Recensie: Thornton Wilder – De brug van San Luis Rey
Is de vinger van God rechtvaardig?
Dankzij de Schwob-subsidies van het Nederlands Letterenfonds komen met zekere regelmaat oudere titels die de moeite waard zijn weer op de markt. Toen De brug van San Luis Rey in 1927 voor het eerst verscheen, doceerde de schrijver Thornton Wilder (1897–1975) Frans aan een jongensschool in New Jersey. Ondanks dat hij met de roman de Pulitzer Prize voor fictie 1928 won, bleef hij de rest van zijn werkzame leven doceren aan scholen en universiteiten. Hij richtte zich in de jaren daarna steeds mee op toneelwerk. Tot tweemaal aan toe werden toneelstukken van zijn hand bekroond met de Pulitzer. Tot op de dag van vandaag is hij de enige schrijver die deze prijs zowel voor fictie als voor dramaturgie mocht ontvangen.
De constructie van De brug van San Luis Rey heeft iets weg van een toneelstuk in vijf bedrijven. Het decor: het Peru van de achttiende eeuw. De monnik Juniper is getuige van het instorten van een touwbrug over een kloof en ziet vijf mensen als mieren zo klein worden. De brug die ‘onder bescherming staat’ van de heilige Franse koning Louis. Een nationaal symbool, onverwoestbaar volgens de plaatselijke bevolking, aangelegd immers door hun voorouders de Inca’s en al sinds die tijd intensief in gebruik.
Zodra een Peruaan van het ongeluk hoorde, sloeg hij een kruis en berekende in gedachten hoe kortgeleden hij hem nog was overgestoken en hoe spoedig hij hem opnieuw had willen oversteken. De mensen liepen mompelend rond, als in trance; ze hadden hallucinaties waarin ze zichzelf in een afgrond zagen vallen.
Een ideaal klimaat om bij de Peruanen het belang van het geloof nog eens te onderstrepen. Juniper wil welhaast zuiver wetenschappelijk aantonen dat deze mensen het verdiend hebben om naar beneden te storten, dat het een godsbesluit is. Een contradictio die hem nog duur komt te staan. Hij besluit om zich uitgebreid te gaan verdiepen in de levens van de getroffen personen. Waarom juist hen, waarom op dit uur en op deze wijze? Met in het achterhoofd toch ook zijn eigen belijdenis, zijn eigen vragen over het leven. Is er een levensplan, is het voorbestemming geweest of louter toeval? Een twijfel die hij uiteraard niet uitspreekt, al lijkt bij hem de scepsis volledig afwezig.
Hij wilde alleen historisch, wiskundig bewijs leveren aan zijn bekeerlingen – zijn arme, halsstarrige bekeerlingen die zo’n moeite hadden te geloven dat hun levenspad voor hun eigen bestwil niet over rozen ging.
Zes jaar lang klopt hij in Lima aan bij deuren, schrijft stapels notitieboeken vol. Wetende dat het een soort gedenkschrift wordt is men zeer behulpzaam. Uiteraard zijn tegenstrijdige berichten zijn deel, resulterend in een enorm boekwerk, dat later samen met Juniper op de brandstapel belandt. Maar gelukkig is er nog een ‘afschrift’ waaruit de schrijver heeft kunnen putten. Valt er een grote gemene deler te distilleren uit de vijf levensbeschrijvingen? Hoogstens dat ze het geen van allen verdiend hebben om door de vinger van God terechtgewezen te worden. De slechteriken om hen heen ontspringen de dans.
In de vier volgende delen worden Junipers ‘mieren’ stuk voor stuk geportretteerd, maar alle personages duiken ook in elkaars biografieën op, op ingenieuze, tja, toneelachtige wijze. Een zeer adequate en ook onderhoudende vorm. Het zorgt voor een constante inkleuring van de personages. Prominent aanwezig, want het grootste tweede deel voornamelijk vullend, is Doña Maria, Marquesa de Montemayor. Ze leidt een teruggetrokken bestaan na een kille jeugd en een even liefdeloos huwelijk. Haar dochter is met een vooraanstaande Castiliaan getrouwd en woont in Spanje, een wekenlange bootreis verwijderd.
