Recensie: Georgi Gospodinov – De wetten van de melancholie
Vanuit een fruitvlieg, een naaktslak, een rozenbottelstruik of een wolk in juni
De Bulgaar Georgi Gospodinov (1968) is van oorsprong een associatief dichter, en dat is duidelijk te merken in zijn caleidoscopische roman De wetten van de melancholie. Een roman voor de liefhebber, voor de fijnproever die enige kennis heeft van de wereld van achter het IJzeren Gordijn, of deze kennis op wil doen dan wel uitbreiden. Veel Oost-Europese literatuur wordt gekenmerkt door een meanderende verteltoon, door verhalen die elkaar versterken dan wel afzwakken, opwarmen of noodzakelijkerwijs afkoelen. Deze roman is wat dat betreft het surplus. En zeer ontnuchterende beleving in plaats van slechts een leeservaring.
De schrijver heeft zijn eigen geschiedenis(sen) verborgen in een labyrint van verhalen, opgebouwd rond de mythe van de Minotaurus. De creatuur half mens, half stier, gedoemd om tot in de eeuwigheid in het donker te verkeren. Is Gospodinov nog steeds bang – immers nog opgegroeid in de zogenaamde Sots-tijd, het staartje van het socialisme – om zich daadwerkelijk bloot te geven? Integendeel, hij weet de complexiteit van de geest, de chaos van de wereld tussen twee kaften te vangen. De schrijver die met taal een totaalbeeld probeert te scheppen, wetende dat juist die taal de grootste twijfelaar is, met de angst behept het daadwerkelijke nooit helemaal precies te kunnen verwoorden.
De verteller zelf is ook een caleidoscoop, een niet eenduidige persoon, samengesteld uit iemand die net als de schrijver geboren is in de eerste dagen van 1968, maar evengoed uit een man geboren in 1913, een man die de wereld zag in 1944 en een ongeboren vrucht van min zeven maanden oud. Zeg maar opa, vader en dochter van de verteller. Tegelijkertijd heeft hij een dermate groot empathisch vermogen dat hij zich evengoed in ‘het hoofd’ van een fruitvlieg, een naaktslak, een rozenbottelstruik of een wolk in juni – kortstondig in dat geval – kan verplaatsen. Gospodinov maakt duidelijk dat we opgebouwd zijn uit een hoop elementen, deeltjes die we ook wel herinneringen noemen. Indrukken, noem ze verhalen, die door overlevering in ons zijn opgeslagen.
De jongen gaat in het begin – met al zijn familieleden, met al de historie in zijn wezen – naar een kermis, de metafoor voor het leven bij uitstek. Een plek vol verlokkingen. Daar staat ook een rariteitenkabinet met daarin een kooi met een jongen met een misvormd hoofd, laten we zeggen: een minotaurus. De eigenaar van het kabinet begint met zijn verhaal. De jongen concludeert:
Het is een bijzondere mix van een legende en een biografie, vervormd door het telkens herhalen op de kermis. Een verhaal waarin de tijden elkaar inhalen maar ook verweven zijn. Sommige gebeurtenissen vinden in het hier en nu plaats, andere in verre en onheuglijke tijden. De ruimten lopen eveneens door elkaar.
Beter kan de verteller het labyrint dat deze roman zelf is, niet samenvatten. Zijn bijzondere empathische vermogen – de schrijver met zijn uitzonderlijke voelhorens – is een geheim, een straf maar ook een zegen. Het zorgt ervoor dat dit boek volstaat met verhalen die de anekdotiek ontstijgen. Het mooist zijn daarbij de geschiedenissen over de (over)grootouders van de verteller. Hoe een beslissing om een jongen al dan niet achter te laten van invloed is op hele generaties. Zoals altijd hangt het leven van kleine beslissingen af. Het daadwerkelijke bestaan van hele generaties van een enkel moment van zwijgen, van negeren of handelen.
Ik stel me voor hoe tijdens deze minuut de ongeborenen met ingehouden adem komen gluren. Daar zijn ze, ze steken hun hoofden door de omheining van de tijd; mijn vader, mijn tante, mijn andere tante, kijk daar heb je mijn broer, en daar ben ik ook, daar is mijn dochter, ze staat op haar tenen.[ .. ] beseft de vrouw wel hoeveel dingen er op dit moment besloten worden?
Het zou soms goed zijn wanneer we terdege beseffen dat we eigenlijk niet meer zijn dan een toeval, een samenloop van omstandigheden, een wezen ingebed in generaties, niet meer dan een tussenpersoon voor de volgende lichting.
Dwars door het boek zijn verhalen opgenomen over zonen, broers, geliefden, vrienden die worden achtergelaten, worden opgesloten. De kelder waar opa als soldaat verborgen zat in de oorlog, waar hij bij thuiskomst nog zeker een halfjaar verborgen moest worden gehouden omdat zijn naam al op een monument voor slachtoffers stond. De kelder waar de verteller heel lang heeft moeten wonen met zijn ouders, alleen een getralied raampje hoog tegen het plafond, waarlangs de halve mensen liepen, voeten, enkels, een stuk onderbeen, de wisseling van de seizoenen alleen aan het schoeisel te bemerken. De kelder die hij desondanks als volwassene als veilige haven opzoekt. Het Oostblok als een labyrint waaruit niet te ontsnappen is.
Gospodinov heeft, zoals hij het zelf zegt, een herberg van woorden geschapen. Ja, hij is zeer taalgevoelig. Het boek barst van de rake aforismen en fraaie dubbelspelen. De doden leerden me lezen. In de zin van overleden leraren, familieleden, maar ook omdat de verteller allereerst als kind over een begraafplaats zwierf en de hoofdstenen bestudeerde. De wetten van de melancholie is geen lineair verhaal. Maar welk labyrint, welk verhaal is ook rechtlijnig? Het leven is een kronkel. Bevatten wij allemaal en de wereld om ons heen niet veel labyrinten? Denk aan het brein, het binnenoor, aan de ingewanden, aan de wortels van een plant aan een kluwen wol.
Gospodinovs totaalconcept is een rijk boek dat je echt moet aanvoelen. Het is een tijdscapsule, vol met alles wat ons tot mensen maakt, dat door de grensoverschrijdende schrijfmethodiek het bierkaaigevecht met de dood aangaat. Het staat vol met ontnuchterende lijstjes. De verteller en waarschijnlijk ergens ook de schrijver heeft zich erdoor ontwikkeld, heeft daarbij ook de onbevangenheid verloren.
Vroeger kon ik in alle lichamen van de wereld wonen, nu ben ik al blij als ik in het huis van mijn eigen lichaam van de een in de andere kamer geraak. Het langste, vertelde ik dat al niet eerder? Verblijf ik in mijn kinderkamer.
Is er een uitweg uit het persoonlijke labyrint, uit de steeds terugkerende duisternis? Misschien door verhalen te kopen, misschien door te schrijven, door de voorliggende roman te componeren ‘vol met uit ander tijden overgewaaide wolken melancholie’.
Guus Bauer
Georgi Gospodinov – De wetten van de melancholie. Vertaald door Hellen Kooijman. Ambo Anthos, Amsterdam. 316 blz. € 21,99.