Interview: Lucas Zandberg over De vergeten prins
Lucas Zandberg, medewerker van Tzum, bracht dit jaar twee boeken uit. Een remake van zijn debuut dat nu onder de titel Mijn leven is van mij op de markt gebracht werd en de gloednieuwe roman De vergeten prins. De vergeten prins is Willem van Oranje-Nassau, kortweg Wiwill genoemd om hem te onderscheiden van de andere Willem, zijn vader. Wiwill was voorbestemd om koning te worden, maar hij wordt tot schrik van zijn familie verliefd op een gewoon Nederlands gravinnetje. Wiwill probeert zijn zin door te drijven, geholpen door zijn trouwe bediende Johannes, maar de geschiedenis leert dat hij niet succesvol zal zijn.
De vergeten prins is je vierde historische roman. Kunnen we zo langzamerhand de ingrediënten voor een typische Zandberg benoemen: royalty, macht, liefde en een soort verdwazing?
Dat laatste ingrediënt mag men gerust zien als een verbindend element. Graag zelfs. De rest van de opsomming past meer het kitscherige imago dat mijn werk soms lijkt te hebben bij mensen die het niet lezen. Het doet me ook denken aan hoe sommige Couperus-liefhebbers over zijn oeuvre spreken: alles is literatuur, behalve zijn koningsromans en Iskander. Die vinden ze kitscherig, volgens mij vanwege de koninklijke setting. Vanuit dat perspectief heb ik de schijn natuurlijk tegen met drie romans die zich aan hoven afspelen. Vroeger stoorde ik me daar geregeld aan, nu nog maar zelden.
Die schijn heb je inderdaad een beetje tegen. Deze keer speelt ook het standsverschil mee met de bediende Johannes. Er is sprake van een ongelijke vriendschap tussen Wiwill en hem. Heb je overwogen om hem een grotere rol te geven om het contrast nog scherper te krijgen?
Het is grappig dat je dat vraagt, want Johannes’ rol is juist veel groter dan ik eerst had verwacht. Ik introduceerde dit fictieve personage eerst in een bijrol, maar hij eiste een steeds grotere rol op voor zichzelf. Hij is zijn arme milieu ontstegen, maar heeft niets om op terug te vallen. Daarmee vormt hij een tegenstelling met Wiwill die, zoals veel mensen van zijn klasse, geen idee heeft welke obstakels het leven biedt als je zonder zilveren lepel in je mond bent geboren. Ik hoop dat dit Johannes tot een aansprekende figuur maakt in onze tijd van sociale mobiliteit, want standsverschil blijft natuurlijk bestaan.
Een liederlijk rondhoererend zooitje, dat zijn de Oranjes die je beschrijft. Een goudmijn voor een schrijver?
Dat hangt af van de benadering. Wiwill hield van vrouwen en hij woonde in Parijs, dus qua seks kwam hij niets tekort. Een gedetailleerde opsomming van al Wiwills seksuele activiteiten had ik niet bijster interessant gevonden, al zit er meer seks in dan in mijn vorige romans. In die tijd keek niemand er vreemd van op als een rijke man naar een bordeel ging. Dat was een geaccepteerd verschijnsel. En er waren natuurlijk ook veel keurige Oranjes, denk aan Wiwills broer Alexander.
Even wat buiten het boek: kijk je anders aan tegen de koninklijke familie nu, omdat je zo lang bezig bent geweest met de machinaties achter de schermen?
Nee, eerlijk gezegd houdt de huidige generatie Oranjes mij niet erg bezig. Maar veel Nederlanders hebben nou eenmaal behoefte aan de koninklijke familie als verbindende factor en ze zitten mij persoonlijk niet in de weg, dus wat mij betreft blijven ze zolang er genoeg draagvlak blijft.
In het nawoord van je roman schrijf je dat je redacteur het idee aanreikte voor dit boek. Wat was de gedachte die voor jou de doorslag gaf om dit verhaal te vertellen?
Mijn redacteur suggereerde voor de verandering een Nederlandse setting te kiezen. De Oranjes kwamen ter sprake, al had ik daar eerst niet zoveel zin in. Met mijn vorige roman Mayling was ik qua onderwerp een andere weg ingeslagen. Maar ik wilde nu een kleiner verhaal schrijven, minder focus op de geschiedeniskundige ontwikkelingen, meer op de ontwikkeling van de personages. Over Wiwill is verrassend weinig bekend. Dat bood mij de kans om het verhaal rondom zijn liefde voor Mathilde vrij in te kleuren. Het was alsof ik werkte met een vrijwel leeg canvas waarop alleen de contouren van mijn hoofdpersoon zichtbaar waren. Dat was een nieuwe ervaring.
