Interview: Colin Barrett over Jonge gasten
‘Veel romans zijn te lang’
Colin Barrett (1982) debuteerde met de verhalenbundel Jonge gasten. In zijn prijzenkast prijken de Frank O’Connor International Short Story Award, de Rooney Prize for Irish Literature, de Guardian First Book Award en de Penguin Ireland Prize. De in Ierland geboren auteur doet in niets denken aan het rauwe volk waarover hij schrijft. Zijn lange vingers en eeltloze handen zijn eerder geschikt voor het pianospel dan voor een straatgevecht. Toch is Barrett de man die de hedendaagse jongeren, in het door crises getroffen Ierland, een rauwe stem geeft. Momenteel schrijft hij zijn eerste roman.
De titel Young Skins, waar verwijst dat naar?
In Ierland, op het platteland, is het een algemene term die je voor iedereen kunt gebruiken. Het is meestal een man. Een ander woord dat we gebruiken is ‘Sound’. ‘A Sound Skin’. Een loyale of betrouwbare gast. ‘Skin’ is typisch slang. Ik gebruik het woord regelmatig in het boek en daarom stelde mijn redacteur het voor als de titel.
In het verhaal ‘Het jong van Clancy’ laat je Tug eerst een auto stuiteren en vervolgens ondersteboven duwen. Was het een droom van je dit zelf eens te doen?
Nee, dat niet. Maar het is iets dat je kunt doen. Tegelijkertijd geeft het een fantastisch element aan het verhaal door Tug haast bovennatuurlijke krachten te geven. Ik houd ervan kleine elementen zoals deze toe te voegen. Vooral de vraag wat in werkelijkheid nu kan… of niet. Dat maakt het leuk. Neem de eerste keer dat Tug kwaad wordt. Jimmy weet hem met moeite te kalmeren. En later lees je waar hij, zelfs als rustig is, toe in staat is.
Vervolgens geef je een verrassende draai aan het verhaal. Het deed mij aan Heer van de vliegen van William Golding denken.
Je bedoelt de fantasiewereld van kinderen en het wrede dat daarin schuilt? Het ging mij erom dat gevaarlijke gasten best aardig kunnen zijn voor kinderen. In veel van mijn verhalen gebruik ik stevige types: een uitsmijter van een nachtclub, drugdealers… Dat soort types. Erg fysiek en in staat tot geweld. Ik wil dat soort kerels gebruiken. Waar ik opgroeide kom je ze vaak tegen. Ze vertegenwoordigen het geweld, kunnen zich niet goed uiten, praten niet over hun gevoelens en daar krijg je in verhalen ook normaal geen toegang toe. Ik wilde voorbij het stereotype gaan. Het zijn gasten die bekend staan als gevaarlijk en intimiderend, ze doen geen enkele moeite doen om aardig gevonden te worden… In mijn verhalen laat ik vaak twee kanten van iemand zien. Valentine, de senior uitsmijter bij de Peacock Bar and Niteclub, kan iemand in elkaar slaan als dat nodig is en heeft toch een genuanceerde kijk op het leven. Hij is kwetsbaarder dan je zou denken.
In het verhaal ‘Rustig met paarden’, waarin ex-bokser Arm de vuile klussen voor Dympna regelt en mensen mishandelt die weigeren te betalen, kom je dat toch ook tegen?
Ik vond het belangrijk meerdere kanten van Arm te laten zien. Alles moest erin. Het dagelijkse leven, de criminele kant daarvan, zijn relatie met zijn baas Dympna, zijn gehandicapte kind en wat drugdealers. Maar ook hun families moesten aan bod komen. Van een ‘normale’ familie is nergens sprake. In Ierland zijn velen niet eens getrouwd en hebben ze toch kinderen. Vaak leven ze niet eens samen. Binnen die gefragmenteerde samenleving zijn nieuwe vormen ontstaan die haast tribaal aandoen en de conventionele vormen vervangen. Vroeger kende de maatschappij weinig outsiders, nu is dat anders, we zijn meer multicultureel en progressief geworden. Retrospectief hangt er ook veel woede jegens de kerk. Waar ik woon was vijftig jaar geleden iedereen nog kerkganger. Er was geen sprake van scheiden, je kon je gezin niet verlaten als je ongelukkig was, hoogstens wachten op de dood…
Wat gebeurde er tijdens het schrijven van ‘Rustig met paarden’? Het is zo lang geworden dat je het bijna een novelle kunt noemen.