Doña Maria schrijft brieven om haar genegenheid te proberen te winnen en stuurt cadeaus. Allemaal tevergeefs. Dit personage is gebaseerd op de Franse adellijke schrijfster Madame de Sévigné, wier correspondentie tot de Franse klassieken behoord. Doña Maria heeft door de voortdurende kilte om haar heen het geloof in de mensheid verloren. Zij verwaarloost zichzelf, heeft ook geen oog voor haar dienstertje Pepita, afkomstig uit een weeshuis, die haar volledig is toegewijd, die echt van haar houdt. Zonder het te beseffen heeft Doña Maria voor het amper veertien jaar jonge meisje eenzelfde soort isolement gecreëerd als waarin ze zelf haar hele leven al verkeert. Als ze op tafel een onafgemaakte brief vindt van Pepita aan de abdis van het weeshuis, besluit ze opnieuw te beginnen, haar onvoorwaardelijke liefde te schenken. Twee dagen later storten ze beiden in de afgrond.
De abdis van het klooster en het weeshuis droomt van een betere wereld, en dan met name van meer rechten voor vrouwen. Ze heeft een hekel aan alle mannen, behalve de tweeling Manuel en Esteban, die ze als beschermster heeft opgevoed. De jongens voelen zich uitsluitend op elkaar aangewezen, vormen een twee-eenheid. Zwijgen als een stil protest tegen de snoeverij in de buitenwereld. Niets kan tussen hen komen. Zelfs vrouwen niet. Maar dan komen de jongens in het theater terecht waar de illustere jonge actrice en zangeres La Perichole optreedt (de naam lijkt ontleend aan een opera van Offenbach). Manuel wordt grenzeloos verliefd. Kan deze liefde concurreren met de broederliefde? Manuel is net als zijn broer een begaafd (brieven)schrijver. Hij zet zijn kunst in om voor La Perichole brieven aan haar minnaars te schrijven, gewend als hij is aan onbaatzuchtige liefde. Esteban wil zijn gebroken hart helen met een zeetocht met een avonturier. En dan knappen de touwen van de hangbrug.
Oom Pio is de vaste briefschrijver van de verder ongeletterde La Perichole. Hij is haar ontdekker, haar zangleraar, kapper, masseur, voorlezer, loopjongen, bankier en volgens de geruchten haar vader. Daarnaast is hij een professioneel stuk klapvee – met handen voor tien – en een tegen de juiste vergoeding in te schakelen lasterverkoper die zelfs door de onderkoning wordt gebruikt om twijfel te zaaien. Maar bovenal is hij toegewijd aan zijn ontdekking. Maar La Perichole neemt als dertigjarige afscheid van het toneel en wordt met al haar opgedane kennis een dame van stand. Oom Pio benadert haar jaren later nog eens en weet haar ervan te overtuigen om haar ziekelijke zoon een jaar lang te onderwijzen. Ze gaan in de richting van de brug. Ergo: de twee laatste waardevolle mieren. Hetgeen ervoor zorgt dat La Perichole troost zoekt in het weeshuis als hulp van de abdis.
Juniper realiseert zich dat het schrijven van een biografie eigenlijk moeilijker is dan over het algemeen wordt aangenomen. De mens is nu eenmaal een vat vol tegenstrijdigheid. En de verschillende perspectieven zorgen voor evenzoveel meningen. Juniper kan eigenlijk niets anders concluderen dan dat de goeden voortijdig naar de hemel zijn geroepen. Nederigheid die bekroond wordt, en dergelijke.
De doden worden vergeten door de levenden, die binnen de kortste keren zelf de vergeten doden zullen zijn. Maar Wilder heeft een troostrijke slotpassage voor ons allen.
Zelfs herinnering is voor de liefde niet nodig. Er is een land van de levenden en een land van de doden en de brug is de liefde, het enige wat blijft, het enige wat betekenis heeft. […] De liefde zal voldoende zijn geweest; al die opwellingen van liefde keren terug naar de liefde waaruit ze zijn ontstaan.
Guus Bauer
Thornton Wilder – De brug van San Luis Rey. Vertaald door Peter Bergsma. Van Oorschot, Amsterdam. 144 blz. € 18,95.
(foto: ‘Wilder in his Yale College graduation photo, 1920’, via Wikipedia, public domain)
M.i. doet uw oordeel tekort aan de tekst. Het boek is veel positiever dan de naïviteit van broeder Juniper kan vermoeden. Aangezien binnen het kader van het verhaal de lezer a.h.w. moet oordelen of de vijf \’mieren\’ al dan niet terecht aan hun einde zijn gekomen, dus de positie van God innemen, kan ik alleen maar oordelen dat deze vijf personages stuk voor stuk een recente ommekeer in hun leven hebben gemaakt. Na jaren als willoze bootjes meegedeind te hebben op de wereldzee bereiken ze elk een punt in hun leven waarop ze zelf het heft in handen nemen. Juist deze positieve ommekeer maakt dat hun leven eindelijk zin heeft gekregen, in die betekenis dus een voltooiing heeft bereikt, en dat ze rijp zijn voor een merkwaardig happy end.