Deze keer heb je inderdaad maar een deel van het leven genomen om te beschrijven, terwijl je in de vorige boeken het complete leven van je hoofdpersonen overzag. Wat levert je dat als schrijver op?
Veel meer vrijheid, vooral om te experimenteren, meer durven af te wijken van de feiten. De diverse verhaallijnen zijn compleet fictief of zeer losjes op de waarheid gebaseerd. Johannes is bijvoorbeeld een compleet fictieve figuur. Ik wil me blijven ontwikkelen als schrijver. Qua aanpak moest het niet meer van hetzelfde worden.
Een groot deel van het boek is fictief, maar hoe ben achter de etiquette van die tijd gekomen? En in hoeverre moet je daar getrouw aan blijven?
Voor ik aan dit boek begon, had ik een periode dat ik veel negentiende-eeuwse literatuur las en ik heb voor dit boek de stijlkamers in het Museum Willet-Holthuysen en andere vergelijkbare musea bekeken. Ik had natuurlijk al eerder over de aristocratie in de negentiende eeuw geschreven, dus dat scheelde. Ik heb meer research moeten doen voor de scènes over de leefomstandigheden van Johannes’ arbeidersfamilie. Het beschrijven van die armoede was grotendeels nieuw voor mij. Je moet niet doorslaan in het getrouw weergeven van zulke feitelijkheden. Dan wordt het zo stijfjes allemaal, één van de valkuilen van dit genre.
Het grappige is dat in De gevleugelde van Arthur Japin en in jouw boek een bijrol is weggelegd voor de actrice Sarah Bernhardt en dat beide boeken voor een deel in Parijs spelen. Toeval natuurlijk, maar voel je je verwant met de schrijver Japin?
Ja, tenslotte zijn er niet zo veel mannelijke schrijvers in Nederland die hetzelfde genre frequent beoefenen. Van mijn eigen leeftijd kan ik geen enkel voorbeeld noemen. Ik vind het knap hoe Arthur een klein uitgangspunt kan uitbouwen tot een complete historische roman. Die scène is inderdaad een grappig toeval. Ik vond het overigens heel fijn dat De Volkskrant de openingsscène van mijn roman, waarin Wiwill Sarah verleidt, heel sterk noemde. Op zo’n compliment kan ik een hele tijd teren.
Achterin het boek bedank je ook nog Lex Jansen. In hoeverre is hij als oud-uitgever van De Arbeiderspers nog betrokken bij je boek?
Door mijn vaderschap en een latere, daarmee niet samenhangende burn-out heb ik veel langer aan De vergeten prins gewerkt dan aan mijn eerdere romans. Lex was nog de uitgever toen ik aan het boek begon en hij was daarom één van de eerste lezers van het manuscript. Het was Lex die me binnenhaalde bij de uitgeverij en met mijn redacteur in contact bracht. Daarvoor ben ik hem nog steeds dankbaar.
Het is altijd wat onwellevend bij een interview alweer te vragen naar een volgend boek, maar ik ben benieuwd of je weer een historisch onderwerp onder handen hebt.
De remake Mijn leven is van mij en De vergeten prins hebben het goed gedaan, maar ik heb lange tijd dubbel de leegte gevoeld die steevast volgt op de publicatie van een nieuw boek. Na de tevredenheid is er altijd het gemis aan het project zelf. Inmiddels heb ik een idee voor een historische roman, overigens met een niet-aristocratische setting, waarin ik mijn grenzen verder wil verleggen. Gelukkig ben ik geen thrillerauteur die elk jaar een nieuw product moet afleveren, dus ik zou mijn adem niet inhouden.
Coen Peppelenbos
Lucas Zandberg – De vergeten prins. De Arbeiderspers, Amsterdam. 224 blz. € 18,99.
(foto auteur: © Natasja Veld)
Opnieuw een Oranje die als literair personage voor het voetlicht gesleept wordt. Na recente verschijning van ‘IV’ van Arjen Lubach, ‘Spel’ van Wladimir Arn en het (letterlijk) vernietigende ‘De wraak van Vondel’ van Frank van Pamelen, hield ik mijn Oranjegezinde hart vast. Wat lezenderweg gelukkig niet nodig bleek, want Lucas Zandberg beschreef ‘zijn’ Wiwill en diens relaties met vrouwen ‘van mindere stand’ met vriendelijke pen. Ik heb van dit boek genoten en kan het iedereen die in de (kantlijn)geschiedenis van ons vorstenhuis geïnteresseerd is van harte aanraden. Ik kijk al uit naar de volgende Zandberg.