Het begon als een kort verhaal, ik schreef ook niets anders. De eerste vier korte verhalen publiceerde ik in kranten en tijdschriften in Ierland. Een daarvan staat in het boek, de andere waren daar te kort voor. Het waren prototypes, vroege versies van latere verhalen. Langzaam werden mijn verhalen langer en meer complex. ‘Rustig met paarden’ beschrijft een dag in het leven van twee drugdealers. Toen de personages meer diepgang kregen, groeide het verhaal met hen, ook door de snelheid die het kreeg. De structuur werd mij duidelijk. Het was dus een ongelukje. Er ging geen echte gedachte aan vooraf.
Had er ook een roman in gezeten?
Dat had gekund. Maar de lengte van een novelle beviel me. Veel romans zijn vaak te lang. Tijdens het schrijven van dit verhaal ben ik steeds van de intensiteit van een kort verhaal uitgegaan. Was het een roman geweest, dan was het wat losser geworden en had ik sommige passages meer ingevuld. Al denk ik dat het als verhaal meer dan genoeg details bevat. Het is voor mij een verhaal gebleven en daarom moest het ook in deze bundel worden opgenomen.
Denk je dat je een roman kunt schrijven?
Ik begreep meteen: dit is hoe het schrijven van een roman zou kunnen zijn. Het toevoegen van materiaal, details, de zaken groter aanpakken, het plot. Het ontstond toen ik de karakters en hun wereld te pakken had. De beslissingen die je in de eerste helft van het boek neemt, dicteren het vervolg van het verhaal. Ik heb, toen ik veel jonger was, geprobeerd om een roman te schrijven. Ik begon eraan en stopte ermee. Dat is wat mensen doen.
Verhalenbundels slijt je, ook in Ierland en Engeland, moeilijker dan een roman. En ook in Amerika is een roman uiteindelijk noodzakelijk als je verhalen wilt publiceren. Dat ik twee verhalen in The New Yorker publiceerde is fantastisch en toch wacht mijn uitgever Jonathan Cape op een roman. Mijn Ierse uitgeverij, Stinging Fly, geeft overigens alleen verhalen uit.
Heb je gedacht aan een verfilming van ‘Rustig met paarden’?
Er is een optie op en het kan een mooie film worden. Het verhaal en ook de manier van vertellen is op films als die van de Coen Brothers gebaseerd. Elke scène zet je op het verkeerde been, het duurt langer dan je verwacht of stopt abrupt. Daar heb ik veel van geleerd.
Schrijf je ook poëzie?
Ik heb vroeger veel gedichten geschreven en gelezen. Ik lees het nog steeds graag en denk dat het mijn proza beïnvloedt. Door poëzie werd ik mij ervan bewust wat je met taal kunt doen. Ook in proza kies ik heel precies mijn woorden en let op de klank daarvan. In openingsscène van ‘Rustig met paarden’ zit Arm in een auto. Er ligt oud Iers kleingeld op het dashboard. Toen ik het einde van het verhaal schreef, realiseerde ik mij dat zijn idiote plan om geld te stelen resulteerde in zijn dood. Hij sterft met waardeloze bankbiljetten op zijn schoot. Die cirkel, dat beeld, dat begreep ik pas achteraf.
Wat doe je om dit soort verhalen te kunnen schrijven?
Ik ben opgegroeid in County Mayo, een stadje zoals in het boek. Niets is echt autobiografisch. Maar ik ken die wereld. Glenbeigh, de stad die ik beschrijf, is een compositie van diverse steden en stadjes. Ik woon nu elders, maar er zijn mensen die daar hun hele leven blijven hangen. Ze kennen hun vrienden nog van school, werken in dezelfde fabriek, velen kunnen geen baan vinden, of willen dat niet. Het wordt hun wereld. Ik wilde mensen bestuderen die daarvoor kozen of misschien niet eens wisten dat ze dat deden. Zonder er een oordeel aan te hangen of het uit te gaan leggen.
