moeite die het schrijven kost, en toch brengt hij zijn onderneming tot een goed einde. Dat verraadt een gedreven auteur.
Jammer is het om vervolgens te constateren dat het tweede deel, ‘Het Boek der Herinnering’, minder overtuigt. De reden is wellicht dat Auster hier voor de derde persoon heeft gekozen, wat veel meer afstand schept dan het ‘ik’ in het eerste deel. Bovendien is de structuur van dit tweede deel losser, om niet te zeggen: chaotischer. Het is een reis door de geest, vol op zichzelf interessante observaties over de aard van de herinnering en het toeval, poëtisch en reflectief, maar de interne consistentie die het eerste deel kenmerkt keert niet in dezelfde mate terug. Zijn echtscheiding, de omgang met zijn zoontje, de dood van zijn grootvader en herinneringen aan een verblijf in Parijs — de enige keer dat zijn vader hem in het buitenland opzocht — zijn de elementen die Auster voor de analyse van de herinnering gebruikt; de angst om dood te gaan en het opwerpen van een dam daartegen is het thema. Lezenswaard is ook deze tekst zonder twijfel, maar de raadselachtige schok, van die vreemde geschiedenis uit Kenosha, Wisconsin, blijft uit.
Anton Brand
Paul Auster – Het spinsel van de eenzaamheid. Vertaald door Annelies Eulen, De Arbeiderspers, Amsterdam, 204 blz.
Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 20 mei 1988.