Column: Erik Nieuwenhuis – 1996, Raymond van het Groenewoud – Twee meisjes
1996, Raymond van het Groenewoud – Twee meisjes
Bij elke periode in je bestaan hoort een specifiek levensgevoel. Soms wordt dat gekleurd door wat-we-maar-even-zullen-noemen ‘Zeitgeist’, soms gaat je leven z’n gang zonder zich veel schrik te laten aanjagen door het waanspook van het decennium. Van de vrije geest van de jaren zestig heb ik niet veel gemerkt. Mijn ouders hadden het te druk met werk, ziekte en dood om zich met bloemen in hun haar richting San Francisco te begeven. Toen de groeiende welvaart voor het eerst vastliep en de punkgeneratie zijn veiligheidsspelden wette voor een nieuwe revolutie leerde ik op een provincieschool allerhande wetenswaardigheden over de bloedsomloop van de kikker. Pas in de jaren tachtig begon de puls van de tijd enigszins synchroon te lopen met mijn eigen hartenklop. En nu, zijn we (praesens historicum) alweer over het de helft van de jaren negentig en zijn het tijdsgewricht en ik alweer in wederzijdse onverschilligheid uit elkaar gegaan. De jaren negentig en ik verhouden ons als het blad van een vetplant en een druppel water.
1996 was het jaar waarin Raymond van het Groenewoud Twee meisjes uitbracht, een nummer dat ik pas voor het eerst hoorde toen ik een paar jaar geleden door België reed en begreep dat het door Vlamingen was uitgeroepen tot het beste Vlaamstalige lied aller tijden. Daar mag ik als Ollander natuurlijk niks van vinden. Maar dat doe ik toch: Danielle blijft mijn persoonlijke Nederlandstalige nummer 1, Twee meisjes staat niet eens in mijn Raymond-toptien. Ook dat heeft weer te maken met de manier waarop je de tijd beleeft; het zou maar zo kunnen dat Twee meisjes bovenaan de lijst was geëindigd als ik tien jaar later was geboren. En daarbij: sommige nummers moet je de tijd geven om te rijpen. Dan merk je ook dat er liedjes bestaan die na een periode van gisting overgaan in een stadium van algehele onwelriekendheid. (Dat laatste is bijvoorbeeld het geval met de ‘experimentele popmuziek’ waar ik begin jaren tachtig zo aan verslingerd was.) ‘Muziek wordt gemaakt door muzikanten’ zei Robert Palmer ooit eens ergens. En wat je als nuchtere noorderling ook van Van het Groenewoud vindt: je voelt aan alles dat muziek voor hem geen vrijblijvend gekkigheidje is.
Wat – als je er wat vaker naar hebt geluisterd – zo goed is aan Twee meisjes is de mystieke ondertoon. Japanse poëzie, bijna. De abrupte overgang van het beeld van die twee naamloze meisjes naar de ouderdom en de zware dekens is dezelfde die we kennen uit de haiku en het sonnet. Maar de toon is, ondanks de vele mineuren, niet verdrietig maar berustend, in muzikaal opzicht zelfs tegen het opstandige aan. De oude man onder zijn zware dekens ziet de tijd voor zijn ogen verglijden in het besef dat dat nou eenmaal is zoals het gaat in het leven. Van het Groenewoud was 46 toen hij dit nummer op de plaat zette. Een goed moment om weemoedig te staren naar een heropvoering van je eigen jonge jaren. Ooit ben je zelf de vriend geweest die achteloos hurkte naast twee van die meisjes. Maar dat is niet meer. Van deelnemer ben je toeschouwer geworden.
Waarmee we terug zijn in de jaren negentig van de sympathieke hoofdrolspeler van deze serie. ‘New York was like being born again’ zingt Steve Wynn over zijn verhuizing van LA naar New York. Dat gevoel ontbreekt mij ten enenmale als ik Grunn verruil voor Amsterdam. Amsterdam is een stad voor jonge mensen. Ik ben met mijn tweeëndertig jaar natuurlijk allang niet jong meer*. Over het bruisende nachtleven (It, Roxy, Supperclub) lees ik in de krant. De meisjes van Van Het Groenewoud zijn overal: op een kleedje in het Vondelpark, losjes over een brugleuning gedrapeerd, rokend op het bordes voor een grachtenpand. Maar ik heb al een meisje en ik moet aan het werk. Bij een uitzendbureau in de Van Baerlestraat mag ik kiezen uit 1. ‘Sinterklaas op Schiphol’, 2. ‘Chauffeur voor de Duitse Consul’ en 3. ‘Telefonist bij het Cirque du Soleil’. Ik kies voor optie twee, maar dat ketst af op het blauwe pak dat ik niet bezit. Het wordt optie drie: een vrolijke vergaarbak van mensen die, net als ik, ‘eigenlijk’ kunstenaar zijn. Mensen die niet vooraan stonden toen de unique opportunities werden uitgedeeld. Ergens dat jaar krijg ik een aanmoedigingsprijs voor mijn verhalen en publiceer ik een eerste stuk in een landelijke krant. Kruimelwerk. Het hoogtepunt van 1996 speelt zich af op het strand van Ellis Island. Geen twee meisjes met damesbladen, maar één meisje met een brommerjasje en een knotje.
de dag brengt ouderdom
de nacht brengt vreemde uren
de deken is zo zwaar
een bladzijde slaat om
*Dat is trouwens tegenwoordig ook niet meer zo. Als je tweeëndertig bent, kom je langzaam op de leeftijd dat je moeder van je verwacht dat je je eigen kamer opruimt.
Erik Nieuwenhuis