Recensie: Kent Haruf – Onze zielen bij nacht
Een delicaat afscheid
Een dag nadat de Amerikaanse ‘small town’ schrijver Alan Kent Haruf (1943 – 2014) het typoscript van zijn nieuwe roman bij zijn uitgever ingeleverd had, overleed hij toch nog onverwacht aan een longkwaal. Het geeft een extra dimensie aan de hartverwarmende en ergens toch ook wrede vertelling die in het Nederlands zojuist onder de titel Onze zielen bij nacht is verschenen.
Net als in zijn eerdere romans speelt ook deze apotheose zich af in het denkbeeldige stadje Holt in Oost-Colorado, gebaseerd op Yuma waar Haruf in het begin van de jaren tachtig woonde. Addie Moore is net zeventig, maar al jaren weduwe. De buurman van twee huizen verderop, generatiegenoot Louis Waters, leeft ook al een tijd alleen nadat zijn vrouw door ziekte is weggekwijnd. In de decennia dat ze in dezelfde straat wonen hebben ze nooit meer dan de gebruikelijke humbug uitgewisseld. Ja, Louis maaide de laatste jaren wel het gazon van Addie en maakte haar stoep schoon als het gesneeuwd had.
Op een middag komt Addie bij Louis langs en doet hem een voorstel waarvoor moed vereist is. Ze vraagt of hij wil komen slapen om de eenzaamheid te verdrijven die haar vooral ’s nachts kwelt. Als je toch al wakker ligt kun je dat net zo goed met z’n tweeën doen. Het is vooral de intimiteit van woorden die ze beiden blijken te missen. Louis komt, met zijn pyjama en tandenborstel in een bruine papieren zak – als ware het een fles sterkedrank die in het openbaar moet worden afgeschermd – achterom zodra het donker is. Als zouden ze iets illegaals doen. Haruf weet met weinig woorden de aarzeling, het ongemak en ook de sterke onderhuidse behoefte aan warmte, aan menselijkheid te schetsen.
Addie wil dat Louis, indien hij het aandurft om hun afspraak vervolg te geven, gewoon bij daglicht via de voordeur komt. Ze heeft er – een heroïsche daad in een kleine gemeenschap – genoeg van om rekening te houden met de algemene opinie, met wat de buren zullen zeggen. Ze doen niets verkeerd, zijn beiden toch al geruime tijd volwassen. Hun verhouding is strikt platonisch. Ze zoeken en vinden troost bij elkaar, delen hun angsten en verwachtingen. En ja, ze hebben nog toekomstdromen, willen nog niet achter de geraniums gaan zitten.
Maar allengs gaan ze over de tong. Haast gewoontegetrouw wordt er schande over hen gesproken. Vooral in een kleine gemeenschap wordt elkaar nu eenmaal weinig gegund. Grootmoedigheid is doorgaans ver te zoeken. Jaloezie en achterklap. Ze trekken er zich – goed zo – niets van aan. Beleven mooie dagen, komen steeds gemakkelijker de nachten door.
Er wordt van Haruf gezegd dat zijn schrijfstijl lijkt op die van onder meer Richard Russo. Daar valt wat voor de zeggen. Beide auteurs hebben de kracht van het kleine, van het rurale gemeen, hebben al vroeg ontdekt dat ze hun geboorte-, woon-, geestgronden niet hoeven te verloochenen om grootse literatuur te kunnen schrijven. De emoties worden in kleine gemeenschappen bijna als vanzelf uitvergroot. Haruf is, nog meer dan Russo, een schrijver van de kleine, maar zeer effectieve wending. Zijn teksten komen heel open over, maar tussen de regels door broeit er van alles. Het is de kracht van het laconieke, van het dermate onnadrukkelijk schetsen van intermenselijke strubbelingen dat ze juist extra beklijven.
De lezer krijgt af en toe via de bedgesprekken heel soepeltjes kleine signalen over wat er in beide huishoudens is gebeurd, welke levensbepalende trauma’s zich hebben afgespeeld. Deze roman heeft een aangenaam ongeforceerde constructie, is heel natuurlijk. Grote kunst is altijd ongekunsteld.
Addie en Louis hebben het goed samen. In de zomer passen ze op Addie’s kleinzoon Jamie van zes. Het jongetje bloeit – mede ook door de aanschaf van een hond uit het asiel – helemaal op. Jamie is dol op oma én op Louis. Jamie’s ouders hebben een knipperlichtrelatie en maken vaak in zijn aanwezigheid ruzie. Maar de zoon van Addie is mordicus tegen de relatie van zijn moeder, zoals ook al eerder de dochter van Louis haar vader sterk moraliserend had toegesproken. De kinderen die het zogenaamd beter weten, die hun ouders – beslist nog niet kinds geworden – als kleuters behandelen. Hoe halen ze het in hun hoofd?
Aanvankelijk trekken Louis en Addie zich er gelukkig niets van aan, maar dan heeft de zoon nog een wreed pressiemiddel achter de hand. Addie mag haar kleinzoon niet meer zien – en bovendien zou de hond van Jamie worden afgenomen – als ze geen einde maakt aan haar avontuur met Louis. Iets wat duidelijk is ingegeven door de manier waarop Addie’s zoon door zijn eigen vader is behandeld. Maar… je kun lichamen scheiden, maar sterk verwante zielen niet. En dat is zeer troostrijk. Addie en Louis weten, hebben er al vrede mee gevonden, dat het leven nooit verloopt zoals je het had gedacht, had gewenst. De kinderen, de in deze roman waarlijk te betreuren zielen, denken nog dat ze het lot in eigen handen kunnen nemen, kunnen afdwingen zelfs.
Onze zielen bij nacht is een delicaat afscheid van de schrijver Haruf, het is een eerlijke, uiterst oprechte roman over eenzaamheid – op de oude dag, maar even goed bij de kinderen, al beseffen ze dit nog niet volledig – over opgelegde schuld en schande, over warmte, menselijkheid, over moed én over zelfbeschikking tot het uiterste.
Guus Bauer
Kent Haruf – Onze zielen bij nacht. Vertaald door Irving Pardoen. Hollands Diep. 176 blz. € 19,98.