Bedacht je Glenbeigh om te voorkomen dat mensen zich zouden herkennen?
Dat doen ze toch wel! Mijn vrienden, mijn familie had al snel door op wie ik mijn verhalen had gebaseerd. Maar dat was de reden niet. Glenbeigh is een ruimte waar ik induik, een speeltuin waar mijn fantasie alle ruimte krijgt. Wanneer ik autobiografisch zou schrijven, zou mij dat in de weg zitten. Niet dat ik bang ben om sommige verhalen te vertellen, wel dat het mijn objectiviteit in de weg zou zitten. Het hielp mij met het schrijven. Zodra ik die stad had uitgedacht, kwamen ook de verhalen.
Waarom schreef je het verhaal ‘Wees mijn gast’?
Het is een verhaal over zinloos geweld. Bat is het slachtoffer van een domme weddenschap. Een typisch geval van verkeerde plek en verkeerde tijdstip. Nubbin Tancey verminkt hem voor het leven. En zijn moeder is er wellicht een nog groter slachtoffer van. In plaats van het verhaal te vertellen over die fatale nacht en wat er gebeurde, begon ik met de gevolgen ervan. De getraumatiseerde Bat leeft een routineleven. Hij drinkt te veel, heeft een baan, is ondanks zijn verminking een aardige man gebleven, heeft geen echte vrienden en zeker niet van zijn leeftijd. En zijn moeder leeft met de consequenties ervan. De eeuwige angst dat haar zoon zich het leven zal benemen… Normaal ligt de focus bij dit soort verhalen op het geweld, niet bij de gevolgen die het teweeg brengt. Voor mij werd het verhaal daardoor geloofwaardig. Toen ik het schreef wist ik niet hoe ik het verhaal zou beëindigen. En plotseling kwam ik erop. Ik werk erg langzaam en precies. De vorm van een verhaal vind ik dan vanzelf. Als ik het anders doe, want ik heb het ook weleens anders aangepakt, met een goed eind en uitgewerkte karakters, kom ik er niet uit. Ik moet met vormeloosheid beginnen en moet dus veel herschrijven. Ik doe dat zo lang ik ermee bezig ben. Ik schrijf een paar pagina’s en herschrijf ze.
Hoe krijg je afstand tot wat je schrijft?
Als ik denk dat het klaar is. En dan laat ik het altijd een tijdje liggen. Ook als ik in iets vastloop laat ik het liggen. Dan schrijf ik eerst aan iets anders. Vaak ben ik aan meerdere verhalen gelijktijdig bezig. Dus als het niet lukt is er altijd een ander verhaal. Zo kun je altijd door blijven werken.
Schrijf je iedere dag?
Ja, ik probeer in contact met mijn personages te blijven. Toen ik deze verhalen schreef, was ik niet langer in vaste dienst, ben gaan studeren, was vervolgens werkeloos, werkte daarna ’s nachts in de stad voor een callcenter. Dat was prima, ik werkte van vijf uur in de nacht tot negen uur in de ochtend en had dan de hele dag om te schrijven. Als teenager wilde ik al schrijver worden. Mijn eerst goede verhaal schreef ik pas toen ik 27 jaar oud was. Ik heb nooit gedacht dat ik dit soort verhalen zou schrijven. Misschien moet je eerst afstand tot je onderwerp krijgen… Het duurt lang om dat door te krijgen. Als je hard werkt kun je steeds beter worden, ook technisch. Het grote probleem is dat mensen vaak niet weten waarover ze moeten schrijven.
Wat is het geheim van je verhalen?
Ik heb er veel gelezen, weet hoe ik ze moet lezen en ook hoe ik ze moet schrijven. Verhalen liggen dichter bij gedichten dan een roman. Het gaat om concentratie van de taal. Niets mag er zonder reden in staan. Je kunt zoveel weglaten zonder dat er een gat valt… Ik schrijf en herschrijf, gooi dingen weg en laat een zootje achter. Een vrolijk zootje dat uiteindelijk vorm krijgt.
Peter de Rijk
Colin Barrett – Jonge gasten. Vertaald door Joris Vermeulen. De Bezige Bij, Amsterdam. 240 blz. € 17,90.
Dit interview verscheen eerder op de site van Scriptplus.